I
74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
heel weinig Soc. Dem. zijn geweest. Het komt hem
voor, dat uit dit antwoord blijkt dat bij de beoordeeling
van de geschiktheid zeer zeker wèl naar een bepaalde
richting wordt gekeken en hij vraagt of dit inderdaad
juist is.
De heer Vromen heeft den laatsten tijd den indruk
gekregen, dat het colporteeren met partijbladen, vooral
op Zaterdagavond en in t bijzonder, wanneer dit door
de betrokken partijen in handen wordt gegeven van
weinig bezadigde leeftijdsgroepen als opgeschoten jon
gens, aanleiding geeft tot moeilijkheden voor het voet
gangersverkeer en verstoring van de openbare orde.
Hoewel hij in het algemeen tegen het uitvaardigen van
verboden is, vindt hij wel dat, wanneer dit colporteeren
aanleiding geeft tot relletjes, dit dient te worden be
perkt of verboden, waarom hij het Hoofd van de Politie
daarop zou willen attendeeren.
De Voorzitter antwoordt dat, wat het aantal adjunct
inspecteurs betreft, Leeuwarden in vergelijking met an
dere gemeenten niet aan den hoogen kant is.
Waar de heer Balk heeft gezegd dat hier maar 4
Katholieken bij de politie zijn (spr. meende zelfs dat het
maar 1 was) en er dus noodig een paar Katholieken bij
moeten komen, zegt spr. dat hij deze moeilijk kan be
noemen als hij niet weet wat de sollicitanten zijn. Al
vraagt spr. hun wel van welke politiek ze zijn en van
welk geloof, er zijn er bij, die, omdat ze niet weten wat
spr. is, liberaal of kerkelijk, hebben „gedoken'Er zijn
wel politieke richtingen, waarvan spr. de aanhangers
niet in dienst wil hebben.
Over het colporteeren met partijbladen is verschil
lende keeren in het college gesproken, maar zoolang er
geen ernstige klachten binnen komen, staat de meerder
heid van B. en W. op het standpunt dat het alleen in
het uiterste geval moet worden verboden.
Mocht het ernstige ordeverstoringen tengevolge heb
ben, dan zal spr. niet nalaten het colporteeren te ver
bieden, zij het dan alleen voor die speciale straten, waar
het het meeste gebeurt, zoodat de buitenwijken er wel
buiten zullen blijven.
De heer Ritmeester (wethouder) merkt naar aanlei
ding van hetgeen in de Fin. commissie is opgemerkt
over de post „wapening" op, dat hij heeft gezegd dat
het zou zijn voor aanschaffing van sabels en, zooals de
Comm. van Politie had medegedeeld, voor ammunitie
en deze kost nu eenmaal vrij veel geld. Wanneer men
den agenten revolvers geeft, dan doet men het beste
hun goed te leeren schieten, want anders raken ze de
verkeerde. B. en W. achten deze post dan ook noodig.
De Voorzitter merkt op, dat uit dezen post de schiet-
patronen worden betaald en ook enkele oefeningen
worden hieruit bestreden.
De grootste post die hierin zat, was, zooals de Mem. v.
Antw. aangeeft, de vervanging van de oude sabels door
nieuwe, en spr. wil niet ontkennen, dat het inderdaad
beter was dat het gebeurde. Deze post zou nu weer op
het oude bedrag kunnen komen, waaruit dan de oefe
ningspatronen konden worden betaald en ook een paar
nieuwe sabels. Spr. heeft boven een model liggen van
de oude sabels, die noodig vervangen moeten worden,
omdat ze dit bezwaar hebben, dat zij erge slijtage aan
de kleeren veroorzaken. Het gevest is eigenlijk scher
per dan de werkelijke sabel, waardoor de kleeren heel
vaak aan den binnenkant worden beschadigd.
De heer Van der Schoot vraagt omdat in het bedrag
voor wapening een bedrag voor oefeningen zit, of er
hier in Leeuwarden voor de politie gelegenheid is om
te oefenen.
De Voorzitter antwoordt, dat de schietbaan voor het
schieten afgekeurd is, maar er is geen bezwaar tegen
dat, zoolang de zaak daar zoo is, er geoefend wordt
vlak voor den kogelvanger. Op een afstand van 10 M.
kan er met revolvers nog wel geschoten worden.
Volgnos. 238—-307 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 308. Kosten van de veemarkt f 33.247.32.
Den heer Weima is het opgevallen, dat er een vrij
hooge post is uitgetrokken voor de veeartsen, die Vrij
dags hun diensten bewijzen, terwijl de markt beduidend
achteruit loopt. Spr. geeft B. en \V. in overweging eens
na te gaan of het ook mogelijk is een veearts minder te
nemen.
De heer Ritmeester (wethouder) merkt op, dat het
1 aantal veeartsen sedert verleden jaar met 1 verminderd
is. Omdat men bij den aanvoer spitsuren heeft en er
bij eiken ingang een veearts moet zijn, moet men op het
oogenblik 7 veeartsen hebben. Spr. belooft dat onder
zocht zal worden of op dezen post nog meer bezuinigd
kan worden, maar hij twijfelt of het inderdaad mogelijk
is.
Volgnos. 308345 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 346. Jaarwedden en wedden der onderwij
zers f 313.525.65.
De Voorzitter doet lecture van het hierbij aan de
i orde te stellen voorstel van de heeren Terpstra, Buiel
j en Feitsma, betreffende de afschaffing van de boven-
tallige onderwijzers.
De heer Terpstra meent dat de poging, die de wet
houder van Ondewijs gisteren heeft aangewend en
welke ten doel had spr. en de zijnen te overtuigen van
het verkeerde van hun voorstel, is mislukt. Spr. is door
de gegevens van den heer Botke versterkt in zijn aan
vankelijke idee, dat men ten opzichte van deze zaak
inderdaad op een tè grooten voet leeft. Waar echter
daarna de weth. van Fin. voldoende duidelijk voor de
onderteekenaars van dit voorstel heeft verzekerd, dat
deze zaak straks in het college goed zal worden beke
ken en waar spr. en de zijnen overtuigd zijn, dat de
afschaffing van de boventallige onderwijzers op dit
oogenblik een droeve noodzakelijkheid is, waarmee
echter absoluut geen vitaal onderwijsbelang wordt aan
getast, trekt hij op grond hiervan zijn voorstel in, in
J de hoop dat het college straks in deze richting zal be-
1 sluiten.
De heer Vromen vindt het heel mooi dat de heer
j Terpstra zijn voorstel intrekt, maar het lijkt hem beter
het voorstel te handhaven en het om praeadvies naar
B. en W. te zenden,omdat het anders mogelijk is, dat
men er niets meer van hoort, te meer waar de weth.
van Ond. uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven, dat z. i.
de vitale belangen van het onderwijs door deze afschaf
fing aangetast zouden worden. Spr. heeft ook een eigen-
aardigen indruk gekregen dat in de rede van den wet
houder werd gesproken over 19 boventallige onderwij
zers, terwijl in de stukken wordt gesproken van 6.
Waar er blijkt dat er in den boezem van B. en W.
geen overeenstemming over dit punt is, lijkt het spr.
beter dat dit voorstel eerst om praeadvies gaat.
De heer Terpstra zegt, dat hij en de zijnen met deze
intrekking juist hadden willen duidelijk maken, dat het
hun absoluut niet te doen is om het openbaar onderwijs
te krenken. Waar de wethouder van Onderwijs heeft
verzekerd dat dit er achter zit, stellen spr. en de zijnen
j er prijs op te verklaren, dat dit absoluut niet het geval
is. Dit kan trouwens ook niet gezegd worden, omdat,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 75
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
wanneer dit belangrijke instituut voor het openbaar
onderwijs wordt afgeschaft, dit ook automatisch het ge
val zal zijn over 1 of 2 jaren bij het bijzonder onderwijs
en misschien wil het bestuur van de bijzondere scholen
iets van zijn recht, om de boventallige onderwijzers nog
2 jaar vergoed te krijgen, laten vallen.
Hoe het ook zij, spr. en de zijnen trekken het voor
stel in, omdat zij veel vertrouwen hebben in het gansche
college en dat men van die zijde zal doen wat er ge
beuren moet, omdat op het gebied van het onderwijs
moet en kan worden bezuinigd, alleen spr. stelt er
prijs op dit te verklaren zonder aantasting van de
vitale belangen van het onderwijs.
Het voorstel Terpstra-c. s. is ingetrokken.
De Voorzitter verklaart namens het college, dat deze
zaak een punt van ernstige overweging zal uitmaken.
Volgnos. 346380 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 381. Aanschaffen en onderhouden van
schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften
f 3.270.62.
De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het voorstel
van de heeren Terpstra, Van der Schoot, Stobbe en
Hofstra, luidende als volgt:
„Ondergeteekenden stellen aan de orde het voorstel
van ouders, wier inkomen hooger is dan 1800.
geen gratis leermiddelen te verschaffen voor het be
zoeken van de U. L. O.-inrichtingen.
Op een desbetreffende vraag van mevr. Buisman
Blok Wijbrandi antwoordt de heer Terpstra, dat zijn
fractie het voorstel wenscht te handhaven, aangezien zij
er van overtuigd is dat op dezen post sterk kan worden
bezuinigd.
De heer Botke (wethouder) is van oordeel, dat op
dezen post van 3270.62 geen duizenden, zooals de
heer Terpstra meent, kunnen worden bezuinigd. Wat
bedoelt de heer Terpstra echter met dit voorstel? Be
doelt hij alleen de boeken of ook de gewone leermid
delen en wil hij het toepassen op alle ouders gelijkelijk
of in aanmerking nemen het aantal kinderen dat de
ouders hebben Aangezien bij de progressieve school
geldregeling voor de Avondhandelsschool en de Gem. H.
B. S. en H. H. S. wel onderscheid is gemaakt tusschen
leermiddelen en boeken en in het thans aanhangige
voorstel ook niets is bepaald omtrent het aantal kin
deren, zou spr. den heer Terpstra willen voorstellen het
voorstel in handen van B. en W. te stellen om prae
advies, zoodat B. en W. eerst de zaak onder oogen
kunnen zien, om daarna een voorstel aan den Raad te
doen.
De heer Terpstra zegt, dat het niet alleen gaat om
dezen post, maar dat hetgeen men hierop bespaart, ook
wordt bespaard op het bijzonder U. L.-onderwijs,
waardoor het een zeer belangrijk bedrag wordt. Spr. s
fractie plaatst zich op het standpunt, dat men geen
enkele afdeeling van de gemeentelijke huishouding, wat
betreft de bezuiniging, moet uitzonderen. Hetgeen voor
de openbare scholen geldt, geldt automatisch ook voor
de bijzondere, hetgeen spr. met een voorbeeld illustreert.
Ook heeft een vooraanstaand persoon van de partij,
waartoe de heer Botke behoort, gezegd, dat, wanneer
men meent dat sterk moet worden bezuinigd, het over
weging verdient er nu reeds mee te beginnen, opdat de
hiaten later niet te groot zijn.
De heer Ritmeester (wethouder), die zich volkomen
in den gedachtengang van den heer Terpstra kan ver
plaatsen, wijst er op, dat men niet moet vergeten dat
het reeds Maart is en dat dit voorstel dus pas bij het
nieuwe leerjaar gaat werken. Waar er werkelijk haken
en oogen aan zitten, zou spr. in overweging willen ge
ven het voorstel om praeadvies naar B. en W. te laten
gaan, opdat zij een volledig overzicht kunnen geven.
De heer Terpstra wil nogmaals een bewijs geven van
het groote vertrouwen dat hij in B. en W. heeft en
vereenigt zich ermede, dat het voorstel om praeadvies
gaat.
Het voorstel-Terpstra c.s. wordt in handen van B. en
W. gesteld om praeadvies.
Volgnos. 381416 worden onveranderd vastgesteld.
Par. 6 (Volgno. 417). Openbaar voorbereidend
lager onderwijs.
De heer Feitsma, die zich, na de rede van den wet
houder van Financiën, kan vereenigen met de door
dezen gedane belofte dat een onderzoek zal plaats
hebben, dient, ter bekrachtiging van de door hem geuite
wenschen, mede namens den heer Terpstra het vol
gende voorstel in
„Ondergeteekenden, gehoord den wethouder van
Financiën, kunnen zich omtrent het Bewaarschool-
onderwijs tevreden stellen met diens belofte, indien
bij het beloofde onderzoek ook onder de oogen wordt
gezien de vraag van eventueele overdracht aan het
particulier initiatief, zoo noodig met eenige subsidie
per leerling."
De Voorzitter merkt op, dat het voor den Raad moei
lijk zal gaan er over te stemmen of de heeren Feitsma
en Terpstra zich tevreden stellen met de belofte van
den wethouder.
De heer Vromen is het met den Voorzitter eens, dat
het voorstel niet zeer elegant is. Bovendien is gisteren
uitvoerig gesproken over de verhouding van het college
en den Raad. Een wethouder is wettelijk gesproken
niemand en de Raad heeft met het geheele college te
maken. Beter ware het dan ook geweest B. en W. in
overweging te geven bij hun onderzoek naar de bezui
nigingsmogelijkheden bij het voorbereidend lager onder
wijs, onder de oogen te zien de vraag van eventueele
overdracht aan het particulier initiatief, zoo noodig met
eenig subsidie per leerling.
De heer Feitsma zegt, dat de voorstellers met een
zoodanige wijziging accoord gaan.
De heer Ritmeester (wethouder) zegt, dat nu B. en
W. een ernstig onderzoek hebben toegezegd, zij ook
beloven met den in dit voorstel geuiten wensch reke
ning te zullen houden.
De Voorzitter leest het gewijzigde voorstel voor, dat
thans luidt als volgt
„Ondergeteekenden verzoeken bij het beloofde
onderzoek van het Bewaarschoolonderwijs, ook on
der de oogen te zien de vraag van eventueele over
dracht aan het particulier initiatief, zoo noodig met
eenige subsidie per leerling."
De heer Botke (wethouder) is van meening, dat het
bewaarschoolonderwijs niet moet worden overgegeven
aan het particulier initiatief, omdat het onderwijs in
kwaliteit naar beneden zal gaan en de minder draag
krachtige gemeentenaren zullen worden gedupeerd.
De heer Muller sluit zich aan bij hetgeen de heer
Botke heeft gezegd. De minst gesitueerden, die het be
waarschoolonderwijs het meest noodig hebben, worden
gedupeerd, omdat de tarieven van de particuliere scho
len meestal zoo hoog zijn, dat zij hun kinderen daar niet
heen kunnen sturen. Nu B. en W. een onderzoek heb
ben toegezegd en bovendien de heer Feitsma lid is van