32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 1933 nog niets kan worden gezegd, komt spr. toch bui tengewoon eigenaardig voor. Ofschoon hij weet dat er verschillende factoren zijn, welke men nog niet kan ramen, toch is hem meegedeeld door een lid van het college van B. en W. uit een andere gemeente, dat door de Regeering Rijkssteun wordt verleend langs vaste lijnen en daarom lijkt het hem vreemd dat daarvan niets valt te zeggen. Vooral met het oog op zijn vrees dat de tijd van de batige saldi voorbij zal zijn, dringt spr. er alsnog op aan om zoo mogelijk iets omtrent de waar schijnlijke uitkomsten van 1933 mede te deelen. Met het denkbeeld om een zekere progressie te bren gen in de verlaging van de salarissen en loonen kan spr. fractie zich absoluut niet vereenigen, omdat, waar de hoogere salarissen daardoor meer zullen worden in gekrompen dan de lagere, dat in lijnrechten strijd is met het denkbeeld van die fractie, dat waar sinds 1926 de loonen van de arbeiders tot het 3-voudige zijn ge klommen en de salarissen van de ambtenaren maar tot het 2-voudige, de billijkheid zou meebrengen dat op de salarissen een kleinere korting zou worden toegepast dan op de loonen. Spr. fractie zal te dien opzichte geen voorstel doen, maar zij kan zich in geen enkel opzicht vereenigen met het denkbeeld om het tegenovergestelde te doen. Het ook reeds vroeger door spr.'s fractie geopperde denkbeeld onder punt 7 van het Sectieverslag om een afzonderlijk G. O. voor ambtenaren en voor werklieden in te stellen, hebben B. en W. totaal laten zwemmen, waarom spr. vraagt of dit denkbeeld bij hen ook ter sprake is gekomen en of zij daaromtrent ook een be paald standpunt innemen. Dat B. en W. in de Mem. van Antw. zeggen niet het verband te voelen tusschen groote overschotten en de uitgaven, die worden gedaan, komt spr. onbegrij pelijk voor, omdat het toch duidelijk is dat, hoe grooter de overschotten zijn, hoe gemakkelijker men er toe ge neigd is om grootere uitgaven te doen. Dat is dan ook altijd het bezwaar van spr. fractie geweest tegen die groote overschotten. Het antwoord van B. en W. op de in de secties ge maakte opmerking omtrent eventueele voortzetting van het werk der Gezondheidscommissie is spr. ten eenen- male onverklaarbaar. Als B. en W. in den langen tijd van het bestaan van die commissie niet de overtuiging hebben gekregen dat daaraan behoefte bestond, dan zal die overtuiging bij hen thans zeker niet meer komen. En gezien de verhouding, die er bestond tusschen het Gemeentebestuur en de Gezondheidscommissie, die n.l. bijna nooit om advies werd gevraagd, zou spr. kunnen denken, dat deze mededeeling wijst in een richting, dat B. en W. de Gezondheidscommissie absoluut niet wil len, maar als dat het geval is, had hij het beter gevon den dat dit dan maar vierkant was gezegd. De heer Terpstra, zijn rede voortzettende, wil, voor hij verder gaat, de verklaring afleggen, dat hetgeen hij hedenmorgen heeft gezegd, absoluut geen aanmerking op het beleid van B. en W. bedoelde te zijn. Spr. heeft duidelijk willen maken dat, hoewel de toestand op het oogenblik ook ernstig is, deze in 1935 nog ernstiger zal zijn en dat men kan zeggen de nood is ons opgelegd. Bezuiniging moet in de eerste plaats gezocht worden in vermindering van uitgaven, al bestaat daarvoor een limiet, en pas wanneer hieraan een eind is gekomen, kan men overgaan tot een mogelijke verhooging van belasting, maar niet omgekeerd. Want die tactiek heeft naar spr. oordeel fiasco geleden en heeft tot verkeerde, ja zelfs tot onnoodige en onnutte, uitgaven geleid. De tijd van simpel geloof in een spoedige verbetering is totaal voorbij en dus geen bezuinigingen meer op papier, maar werkelijk effectieve bezuinigingen, die, waar het eenigszins mogelijk is, het geld in het laatje houden. Onze huishouding moet op veel lager niveau worden gebracht en meerdere onnoodige groote belastingen of lasten, in welken vorm ook, zijn ongeoorloofd, omdat ze het sterk gedaalde volksinkomen en volksvermogen dubbel zwaar drukken. Die lasten vernietigen de laatste resten van onzen financiëelen weerstand; zelfs de heer Vliegen schrijft dat de kapitalistische klasse en de mid denstand door zware slagen worden getroffen en dat het gezondhouden van de financiën der gemeenten van meer belang is dan het behoud van een boven het le venspeil liggende loonstandaard. Bezuiniging zal moeten plaats vinden bij het lager onderwijs, in de eerste plaats bij het lager- en bewaar- schoolonderwijs. Wat het lager onderwijs betreft, de ernst der tijden is, naar spreker meent, niet in staat geweest B. en W. te dwingen eenige belofte of toezegging van belang te geven en hij hoopt dat men niet zal wachten tot straks de hooge heeren bij eventueel verlies van onze zelf standigheid ons dwingen de boventallige onderwijzers af te schaffen. Want al waren er vroeger 20 en nu nog maar 6 boventallige onderwijzers, die 6 kosten de ge meente 16.000.en daarbij gevoegd het bedrag, waar het bijzonder onderwijs in dit geval recht op heeft, dan is dat een belangrijk bedrag, dat bezuinigd kan worden zonder het onderwijs in de kern aan te tasten. Is het verder niet mogelijk, zooals in meerdere plaat sen gebeurt, de klassen aanmerkelijk te vergrooten en waarom moeten aan de leerlingen van de U.L.O.-scholen gratis leermiddelen worden verstrekt Zijn de hooge uitgaven voor dit onderwijs goed besteed in vergelijking met het geld dat voor de Midd. Meisjesschool wordt uitgegeven? Als het noodig is die school op te heffen, zal spr. zijn stem daaraan geven, maar hij gelooft dat eerst nog op andere wijze kan worden bezuinigd en hij zag graag een commsisie benoemd om deze zaak te onderzoeken. Wijzende op het verschil in exploitatiekosten van verschillende scholen in verschillende gemeenten, is spr. van oordeel dat ook hierop bezuinigd kan worden; dit geldt voor de openbare zoowel als voor de bijzon dere scholen, zoodat het mes dus aan 2 kanten snijdt. Ook is verhooging van het schoolgeld een, misschien niet mooi, middel om de inkomsten te vermeerderen. Met nadruk wijst spr. nog eens op de bezwaarscholen, waar de kinderen toch alleen maar worden bezig ge houden en waar onderwijs contrabande is. De kosten per leerling bedragen 100.per jaar, zoodat die van de Midd. School voor Meisjes vergelijkenderwijs niet eens zooveel hooger zijn Naar spr.'s meening is bezuiniging niet alleen plicht, maar kan het ook, terwijl dan tevens ruim baan aan het particulier initiatief wordt gegeven. In verscheidene gemeenten zijn krachtige maatregelen genomen (40 salariskorting, opheffing van een der scholen, keuze tusschen wachtgeld of wer ken voor wachtgeld), eenvoudig omdat men zich deze luxe niet meer kan permitteeren. Zij die een andere meening zijn toegedaan moeten nu doen, wat sprekers fractie heeft gedaan ten opzichte van de Herv. bewaar school en de Chr. Industrieschool. Is het wel rechtvaar dig om in deze dagen met stoicijnsche kalmte door te gaan in strijd met het algemeen belang op kosten van de gemeenschap Spr. doet een ernstig beroep op het rechtsgevoel van den weth. van Ond., om iets meer te handelen in den geest als de wet voorschrijft, want nog geniet Leeuwarden van het scheppende licht der vrij heid, maar in de verte dreigt het zwarte spook der ge bondenheid. De volle zeilen moeten gereefd, ook al zal het het college moeite kosten en spr. twijfelt er niet aan dat ook bij de overzijde het gezond verstand boven zal komen en zij hem en de zijnen zullen volgen. Ten aanzien van de kwestie „eigen beheer" is spr. van oordeel, dat deze zaak wel eens al te lichtvaardig behandeld wordt. De overheid bestrijdt hier de parti culieren, met geld door de burgers zelf opgebracht, een concurrentie, die voor de overheid heel gemakkelijk, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 33 maar zeer onbillijk is. Voor dit ethische bezwaar moet z. i. alles wijken, terwijl bovendien het rapport van den Dir. der G.W. hem niet de overtuiging heeft kunnen geven, dat uitvoering in eigen beheer voor de gemeente voordeeliger isalle in den overgelegden staat ge noemde werken hadden even goed door particulieren kunnen worden uitgevoerd. Voorts heeft het sprekers aandacht getrokken dat bij aanbesteding steeds dezelfde personen in aanmerking komen, waarom hij op billijkheidsgronden in overweging geeft een rouleersysteem toe te passen. Spr. critiseert de houding van de fractie van den Vrijheidsbond in het midden van 1933, toen de Rechtsch-Prot. fractie hier opkwam voor haar rechten op bewaarschoolonderwijs en een Christ. Industrie- en Huishoudschool. De houding van die politieke partij, die den mooien naam draagt van Bond voor vrijheid, recht en orde, heeft spr. toen diep teleurgesteld. Ook de S. D. A. P. is nog niet waar zij moet wezen. Zij beweert steeds dat zij voor de rechten van de min derheden opkomt, maar wat moet men dan denken van de houding van die fractie bij de benoeming van een Raadslid in een commissie voor de Ambachtsschool Toen er was besloten in die vacature een Katholiek aan te wijzen, heeft zij niet het hooge standpunt ingenomen, dat die partij haar eigen candidaat zou mogen aanwij zen, maar heeft zij den euvelen moed gehad om te zeg gen wij willen deze niet, maar die wèl De heer Van Kollem: En wat hebben Uw partijge- nooten gedaan bij de wethoudersverkiezing van mevr. Bruins De heer Terpstra: Als U zoo laag staat op de maatschappelijke ladder, dat U zich beroept op die fout, dan wil ik daar niet verder met U over spreken. Op het antwoord op vraag 1 in het Sectieverslag, dat de Raad, als eenmaal door hem een besluit is genomen, verantwoordelijk is, wil spr. niets afdingen, maar hij stelt toch de vraag, als hij den Raad en het college van B. en W. gezamenlijk mag vergelijken met een trein wie heeft bij eventueele voorstellen de rails gelegd en wie vormen dan in den trein de locomotief Natuurlijk B. en W„ want die komen met de voorstellen. Spr. acht dat beeld zeer juist en daarom gaat het niet aan om te zeggen de Raad is na het eventueel besluit verant woordelijk. Want heeft er een eventueel déraillement plaats, dan wilde spr. in deze zaal wel eens hooren, hoe men daarover zou spreken en denken. Het komt dus eigenlijk niet te pas om in een officieel stuk een der gelijke ernstige zaak zoo te behandelen. De heer B. Molenaar is niet erg beroerd door het betoog van den heer Terpstra, vooral niet, toen deze het over den ouden Rabbijn had, die sprak het zwijgen is de omheining der wijsheid. Want spr. heeft dat zoo begrepen, dat de wijsheid over het algemeen niet veel spreekt maar zwijgt. Spr. kan in zooverre het begin van het betoog van den heer Oosterhoff onderschrijven, dat hij hoopt dat men hier althans eenstemmigheid zal krijgen ten op zichte van de zeer ernstige moeilijkheden, die zich hier voor zeer belangrijke instellingen voordoen. Spr. geeft een beschouwing over den algemeenen toestand, die nog steeds slecht is, de werkloosheid, het jonge geslacht, dat geen uitkomst meer ziet en een ge makkelijke prooi wordt van communisme en fascisme en de steeds kleiner wordende koopkracht mede als gevolg van de zwaar drukkende indirecte belastingen, die bijna 55 van de belastingopbrengst uitmaken die ook ten nadeele komt van den handeldrijvenden middenstand. Aan de fractie, die in de secties de ge dachte heeft gewekt alsof eerder ingevoerde bezuini gingen onze gemeente voor deze moeilijkheden zouden hebben bespaard, schijnt het nog altijd te ontgaan, dat de economische ontwrichting een veel diepere oorzaak heeft, dan dat zij is op te lossen door het alleenzalig makende middel van bezuiniging en loonsverlaging. Spr. wijst in verband hiermee op wat bij het loondebat in 1929 in de Handelingen van 17 Dec. door den heer Oosterhoff (pag. 223, 2e kolom) en door den heer M. Molenaar (pag. 238, 2e kolom) is gezegd en hij vraagt aan de fractie van den V.B.ziet gij ook thans nog niet in, dat het met zooveel taaiheid door U verdedigde maatschappelijke stelsel onherroepelijk tot deze ont wrichting moet leiden Spr. partij wil in tegenstelling met den V.B. niet eerder meegaan in het verlagen van het levenspeil der werkende klasse en zoo noodig aan tasting van eenmaal verkregen rechten, dan wanneer andere middelen zijn uitgeput. Meer dan 187.500.— van het te overbruggen be drag is een gevolg van de door de Regeering aan de gemeenten opgelegde lasten, terwijl 60.000.meer voor crisissteun moet worden gevraagd, zoodat dus meer dan 50 °/c van het totaal bedrag door wélk college ook, zelfs al zat daar een V.B. wethouder in, niet was te voorzien. Spr. fractie kan dan ook het tot nog toe gevoerde beleid van B. en W. dit in aansluiting met het antwoord van het college, dat critiek op B. en W. feitelijk critiek op den Raad is wel aanvaarden. Spr. fractie is in het algemeen bereid om B. en W. te steunen in hun pogingen om tot een sluitende be grooting te komen, al kan de wijze, waarop dit is ge beurd. niet haar volle instemming wegdragen. Zij spreekt haar voldoening uit dat de steunuitkeeringen en de zorg voor de minstbedeelden niet zijn aangetast en hoopt dat de Raad alles zal doen om de lasten voor deze slachtoffers van de crisis niet ondragelijker te maken. Gezien de verschillende groote belangen is spr. fractie van meening dat aantasting van de salarissen en loonen, hoezeer zij dit ook betreurt, niet kon worden voorkomen en nu zal zij met de voorstellen van B. en W. meegaan. Zij ontkent, zooals in het adres van het A.C.O.P. wordt betoogd, dat B. en W. de salarissen gebruiken als sluit post, maar betreurt het, dat niet voldoende is getracht in het G. O. tot overeenstemming te komen. Spr. herin nert in dit verband aan de woorden van den heer Wes terhuis bij het begrootingsdebat in 1929, dat in het G. O. constructieve arbeid moet worden verricht en dat men daar door geven en nemen tot een resultaat moet ko men. In het belang van de goede werking van het G. O. had vooral in dit geval daartoe een poging moeten worden gedaan. Spr. fractie acht, gezien de goede werking van dit instituut, vooralsnog wijziging van het G. O. niet noodig. Met een gasprijsverhooging kan spr. fractie zich niet vereenigen, omdat die het zwaarst drukt op de minst draagkrachtigen, de groote gezinnen en zelfs de gesteun- den. Omdat het benoodigde bedrag er echter moet ko men, zal dezerzijds een voorstel tot heffing eener straat belasting worden ingediend. Dat, zooals B. en W. zeggen, de „sterken" reeds in zeer belangrijke en toenemende mate ten bate van de „zwakken" worden belast, kan spr. tot op zekere hoogte aanvaarden, echter niet voor de indirecte belastingen, die voor allen gelijk zijn en op de zwakken het sterkst drukken. Overigens is de vrees voor belastingverhoo- ging, mits deze rechtvaardig is, in dezen tijd wel wat sterk, omdat de belastingbetalende burgers in deze om standigheden toch nog altijd tot de gelukkigsten be- hooren. Immers is b.v. de positie van iemand, die 2000.inkomen geniet en daarvan 500.— belasting zou moeten betalen, nog verre te verkiezen boven het leven van duizenden, die van 500.a 600.— per jaar moeten rondkomen. Dat wij ons moeten versoberen en offers moeten brengen kan spr. volledig onder schrijven, maar hoezeer in het algemeen de bezitters daarvan overtuigd zijn, blijkt uit de in de laatste dagen in de bladen verschenen mededeelingen omtrent „ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 6