34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. gissingen' bij de aangifte van hun inkomen. Spr. citeert enkele voorbeelden van belastingontduiking. Er is dus nog wel wat te halen en daarom blijve de leus de sterkeren voor de zwakken. Wat betreft de F. O. V. kan spr.'s fractie ook niet met B. en W. meegaan. Zij betreurt het sterk dat B. en W. niet alsnog een verlaagd subsidie voorstellen en zij had verwacht dat B. en W. hadden toegepast de juiste woorden van het Tweede Kamerlid, den heer Boon, dat getracht moet worden op het verlaagde levenspeil ..cultureele waarden'' in stand te houden, opdat wij bij een opleving niet zullen hebben afgebroken wat in geen jaren weer kan worden opgebouwd. Het onderzoek inzake maatregelen om in de naaste toekomst tot verlaging der lasten te komen, zal spr.'s fractie afwachten en t. z. t. beoordeelen, in verband waarmede spr. zich thans ook van een bespreking van de toegezonden adressen, o. a. van de Meisjes-H. B. S. kan onthouden. De heer M. Molenaar betreurt de bezuinigingen op verschillende posten en in het bijzonder de verlagingen op de loonen en salarissen, hoewel deze post z. i. door B. en W. niet, zooals in een van de adressen is gezegd, is beschouwd als een „sluitpost" of een soort reserve, waaruit naar behoefte kan worden geput, maar als een noodzakelijk onderdeel in het geheel der bezuinigingen. Het moest bij het personeel dan ook waardeering wek ken dat het Gemeentebestuur ondanks den van verschil lende kanten uitgeoefenden druk pas nu tot verlaging overgaat. Wat de verlaging van de salarissen der wethouders betreft, spreker heeft nog geen definitief besluit ge nomen, maar hij zal slechts met grooten tegenzin hier aan willen medewerken. Deze salarissen zijn steeds aan den veel te lagen kant geweest en spreker acht het gevaar niet denkbeeldig dat men op den duur voor dit ambt niet de beste personen zal kunnen krijgen. Het wethouderschap eischt in de meeste gevallen den ge- heelen man en dan kan met dit bedrag, dat verre blijft beneden dat van een hoofdambtenaar ter secretarie of gemeenteontvanger, niet worden volstaan. Het is niet in overeenstemming met de waardigheid van het ambt en doet schade aan hun gezag. Waar spr. binnen afzienbaren tijd om gezondheids redenen den Raad denkt te verlaten, zal niemand hem verdenken van handelen in eigen belang. Al zal hij in de gegeven omstandigheden natuurlijk geen voorstel tot verhooging dezer salarissen doen, hij hoopt, wanneer er eenmaal weer betere tijden aanbreken, dat een der eerste maatregelen zal zijn de wethouderssalarissen op een behoorlijk peil te brengen. Spr. zou echter, voor hij een voorstel doet om deze salarissen, voorloopig althans, op hetzelfde peil te hou den, graag het gevoelen van de andere leden van den Raad vernemen. Voorts wijst spr. nog op een vergissing in het Sectie- verslag, waar er staat dat „dit lid" (dus dezelfde als de spreker over deze zaak) heeft gevraagd of de ge meente niet met 3 wethouders bestuurbaar is. Dit moet zijn „een lid", daar hij daarover niet gesproken heeft. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou hulde wil len brengen aan het college, dat ondanks de enorme afvallers toch met een sluitende begrooting is gekomen. Het ligt natuurlijk voor de hand, dat die bezuinigingen niet ten genoegen van allen zijn, want wel spreekt iedereen over bezuiniging en versobering, maar als het er op aankomt, dan laat men de bezuinigingen graag aan andere menschen over. Het gaat net als met het huiswerk op schoolals men er over klaagt bij een leeraar, dan vindt hij, dat voor zijn vak absoluut niet te veel wordt opgegeven, maar dat er van dat voor de andere vakken gerust wat af kan. Het is voor het col lege wel heel moeilijk in dezen den juisten middenweg te vinden en deze begrooting heeft op spreekster den indruk gemaakt dat B. en W. post voor post onder de loupe hebben genomen. In tegenstelling met den heer Oosterhoff, is spreek ster van oordeel dat B. en W. zeer zeker het oog ge richt hebben op 1935, hetgeen ook in de Aanbiedings brief wordt gezegd, en dat het college een veel moei lijker toekomst tegemoet ziet. Daarom moet er natuurlijk bezuinigd worden en deze bezuinigingen zijn verkregen door een besparing over de geheele linie en door ver laging van de salarissen en loonen, die echter zóó zijn, dat ze, ondanks deze verlaging, nóg blijven uitgaan boven die in het particuliere bedrijf en waar bovendien de overheidspositie meerdere voordeelen heeft als groo- tere verzekerdheid van de betrekking, vacantie, pen sioen, enz., gelooft spreekster dat men geen reden tot klagen behoeft te hebben. Wanneer een enkel cultureel belang zal worden op geofferd, zooals b.v. de Orkestvereeniging een zaak waarvan de wenschelijkheid reeds jaren in den Raad is betwijfeld dan kan men naar spreeksters meening tevreden zijn. Indien men thans komt met bezuinigingen en men doet het werkelijk in het belang der gemeente, dan heeft spreekster er alle hulde voor, maar als het bezui nigingen zijn waar eigenlijk het addertje achter schuilt om iets weg te werken waar men al lang tegenaan ge hangen heeft, dan wordt het anders. Waar B. en W. in de Mem. v. Antw. zeggen dat zij ernstige bezuiniging op het bewaarschoolonderwijs overwegen, geeft spreekster speciaal den heer Feitsma in overweging zijn voorstel tot opheffing van dit on derwijs in te houden. Spreekster wil ook in de Com missie voor de Gemeentelijke Bewaarscholen gaarne medewerken aan een bezuiniging op dit onderwijs, j maar als het systeem niet veranderd wordt, kan geen bezuiniging plaats vinden. Zij is echter niet bereid tot opheffing van dit onderwijs mede te werken. H. i. moet men niet wegnemen wat eenmaal bestaat en wat in een noodzakelijke behoefte voorziet en spreekster is in te genstelling met den heer Feitsma van meening, dat het bewaarschoolonderwijs hiertoe kan worden gerekend. Wanneer de gemeente de handen van dit onderwijs aftrekt, zal dit van particuliere zijde in stand worden gehouden en als men dan aanklopt om subsidie, dan is die bezuiniging illusoir. Waar omtrent de opheffing van de Meisjes H. B. S. en de School van Middelb. Ond. voor Meisjes nog geen concreet voorstel is gedaan en men nog niet over mate riaal en cijfers beschikt, wil spreekster nog niet over deze zaak oordeelen. Zij hoopt echter dat B. en W. hun voorstel zullen inhouden tot het wetsontwerp tot reor- i ganisatie van het Middelb. Ond. verschenen is, daar zij het zeer zou betreuren als er maatregelen zouden zijn genomen, die later niet noodig zouden blijken. Wat de Comm. voor G. O. betreft, is ook nu weer, naar spr. meent, bij de loonsverlaging naar voren gekomen, hoe goed het zou zijn, dat het G. O. gesplitst zou zijn, omdat de twee categorieën zoo verschillende belangen hebben en zij moeilijk kunnen oordeelen over eikaars zaken. Spreekster is eenigszins teleurgesteld door het ant woord van B. en W. op haar vraag betreffende de Gezondheidscommissie. Zij meent dat ook de Gezond heidscommissie goed werk heeft gedaan en wanneer nu dezelfde personen genegen zijn ook dan, als de secre taris van die Commissie niet meer bezoldigd wordt, het werk voort te zetten, zou zij dit op prijs stellen. De heer Hettinga wil na hetgeen zijn partijgenoot de heer Balk heeft gezegd, nog een enkel punt onder- streepen en wel de kwestie van de benoemingen. Het is hem onaangenaam dat hij hier als gemeenteraadslid moet constateeren dat er een bittere stemming heerscht onder de Katholieke werklieden en ambtenaren, omdat zij in de verschillende gemeentebedrijven en in het ambtenarencorps zoo schriel vertegenwoordigd zijn. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 35 Spreker weet dat dit een kwestie is die niet gemak kelijk is op te lossen maar hij meent toch dat bij be noeming of aanwerving van personeel een zekere even redige vertegenwoordiging bevorderd kan worden en dat het niet gaat dat de eene sterke groep alles krijgt en de andere groep buitengesloten wordt. Spreker neemt het deze groep volstrekt niet kwalijk dat ze graag machtiger wordt, maar het moet niet in zelfzuchtigheid ontaarden. Daarom zou spreker het verzoek willen doen, als er eens plaatsen open zijn en er dienen zich volslagen krachten aan, een Katholiek in aanmerking te doen komen. Dan zouden allen tevreden zijn en het zou de welwillendheid tegenover het gezag bevorderen. Als in het gezin oudere kinderen zich ten nadeele der jongeren bevoordeelen, verbleekt het vaderlijk gezag, dat dit dient te voorkomen. Men klaagt thans over inbreuk op de autonomie der gemeenten; zorge men de autoriteit onpartijdig in eere te houden. Het is toch de plicht van ieder hoofd van een tak van dienst en van ieder gemeentebestuur niet den een te bevoordeelen boven den ander, te meer nu het ambt bij de gemeente tegenwoordig zoo ver uitgaat boven dat in het parti culiere bedrijf. De heer Weima zou door het antwoord van B. en W. op zijn vraag betreffende de werkverruiming in ver band met het kanalenplan bevredigd zijn, ware het niet dat aan het slot was gezegd de mogelijkheid wordt echter begrensd door gewichtige feiten van practischen zoowel als van financiëelen aard. Dat er bezwaren zijn wil spr. niet betwisten, maar deze wegen niet op tegen de groote voordeelen, die er tegenover staan. Het vraagstuk der werkloosheid, dat zeer ernstige afmetin gen aanneemt, speelt hierbij een groote rol. De Overheid moet, nu de particuliere werkgevers door de crisis vrij wel machteloos staan, zooveel mogelijk werkgelegen heid verschaffen, wat niet alleen ten goede komt aan de werklooze arbeiders, maar tevens aan den kleinen middenstand, aan handel en industrie. Het is beter productieven arbeid te geven dan steun. Zal dit eener- zijds moeten worden betaald, anderzijds zal het de ge meente ten goede komen door veel lagere uitkeeringen. Bovendien heeft de stad zelf er het grootste belang bij dat deze werken spoedig worden uitgevoerd en zal zij zich toch er financieel bij moeten interesseeren, waarom spr. dan ook aan B. en W. verzoekt met klem bij Ged. Staten en zoo noodig bij de Kroon op een spoedige uitvoering aan te dringen. Wat het vliegveld betreft, spr. hoopt dat het Ge meentebestuur, nu er zich een comité heeft gevormd, dat zich ten doel stelt meer belangstelling voor de lucht vaart te wekken en men overweegt een terrein aan te leggen in de nabijheid van de stad, de belangen van deze vereeniging zal bevorderen, omdat een vliegveld niet alleen van groot belang is voor Leeuwarden, maar tevens een object van werkverruiming is. Heeft spr. zich bij de vorige begrooting reeds krach tig tegen de groote winsten uit de Lichtbedrijven verzet, ook nu nog is hij van oordeel dat deze een niet te ver dedigen indirecte belasting zijn. Toch zal hij, het nutte- looze ervan inziende, niet opnieuw den strijd aanbin den het voorstel tot gasprijsverhooging is hem echter zeer onsympathiek, hoewel hij, voor de keuze staand gasprijsverhooging of straatbelasting, het eerste zal kie zen, maar naar zijn meening is het bedrag van 50.000.- nog wel op een andere wijze te vinden. Nog hebben B. en W. niet genoeg bezuinigingen aan gebracht, vooral met het oog op 1935. Met nadruk wijst spr. op de moeilijke omstandig heden in het bedrijfsleven; de zorgen van den midden stand nemen toe en hij vreest dat, wanneer de Overheid niet tijdelijk toeziet, binnen afzienbaren tijd weer zal verdwijnen wat met groote inspanning en onder Gods zegen is opgebouwd (sociale wetgeving, werkgevers- en werknemersorganisaties). Terugkeer naar den on georganiseerden toestand zou een ramp zijn, en het Gemeentebestuur mag de oogen voor dit alles niet sluiten. Met een noodlijdenden middenstand is de ge meente niet gebaat en daarom heeft spr. gevraagd om een ventverbod, hoewel het geenszins zijn bedoeling is om alles wat van buiten komt te weren; de bonafide handel heeft echter recht op bescherming tegen hen, die van buiten uit invoeren en niet mee betalen in de ge meentelijke huishouding. Spr. verzoekt dringend aan B. en W. om bij een onderzoek naar het ventverbod hiermede rekening te houden. Voorts verheugt het spr. ten zeerste dat B. en W. bereid zijn een commissie voor het Slachthuis en het marktwezen in het leven te roepen en hij hoopt dat deze spoedig haar veel omvattende taak zal aanvangen. Wat de veemarkt betreft, reeds het vorige jaar heeft spr. gewaarschuwd tegen te Varkenscentrale en thans is gebleken dat door de bemoeiingen van de Regeering het normale systeem van koopen en verkoopen van varkens voor de binnenlandsche consumptie totaal is ontwricht. De Varkenscentrale neemt de varkens recht streeks af van de varkenshouders, waardoor de han delsschakel wordt buitengesloten, wat tot gevolg heeft, dat de aanvoer van varkens sterk terugloopt. Spr. zou het daarom zeer op prijs stellen dat B. en W. de Var kenscentrale hierop attendeerden en tevens de Regeering verzochten den ouden toestand te herstellen, hetgeen in het grootste belang van den handel en de nijverheid in Leeuwarden is. Komende tot het Slachthuisbedrijf meent spr. dat de begrootingscijfers al heel weinig waarde hebben, gezien het feit dat bij dit betrekkelijk kleine bedrijf in 1932 33^2 maal zooveel winst is gemaakt als geraamd was. Voorts heeft het hem verwonderd dat op den Kapi- taaldienst 4520.— is uitgetrokken voor een nieuwen compressor ten behoeve van de koelinstallatie. Veron dersteld mag worden dat deze transactie reeds tot stand is gekomen en spr. is zeer belangstellend waarom B. en W. deze stappen reeds hebben gedaan. Uit het antwoord van B. en W. op een vraag naar den stand van zaken betreffende de Hoeksterpoorts- brug spreekt teleurstelling, wat zeer goed te begrijpen is, nu de Minister op herhaalde verzoeken tot verbete ring heeft geantwoord, dat de zaak nog in onderzoek is. Vreemd is het nu echter dat de Minister wel heeft ge schreven dat de rijksweg Groningen Leeuwarden Harlingen langs de Spanjaardslaan zal zijn. In verband hiermede stellen B. en W. voor de Spanjaardslaan te verbeteren, wat naar spr's oordeel echter totaal geen zin heeft wanneer niet ook de Hoeksterpoortsbrug wordt verbeterd. Ook de Kamer van Koophandel heeft een onderzoek ingesteld en na overleg met den Direc teur van Gemeentewerken en den Hoofdingenieur der Rijkswaterstaat een conferentie gehouden met de be langhebbenden uit de binnenvaart en het rijwegverkeer, waarna zij een verzoek aan den Minister heeft gericht, dat spr. citeert, om ter plaatse een vaste brug te doen leggen. Nu de Minister een beslissing heeft genomen i.z. de verbetering der rijkswegen door Leeuwarden, heeft naar spr.'s meening langer uitstel geen zin meer en hij zou het daarom zeer op prijs stellen dat B. en W. op nieuw stappen deden bij den Minister en daarbij tevens wezen op het schrijven van 24 Maart 1933. Den heer Buiel bevreemdt het dat B. en W. over de uitkomsten van 1933 nog zoo goed als niets kunnen zeggen, hoewel hij aan den anderen kant zich dat wel eenigszins kan voorstellen, gezien het feit dat in den I loop van 1933 verschillende voorstellen door den Raad zijn aangenomen, waarvoor geen posten op de begroo ting stonden (bijv. 18.000.voor huurverlaging). Het is daarom ook theoretisch gezien inderdaad moei lijk het eindcijfer voor 1933 te schatten, en spr. vraagt zich af of het geen aanbeveling verdient om, wanneer B. en W. een voorstel buiten de begrooting om doen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 7