128 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1934. richte werkzaamheden, zou ook Gemeentewerken van de secretarie een zeker bedrag moeten hebben voor het door dit bedrijf voor de secretarie verrichte werk. Dan kreeg men een juister beeld van wat het geheel kost. Ook doordat men verschillende onderhoudskosten en kosten van toezicht en honoraria moeilijk op eiken post kan onderbrengen, krijgt men aan 't eind van het jaar een toestand, die in zekeren zin wel juist is, maar die toch absoluut in strijd is met de begrooting, welke spot met de werkelijkheid. Dat moet veranderen, maar dat is heel moeilijk, want in geen enkele begrooting van de gemeenten, waarvan de begrootingen zijn opgevraagd, is dat vraagstuk gehéél opgelost; echter wel gedeeltelijk en dat hopen B. en W. ook te doen. Spr. wil toezeggen dat B. en W. hopen bij de volgende begrooting op dat punt de noodige wijzigingen aan te brengen. Inderdaad is de begrooting van de Stads Armen- kamer, die reeds door den Raad verhoogd was, met een aanmerkelijk bedrag overschreden. Nu kan men wel zeggen: dat wist men wel eerder, maar dat hangt o.a. samen met de subsidieregeling van het Rijk, speciaal voor den crisissteun. Nu in Juni van dit jaar is feitelijk nog niet geheel gedecideerd hoeveel crisissteun wij van het Rijk krijgen. Zoo wordt het moeilijk op dit punt een voorspelling te wagen en een regeling te treffen. Bij de Stads Armenkamer is de laatste jaren regelmatig de begrooting overschreden. In 1934 is daar een eind aan gemaakt, door een bedrag van 425.000.— op de begrooting te brengen, wat, naar wij hopen, niet zal worden overschreden, maar voor 1933 was deze loop van zaken niet te voorzien en was het zeer moeilijk aan het eind van 't jaar eenigszins een taxatie te maken, hoeveel de werkelijke overschrijding zou zijn. Het indienen van een begrootingswijziging vier keer per jaar is zeer wel mogelijk, maar elke gewijzigde post zal dan waarschijnlijk weer worden overschreden en bovendien zou men dan, waar men de verlaging van verschillende andere posten niet kent, de vermeerdering van uitgaven ook door een vermeerdering van inkom sten moeten vinden. Het wordt dan zeer moeilijk de begrooting te doen balanceeren, terwijl men nu met de feiten rekening kan houden. De overschrijding met 3650.van den post voor schoonmaken van de veemarkt is een gevolg van allerlei bijzondere dingen, die wij daar hebben gekregen. Spr. geeft een specificatie van de meerdere uitgaven en merkt op dat als gevolg van de Crisis Rundvee Centrale er thans drie maal per week markt moet worden ge houden, zoodat men constant moet doorgaan met het schoonmaken van de markt. En het is een eisch van den veeartsenijkundigen dienst, dat daarvoor leiding water wordt gebruikt. Den heer Vromen is het niet duidelijk, waarom niet ten opzichte van de algemeene onkosten een logischer oplossing mogelijk is en waarom niet de begrooting van Gemeentewerken, in plaats van met een nulpost of een batig saldo, met een nadeelig saldo kan sluiten. Dit zou dan op het hoofdstuk Algemeen beheer van de Ge- meentebegrooting kunnen worden overgebracht als een soort vergoeding, omdat deze dienst ten allen tijde ter beschikking is, terwijl op onderdeelen van de begroo ting, omvattende uitvoering van werken, eenvoudig een percentage algemeene kosten kon worden gelegd, zooals in het particulier bedrijf ook gebeurt. Dan zou de be grooting niet meer spotten met de feiten. Waarom dit niet mogelijk is, is spr. een raadsel. Wat betreft de algemeene begrootingspositie ten op zichte van deze wijzigingen is spr. het niet met het college eens dat, wanneer het college merkt dat de gelden voor bepaalde posten niet voldoende zijn, door B. en W. dan geen nieuwe kunnen worden aangevraagd. Principieel is de redeneering van den wethouder abso luut onjuist, omdat die zou beteekenen, dat de begroo ting is een zekere som in totaal aan inkomsten en een zekere som in totaal aan uitgaven en dat het college dan maar zou mogen zeggen: als wij van het eene wat overhouden, gooien wij dat in het andere potje. Daar mee zou principieel het begrootingsrecht van den Raad worden aangetastook op bepaalde posten mag het college niet meer uitgeven dan zooveel en als het daar niet mee toekomt, is het zijn plicht een nieuw crediet daarvoor te vragen. Ten slotte is de vaststelling van de begrooting door den Raad niet een votum, dat men op de geheele begrooting niet meer mag uitgeven dan zoo veel, maar het is een votum voor eiken post. Hier blijkt een verschil in mentaliteit en in opvatting tusschen het college en enkele leden van den Raad; bij de aanbieding van de begrooting voor het nieuwe jaar is hier her haaldelijk gevraagd hoe de toestand is van het loopende jaar en dat het college altijd heeft geweigerd daarop een antwoord te geven, heeft spr. nooit begrepen, maar dat begrijpt hij nu. Als er een post zal worden over schreden en B. en W. daar nieuw geld voor noodig hebben, hebben zij het recht, dat aan den Raad te vra gen, maar eigenlijk moesten zij daar dan een dekkings- post tegenover stellen. Maar gezien de inkomsten, die misschien zullen meevallen, zeggen zij dan: wij vinden voorloopig wel een manier. Kwamen zij daarmee dan echter bij den Raad, dan zou er daardoor een uitwisse ling kunnen komen tusschen het college en den Raad over de wijze, zooals de zaak reilt en zeilt, terwijl de Raad thans, nu men pas komt als het geld reeds is uit gegeven, noodgedwongen niet meer kan doen dan daarop zijn fiat te geven. Daarom vindt spr. dat het systeem van vroeger, zij het dan ook niet tot in de uiterste consequenties, toch de voorkeur verdient. Hij geeft toe, dat het in jaren, zooals wij nu beleven, bui tengewoon moeilijk is om de uitgaven, b.v. van de Stads Armenkamer, juist te ramen, maar er is niets tegen, wanneer in den loop van het jaar blijkt, dat er niet vol doende geld is, dat het college zich tot den Raad wendt om een grooter crediet. Dat heeft ook dit nut, dat de Raad dan met meer kennis van zaken staat tegenover de nieuwe begrooting, die dan nog moet worden be handeld, terwijl het college nu halsstarrig weigert daar bij omtrent den toestand van het loopende jaar iets te zeggen. De kwestie van de veemarkt begrijpt spr. thans wel, maar die zaak had hier niet behoeven te worden ter sprake gebracht, wanneer, wat hier nu is medegedeeld, in de toelichting had gestaan. De heer Buiel herhaalt zijn vraag omtrent den post voor geneesmiddelen. Kan de heer Ritmeester daar geen antwoord op geven, dan is hij daarmee ook tevreden. Hij betwijfelt voorts, dat men niet wist, dat een post van ƒ40.000. die 194.000.is geworden, zou wor den overschreden en dat dit afhankelijk zou zijn van een bepaalde regeling. Spr. meent dat het betoog van den heer Vromen, dat B. en W. tijdig in den Raad behoorden te komen met voorstellen tot verhooging, zeer nauw aansluit bij het geen hijzelf hier steeds heeft betoogd, dat het noodza kelijk is om, als er een aanmerkelijke uitgaaf in den Raad wordt gebracht, daar dan ook een begrootings wijziging naast te leggen. Ten aanzien van de Gasfabriek vraagt spr. hoever B. en W. zijn gevorderd met 't maken van een soort piektarief voor gas, zooals bij de begrooting is be sproken. Hij vraagt hoe het komt dat de winst van het Openbaar Slachthuis ƒ21000.in plaats van ƒ4000. is geworden en de raming dus vijf maal te laag is ge weest. Is er, wat punt 8 van de agenda betreft, niet een kleine vergissing ontstaan in den post Onvoorzien? De Voorzitter merkt op dat punt 8 nog niet aan de orde is en adviseert, bij de rekening van de Gasfabriek niet over de tarieven te spreken maar dat liever bij de begrooting te doen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1934. 129 De heer Ritmeester (wethouder) zegt dat, als het komt, zooals hij zich voorstelt, uit den aard der zaak een nadeelig saldo op de begrooting van Gemeentewerken zal verschijnen en dat dit zal moeten worden terugge vonden in de Gemeentebegrooting. Dat in de overschrij ding van verschillende kleine posten, waarvan er ook verscheidene in de Gemeentebegrooting zitten, eerder zou zijn te voorzien, ontkent spr.; voor zoover die pos ten bekend zijn bij de afd. Financiën, is dat wel het ge val, maar men krijgt na het eind van het jaar pas de rekening van de verschillende bedrijven en dan komen eerst de overschrijdingen van de posten, b.v. van onder houd schoolgebouwen, tot uiting. Ook ten opzichte van de Stads Armenkamer kan men maar van een heel enkelen post zeggen of die aan het eind van 't jaar al of niet zal sluiten. Men kan dat ook zeggen van de salaris- j sen, die op de Gemeentebegrooting voorkomen, maar niet van die bij de bedrijven, omdat die over verschillen de posten moeten worden verwerkt, waarmee heel veel tijd is gemoeid. Theoretisch kan het wel anders, maar practisch de heer Oosterhoff kan dat ook weten gaat dat niet. Met de dekking is het ook bui tengewoon moeilijk; men hééft die op een gegeven moment niet en men zou dan ook de verlagingen moeten weten en de uitkomst van de belastingen, die echter pas aan 't eind van het jaar bekend wordt. Het is dus wel mogelijk om begrootingswijzigingen in te dienen, maar spr. ontkent, dat de Raad daar veel aan heeft. Als de Raad daar prijs op stelt, willen B. en W, wel aan het eind van November van den stand der verschillende posten een overzicht geven, maar laat de Raad geen begrootingswijziging vragen, want hij zal zelf consta- teeren, dat het buitengewoon moeilijk is om die sluitend te krijgen. Over een ander tarief bij de Gasfabriek kan men beter spreken bij de volgende begrooting. De winst van het Openbaar Slachthuis is inderdaad buitengewoon meegevallen, maar uit de conclusie van de Comm voor het Openbaar Slachthuis, dat er op het oogenblik geen aanleiding is om de tarieven te herzien, blijkt reeds dat men verwacht, dat de winst dit jaar niet zal zijn wat men gedacht heeft. Krijgt men de winst, die op de be grooting staat, dan mag men tevreden zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 5, 6 en 7. Punt 8. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen maakt er B. en W. een grief van dat, hoewel bij de behandeling van de begrooting voor 1934 is besloten, daarop ƒ85.000.te brengen uit het oorlogswinstpotje en de rest ad 100.000.te reser veeren, zij nu bij volgnos. 177a en 935a voorstellen zonder dat uitdrukkelijk te kennen te geven om die 100.000.op de begrooting voor 1933 te brengen en daarvan, nadat 12.000.voor die begrooting is be steed, 88.000.— over te brengen naar de begrooting voor 1935. Op zichzelf is dit niet zoo belangrijk, maai de manier, waarop dit wordt aangebracht, acht spr. absoluut onjuist. B. en W. hadden dan moeten zeggen: wij hebben dat wel gezegd, maar wij kunnen den boel niet voor elkaar houden en moeten nu al beginnen het oorlogswinstpotje aan te spreken. Worden verder deze begrootingswijzigingen nog ge volgd door andere? Zoo niet, dan moet spr. aannemen, dat de andere posten, de opbrengst van b.v. dividend en tantièmebelasting, hondenbelasting en vermakelijk heidsbelasting, precies juist is geraamd of althans niet is tegengevallen, want daaromtrent worden hier geen wij zigingen voorgesteld. Komt dat uit, dan kan spr. zich met deze modus, om die 100.000.reeds op de be grooting voor 1933 te brengen, om zoodoende de zaak sluitende te krijgen, hoewel zijn grief, dat daarbij niet eenige toelichting is gegeven, blijft wel vereenigen, maar het is wel een belangrijke afwijking van het be sluit, genomen bij de begrooting voor 1934. De heer Buiel vraagt of de post Onvoorzien wel 65.000.is geweest en of daarop niet het bedrag voor de Faunwagens was overgeheveld. De heer Ritmeester (wethouder) zegt, dat de op merking van den heer Vromen omtrent de bedoeling van B. en W. bij de begrooting voor 1934 in zooverre wel juist is, maar die 100.000.— is nu reeds op de be grooting voor 1933 gebracht, ten einde op die manier naar 1935 te worden overgeheveld en inderdaad is daarvan voor de begrooting van 1933 12.000.ge bruikt, ten einde deze te doen balanceeren. Dat kan niet anders, omdat de eindwijziging van de verschillende posten voor eind Juni door den Raad moet zijn aange nomen en naar Ged. Staten gezonden en die eindwijzi- gingen moeten balanceeren. De vermakelijkheidsbelas ting zal inderdaad iets minder opbrengen, waar tegen over staat, dat de gemeentefondsbelasting iets meer opbrengt; de vermogensbelasting is reeds in deze wijzi ging verwerkt en de opbrengst van de dividend en tantième belasting is nog niet bekend. Van den post Onvoorzien ad 65.000.is 50.000. af gegaan wegens uitkeering aan de provincie; de post voor de Faunwagens paraisseert op den Kapitaaldienst van de begrooting der Gemeentereiniging. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 9. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 10 (bijlage no. 92). De Voorzitter merkt op dat onder het besluit, zooals het hier is gere digeerd, ook zouden vallen personen, die op het oogenblik in tijdelijken dienst zijn en op wie nog geen pensioensverhaal wordt toegepast. Dat is echter niet de bedoeling, maar alleen, dat de bedoelde verla ging van 7 wordt teruggebracht tot 5J/£ voor degenen, op wie op 't oogenblik pensioensverhaal wordt toegepast, B. en W. stellen dus voor dat die verlaging niet zal gelden voor hen, op wie, om welke reden dan ook, geen pensioensverhaal wordt toegepast. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra vraagt, of dit besluit ook van toe passing zal zijn op den Commissaris van Politie en zoo ja, of dan hierin niet een alinea moet worden opge nomen, waarbij daarop de goedkeuring wordt gevraagd van de Kroon. De Voorzitter antwoordt, dat het besluit wel dege lijk van toepassing is ook op den Commissaris van Poli tie, maar dat daarvoor machtiging moet worden ge vraagd van de Kroon. Daarom hebben B. en W. ook gevraagd hen ,,te machtigen ter uitvoering daarvan het noodige te verrichten Niet alleen voor den Commis saris, maar voor de geheele politie moet de goedkeuring van de Kroon worden gevraagd. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat nader door den Voorzitter is toegelicht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 3