130 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1934.
Punten 11, 12, en 13 (bijlagen nos. 90, 91 en 89). Met
algemeene stemmen wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders.
Punt 14 (bijlage no. 86). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Weima meent te weten, dat dit terrein reeds
sinds den bouw van het abattoir aan het bedrijf ver
huurd is, dat voor het geheele terrein een huur van ruim
7000.betaalt. Nu gaat de gemeente dit terreintje nog
eens verhuren aan menschen, die daar een nevenbedrijf
willen stichten waar op zichzelf niets op tegen is
maar dan is het onjuist en onbillijk, dat het daarvoor
gegeven bedrag in de gemeentekas komt. Zoodanige
revenuen behooren op die 7000.in mindering te
worden gebracht, maar hier blijkt, dat de gemeente
meermalen huur beurt voor denzelfden grond. Men
moet die huur brengen, waar ze thuis hoort.
De heer Ritmeester (wethouder) zou het ook onjuist
en onbillijk achten, als dat gebeurde, maar dat gebeurt
niet. Spr. toont een lijstje, dat van 19251933 den toe
stand weergeeft en waaruit blijkt, dat de opbrengst van
de stukjes, die verhuurd zijn, van de kosten, die het be
drijf aan de gemeente moet betalen, zijn afgetrokken.
Misschien heeft het de aandacht van den heer Weima
getrokken, dat die kosten in 1933 tot 7578.— zijn op-
geloopen, maar dat komt, doordat een breede strook
aan de Oostzijde weer bij de huur van het bedrijf is
gevoegd, waarvoor dit natuurlijk moet betalen. Spr.
geeft den heer Weima het lijstje.
De heer Weima verwondert zich nu nog veel meer,
omdat in de laatste vergadering van de Commissie voor
het Marktwezen de Dir. van het bedrijf ook niet beter
wist. Het verbaast hem, dat deze niet met den gang van
zaken op de hoogte zou zijn. Over het strookje is niet
gesproken, maar er wordt door het bedrijf 7000.—
huur betaald en de erfpacht van de nevenbedrijven
wordt gestort bij het Grondbedrijf. Spr. heeft nooit ge
zien, dat deze bij het bedrijf terugkomt.
De heer Ritmeester (wethouder) heeft den heer j
Weima thans alle gegevens verstrekt, die hij noodig J
heeft, maar heeft er bezwaar tegen dat deze hier zegt,
dat de Dir. in de commissievergadering geen antwoord
kon geven. Dat zal wel waar zijn, maar ook voor een
Dir. is het niet zoo eenvoudig om al die kleine bedragen
in zijn hoofd te hebben, zoodat men hem daarvan geen j
verwijt moet maken. Had de heer Weima spr. gevraagd
dan had hij direct alle gegevens kunnen krijgen en was
deze opmerking overbodig geworden. Spr. gelooft, dat
de zaak nu wel is opgelost.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punten 15, 16, 17 en 18 (bijlagen nos. 83, 88, 96 en 95).
Met algemeene stemmen wordt j
besloten overeenkomstig de
voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 19 (bijlage no. 85). De Voorzitter wijst op een
typfout in het voorstel. Op blz. 195 moet het
bedrag van 6000.achter „aanschaffen
maskers, lantaarns, enz." worden vervangen
door 1000.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Vromen is het opgevallen, dat het Dage-
lijksch Bestuur en het Algemeen Bestuur niet door
precies dezelfde menschen worden gevormd de
voorzitter van het Alg. Bestuur is geen lid van het Dag.
Best. terwijl hem bij een korps van 40 menschen een
bestuur van 11 personen te groot voorkomt. Als daar
naast nog een Dag. Best. bestaat, loopt men het risico,
dat óf het Alg. Best. meer een ornament wordt, dat den
geheelen gang van zaken aan het Dag. Best. overlaat
wat spr. niet juist lijkt óf dat de leiding komt bij
een lichaam, dat geen leiding kan geven. Waar de wij
ze, waarop deze zaak geregeld wordt, nog bij de veror
deningen onder de oogen moet worden gezien, achtte
spr. het nu de juiste tijd om een dergelijke opmerking
te maken.
De heer Muller heeft in de stukken gelezen, dat de
brandweerbeambte in vasten dienst voor de helft door
de Politie en voor de helft door de Brandweerorgani
satie zal worden betaald. Heeft de Politie nu werkelijk
iets aan en dergelijken beambte, of is dit maar gedaan
om de begrooting van het Brandweercorps een beetje
te drukken?
De Voorzitter zegt, dat als deze zaak hier absoluut
frisch en nieuw was opgezet en ingericht, men misschien
niet tot een aantal van 10 bevelvoerenden over 40 man
schappen zou zijn gekomen. Maar dit is ten slotte een
soort van overgang geweest van den bestaanden toe
stand naar een althans voor spr. meer idealen toe
stand. Hij persoonlijk was van opinie en de com
missie weet dat ook wel dat er b.v. met 4 spuitmees-
ters minder in het Alg. Best. obk nog genoeg bevelvoe
renden zouden zijn. Spr. meende eerst, rekening hou
dende met het bestaan van 3 secties, dat het eigenlijke
bestuur slechts zou moeten bestaan uit 3 menschen, een
commandant en 2 ondercommandanten. Deze zouden
dan kunnen worden bijgestaan door een man uit ieder
der 3 secties, welke personen waren bedoeld als tus-
schenschakel, maar die niet in het bestuur van de
Brandweer zouden zitten. De tusschenschakel is er ge
komen maar in het Alg. Best. Verder is men gekomen
tot een verdeeling in 4 secties, waar spr. ook in meegaat,
omdat deze verdeeling der stad in sectie's langs de wa
teren veel logischer is dan langs alle mogelijke straten
en voor iemand, die er niet dagelijks aan te pas komt.
ook veel begrijpelijker. Spr. vestigt nog de aandacht op
het in het rapport der commissie genoemde bezwaar,
dat de centrale bergplaats niet uit de andere deelen der
gemeente is te bereiken dan via een beweegbare brug en
de wijze waarop, door gebruikmaking van de nog be
schikbare proefdraden van de straatverlichting, aan
eventueel oponthoud daardoor is tegemoet te komen.
Het aantal secties is alzoo op 4 gekomen en daardoor
kwamen er ook 4 bluschmeesters. Echter lijkt het spr.
het beste, dat B. en W. bij het uitwerken der verorde
ningen nog eens nagaan, of er werkelijk ook spuitmees-
ters in het bestuur moeten zitten. Spr. voelt voor de
scheiding Algemeen en Dagelijksch Bestuur ook niet
zooveel en had ook liever een kleiner bestuur. In de
practijk komt 't er toch op neer, dat in spoedgevallen de
commandant beslist, gelijk spr. met een voorbeeld van
recenten datum aantoont. Als echter de Raad meent, dat
de schenking van de Onderlinge Brandwaarborg Maat
schappij nu hier gebruikt kan worden, kan er doorge
werkt worden en kan t.z.t. de Raad een beslissing nemen
bij de vaststelling der verordeningen.
Den heer Muller antwoordt spr., dat het de bedoeling
is. dat er bij de Brandweer iemand in vasten dienst zal
komen. Men heeft daar ook altijd iemand gehad, maar
men had in de practijk lang niet voldoende werk voor
hem. waarom hij is overgegaan naar de Reiniging waar
hij als chef van de werkplaats volkomen op zijn plaats
is. Nu echter het materieel van Brandweer en Politie
bij elkaar wordt gecombineerd in één ruimte, meent
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juni 1934.
131
men dat het ook mogelijk is, dat die man wat doet voor
de Politie, waarbij is gedacht aan onderhoud dienst-
rijwielen, centrale verwarming, enz. De bedoeling is,
zijn salaris over Brandweer en Politie te verdeelen,
zooals het in de practijk het beste is.
De heer Van Kollem vraagt, of dus de samenstelling
van het bestuur bij verordening aan de orde komt.
De Voorzitter: Ja.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 20 (bijlage no. 84). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Oosterhoff maakt bezwaar tegen de bepa
ling, dat, indien Leeuwarderadeel na 1 Juli 1942 zelf zou
overgaan tot de levering van gas, door die gemeente
de buisleidingen kunnen worden overgenomen „tegen
een nader overeen te komen prijs". Dat is een gevaar
lijke bepaling vooral voor Leeuwarden, omdat dan die
buizen voor Leeuwarden, althans op de plaats waar zij
liggen, voor een groot deel waardeloos zullen zijn. Spr.
acht het daarom veel beter een vaste regeling te tref
fen, n.l. dat de buizen kunnen worden overgenomen
tegen de boekwaarde, die zij dan hebben, d.i. de aan-
schafwaarde, verminderd met de afschrijvingspercen
tages. Na 8 jaar zou er 8 maal 2% is 16% zijn afge
schreven en dan zou er dus 84 voor moeten worden
betaald. Bij een dergelijke regeling zal men nooit eenige
moeilijkheid kunnen krijgen.
De heer Ritmeester (wethouder) gelooft niet, dat er
met Leeuwarderadeel kwesties zullen ontstaan, maar
mocht er onverhoopt kwestie komen, dan zal volgens
art. 10 een scheidsgerecht een beslissing kunnen geven.
B. en W. nemen feitelijk aan, dat ook na 1942 Leeuwar
den de levering houdt. Het is mogelijk dat Leeuwarde
radeel het dan zelf wil doen; die gemeente kan dus het
geheel overnemen, maar doet zij dat niet, dan moeten
wij daar toch buizen hebben om eventueel verder te
gaan, want het is juist de bedoeling, om te trachten in
de toekomst het gas nog verder te brengen. Daarom
worden de buizen ook grooter genomen dan wanneer
men alleen aan Leeuwarderadeel zou leveren. Spr. ge
looft niet dat men ongerust behoeft te zijn. In het eerste
project stond een bepaling, waarin Leeuwarderadeel
verplicht werd de buizen over te nemen en daartegen
had men daar absolute bezwaren. Deze zaak is op de
meest vriendschappelijke wijze behandeld en Leeuwar
deradeel heeft daaraan meegewerkt, omdat men bij aan
leg van uit Huizum voor zeer groote kosten zou komen
te staan. Dat blijft precies hetzelfde, wanneer men het
in 1942 doet.
De heer Hofstra vreest, als men nu reeds buizen met
een grooteren diameter gaat leggen om meer expansie te
zoeken voor de gaslevering, dat wij daardoor in de
naaste toekomst voor belangrijke uitgaven zullen komen
te staan, omdat hij zorg heeft dat de capaciteit van het
gasbedrijf op een dergelijke uitbreiding niet berekend is.
In zooverre heeft spr. wel eenig bezwaar.
De Voorzitter antwoordt den heer Hofstra gerust
stellend.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 21 (bijlage no. 87). De beraadslagingen worden
geopend.
Den heer Vromen ontgaat het verschil tusschen
kleine bedrijven en neringen eenerzijds en winkels
anderzijds en ziet daarom het nut van het op verzoek
van de comm. voor O. W. zoo geredigeerde art. 8, dat
kleine bedrijven en neringen wél in de woningen mogen
worden gehouden, maar winkels slechts op de hoeken
der bouwblokken mogen worden opgericht, niet in.
De heer De Boer (wethouder) zegt, dat de comm.
meende dat het artikel zoo moest worden geredigeerd,
omdat in het algemeen voor winkelhuizen, die opzette
lijk als zoodanig worden gebouwd, de aangewezen
plaats is op de hoeken van de bouwblokken, omdat zij
midden tusschen een aaneengesloten rij woonhuizen den
welstand schaden. Een nering kan echter heel goed in
een gesloten woonhuis worden uitgeoefend. Volgens het
artikel is het echter mogelijk, dat de Raad afwijkingen
toestaat.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 22 (bijlage no. 93). Met algemeene stemmen
wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Punt 23 (bijlage no. 82). Op voorstel van den heer
Terpstra wordt besloten hierover in besloten
vergadering over te gaan.
De Voorzitter doet de deuren sluiten.
Na heropening der openbare vergadering stelt de
Voorzitter thans eerst wederom aan de orde;
adres van H. Jongma inzake verbreeding bestrating
Westerplantage (mededeelingen sub q).
De beraadslagingen worden heropend.
De heer Hettinga zou in verband met het advies van
den Dir. van Gemeentewerken in overweging willen ge
ven, dit adres aan te houden. Hij meent dat deze zaak
den vorigen keer niet geheel volgens de orde is be
handeld; wel meent hij zich te herinneren, dat de Voor
zitter reeds tijdens de behandeling van de Vrouwen-
poortsbrug aan het eind van de vergadering iets heeft
meegedeeld omtrent de transactie met Jongma, maar
dat neemt niet weg, dat men had kunnen vragen, dit
punt op de agenda te plaatsen. In verband met zakelijke
belangen, de veiligheid en het belang van het reizend
publiek meent spr., dat met hetgeen met Jongma is
overeengekomen alsnog een proef zou kunnen worden
genomen, waartoe het voorstel van den Dir. de gelegen
heid opent. De voor- en nadeelen kunnen dan in de
practijk worden overwogen en t.z.t. kan dan een besluit
worden genomen. Het is geen oneer een enkelen keer op
een besluit terug te komen.
De heer Hofstra heeft aan het voorstel tot opheffing
i van het parkeerterrein voor Jongma niet meegewerkt,
niet omdat de Raad daartoe niet het recht zou hebben,
maar omdat Jongma daardoor werd gedupeerd en spr.
zich tijdens de besprekingen niet kon losmaken van de
gedachte, dat er hier in welk opzicht, was hem toen
niet recht duidelijk reeds eerder over het bedrijf van
Jongma en over meer van die bedrijven in verband met
de verkeersregeling was gesproken. Nu, na drie weken,
is hem dat duidelijker geworden en herinnert hij zich,
dat door den Voorzitter indertijd, sprekende over het