138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1934. De beraadslagingen worden geopend. De heer Weima merkt op, dat het adres ook doelt op de herstellingen, die thans in de Raadszaal worden verricht door Groninger werklieden en die naar zijn meening al kan hij het niet overzien even goed door Leeuwarder menschen hadden kunnen worden ver richt. Waar wij in den tegenwoordigen toestand wel ernstig rekening moeten houden met de menschen uit eigen gemeente, vraagt spr. waarom B. en W. voorstel len dit verzoek zonder meer voor kennisgeving aan te nemen. De heer De Boer (wethouder) zegt, dat de werk zaamheden aan enkele plafonds in de gemeente waar onder dat in de Raadszaal die stammen uit de 18e eeuw, niet aan gewone stucadoors kunnen worden op gedragen. Het is aan Gemeentewerken bekend, dat maar enkele stucadoors in ons land, die tegelijk boet seerder zijn, dat werk kunnen doen en dat niemand in Leeuwarden daarvoor in aanmerking komt, wil men de zekerheid, dat het in orde komt. Het is eigenlijk kunst werk, dat niet kan worden toevertrouwd aan onbevoeg de handen. Spr. begrijpt overigens het standpunt niet, dat de vakorganisatie hier inneemt. De Leeuwarder stuca doors, die toch ook het geheele land doortrekken, zou den er toch ook niet mee content zijn, als men het werk in iedere plaats zoo streng voor anderen zou afsluiten. Uit een oogpunt van de gemeente-financiën staan B. en W. in het algemeen op het standpunt, dat werk van ge meentewege zooveel mogelijk moet worden beperkt tot werklieden uit de gemeente, maar het is heel iets anders als een vakvereeniging dat vraagt, want die staat op dat standpunt niet. De Leeuwarder stucadoors moeten dan ook, doordat zij geen werk hebben, er toe gekomen zijn om dit te vragen. B. en W. zouden hun graag dit werk hebben opgedragen als het kon, maar dit blijkt niet verantwoord te zijn. Daarom is hier afgeweken van de in alle bestekken voorkomende bepaling, dat het werk uitsluitend door Leeuwarder werklieden moet gebeuren voor zoover die beschikbaar zijn en is overeenkomstig het advies van den Directeur van Gemeentewerken het werk opgedragen aan een Groninger firma, die wèl over bevoegde menschen beschikt. De heer Terpstra meent dat in de tegenwoordige omstandigheden de Overheid verplicht is alle eerlijke en maatschappelijke middelen aan te wenden, om de inwoners van onze stad zooveel mogelijk aan werk te helpen. De Raad en B. en W. stonden gelukkig oor spronkelijk ook op dat standpunt. Indien echter juist is, dat de vakvereeniging een dergelijke aanvraag niet moest doen, moet de toestand bij deze vaklieden al zeer precair zijn, als men daar van zijn standpunt is afge weken. Een factor, die niet den doorslag mag geven, maar toch wel eenigen invloed mag hebben, is, dat als deze vaklieden niet aan werk worden geholpen, zij waarschijnlijk aan de Armenkamer zullen vervallen. Leeuwarden is hier dus ook financieel bij betrokken. Spr. gelooft overigens niet, dat Leeuwarder vaklie den dit werk niet hadden kunnen verrichten. Enkele deskundigen hebben hem verklaard, dat o.a. een zekere mijnheer Flisijn daartoe zeer goed in staat was. Tenzij hij van het tegendeel wordt overtuigd, kan spr. dan ook niet met het voor kennisgeving aannemen van dit adres accoord gaan, omdat de Raad dan daarmee zou afwijken van zijn aanvankelijk ingenomen standpunt. De heer IJtsma had eventueele critiek in de eerste plaats verwacht van de zijde der werkgevers, omdat deze, zoo noodig, in staat waren de benoodigde werk krachten te assumeeren. Er is echter alleen een adres van de gezellen, die ten slotte op de aanneming van het werk geen invloed hebben. Spr. veronderstelt dat B. en W. voor dit vraagstuk stonden: voor dit zeer deskun dige werk is in Leeuwarden geen inrichting, die dat kan doen en wij hebben thans geen vrijmoedigheid om aan iemand van buiten Leeuwarden de bekende voor schriften op te leggen. De heer Vromen acht hier de hoofdzaak of de ver- i klaring van den wethouder, dat „gebleken" is dat dit zeer speciale werk niet door Leeuwarder vaklieden kan worden uitgevoerd, diens subjectieve overtuiging weergeeft of dat die uitspraak gegrond is op ervaring. De heer De Boer (wethouder) herhaalt tegenover de opmerking van den heer Terpstra, dat aan Gemeente werken is gebleken, dat hier geen menschen zijn te vinden, die dit werk kunnen doen. Spr. geeft een uit eenzetting hoe vroeger de ornamenten in de plafonds uit grove specie ter plaatse zijn geboetseerd; zij kunnen niet worden uitgenomen, maar moeten op dezelfde wijze worden hersteld en daarvoor zijn hier geen menschen aanwezig. Enkele patroons, die hierover bij Gemeente werken hebben gesproken, hebben daar iemand uit Leeuwarden aangewezen, die het wel zou kunnen doen, maar diezelfde persoon, die zich ook op Gemeentewer ken heeft vervoegd, heeft daar verklaard, dat het maar goed was, dat het Gemeentebestuur naar een ander was gegaan, omdat de menschen in Leeuwarden het niet konden doen. Op Gemeentewerken, waar ervaren op zichters zijn met een diploma voor boetseerwerk, die weten wat hier te koop is en die de werklieden kennen, is men eenparig van hetzelfde oordeel. Op grond daar van is het advies opgevolgd van Gemeentewerken om in dit geval van den regel, om het werk door Leeu warder arbeiders uit te laten voeren, af te wijken. Dat gebeurt trouwens wel meer, zooals bij heiwerk en zal in de toekomst ook nog wel gebeuren. Het betreft hier een kunstwerk, dat zooveel mogelijk in eere dient te blijven. Is het plafond weer klaar, dan zal ieder blijken hoe mooi het is. Daarom moest in de eerste plaats worden uitgezien naar bevoegde menschen. Tegenover den heer Vromen herhaalt spr. wat hij den heer Terpstra heeft geantwoord. De beraadslagingen worden gesloten. Het verzoek sub e wordt voor kennisgeving aan genomen. verzoek van het bestuur van de Friesche Lucht vaart Vereeniging om in samenwerking met de Pro vincie en de Kamer van Koophandel en Fabrieken over te gaan tot aankoop van terreinen ten Zuiden van den Tjessingaweg, ten einde in onderling overleg dit com plex te bestemmen tot luchthaven. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om praeadvies. g. dat Burgemeester en Wethouders na gehouden openbare aanbesteding hebben gegund het verven van lantaarnpalen en masten aan W. Switters, alhier, voor 269.-. Wordt voor kennisgeving aangenomen. i. De Voorzitter deelt mede dat na sluiting van de agenda nog een nader adres is ingekomen van G. J. Veenstra in verband met punt 15 der agenda. Spr. stelt voor het bij dat punt te behandelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Punt 3. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1934. 139 Punt 4, De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt: 1. G. A. van Es, te Groningen; 2. J. C. Brandt Corstius, te Amsterdam. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi is het gebleken dat de eerste candidaat ook een betrekking heeft in Groningen. Is het de bedoeling dat die betrekking wordt aangehouden De Voorzitter: Ja, in zooverre, dat hij hier een be trekking krijgt van 14 uren en hij daar ook een van 14 uren zal houden. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Maar is hij daarnaast ook nog niet assistent aan een of ander instituut De Voorzitter zegt dat in de stukken staat, dat de candidaat naast zijn leeraarsbetrekking het assistent schap waarneemt aan het phonetisch instituut voor intonatieverschijnselen. Spr. verwacht dat die betrek king wel niet zoo heel erg druk zal zijn. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft, waar er tegenwoordig zoo wordt gefulmineerd tegen dubbele inkomens, er toch bezwaar tegen dat iemand, die reeds twee betrekkingen heeft, er nog een bij zal krijgen. Een ander bezwaar is dat deze candidaat misschien in Groningen zal blijven wonen, wat in verband met de verordeningen tot moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven. De Voorzitter merkt op dat de heer Theunissen, leeraar aan het Gymnasium, in Sneek woonde. Me vrouw Buisman spreekt over twee betrekkingen, maar die vormen eigenlijk samen een volledige betrekking, n.l. twee maal 14 uur, terwijl een volledige betrekking 26 uur is. De heer Vromen heeft den indruk, dat wij hier wel meer leerkrachten hebben, die buiten hun gewone be trekking, waarvoor zij zijn aangewezen, er nog een bij betrekking bij hebben en hij heeft de positieve indruk, dat deze meerdere arbeid niet in het belang is van het onderwijs, omdat die leerkrachten dikwijls niet in staat zijn om frisch onderwijs te geven. Spr. gelooft niet dat de bedoelde betrekking van assistent aan het phone tisch instituut een sinecure is, al zal het salaris niet hoog zijn; de ervaring leert, dat een dergelijke betrek king in den regel alleen wordt opgedragen aan iemand, die zich voor dergelijk wetenschappelijk werk buiten gewoon interresseert en dat zoo iemand helaas dikwijls zoo'n betrekking, die financieel heel weinig belangrijk is, als de hoofdzaak beschouwt en zoodoende niet vol doende frischheid en werkkracht aan zijn andere be trekking kan geven. Spr. heeft uit de stukken de positieve overtuiging gekregen, dat no. 1 van de aanbeveling een buiten gewoon goede kracht is, maar toch is hij zoo vrij om voor te stellen op het oogenblik deze benoeming aan te houden, opdat B. en W. zich kunnen overtuigen, wat de bedoeling van dezen candidaat is ten opzichte van al die betrekkingen. De heer Terpstra zegt, dat uitstel misschien een goede zijde zou hebben, maar overigens begrijpt hij den heer Vromen minder goed, omdat men hier altijd op het standpunt heeft gestaan, dat in de eerste plaats moest worden gevraagd naar bekwaamheid voor het te verrichten werk. Als de heer Vromen zegt dat de eerst aanbevolene een buitengewoon bekwaam man is, is dit, afgescheiden van het andere, de voorname factor, waarop de aandacht moet worden gevestigd. Voor de redeneering van mevrouw Buisman zou spr. iets kunnen gevoelen, indien het niet zóó was, dat noch in Leeuwarden noch in Groningen een volledige be trekking kan worden vervuld. Beide betrekkingen vullen elkaar aan tot niet meer dan één volledige be trekking en juist daarom en gezien de groote bekwaam heid van den candidaat, is spr. er voor dezen wèl aan te wijzen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wijst op het groot aantal sollicitanten naar deze „niet volledige" betrekking van 14 uren en begrijpt de zaak niet goed, waar no. 2 van de aanbeveling een betrekking heeft van 20 uren. De heer Van der Meulen gelooft niet, dat er aan leiding is deze benoeming aan te houden. Het betreft hier inderdaad een halve betrekking en benoemt men daarvoor iemand, die niets anders heeft, dan loopt men de kans, dat hij, zoodra hij het elders iets beter kan krijgen, weer vertrekt, wat tot schade is van het on derwijs. Dat leert de ervaring, vooral bij bekwame krachten. De heer Van Es heeft door zijn capaciteiten de voorkeur boven een heele rij anderen en bovendien heeft men, door een mogelijkheid van combinatie van betrekkingen, de kans dat hij blijft. No. 2, die waarschijnlijk, in verband met een reor ganisatie van het M. O. in Amsterdam, een groot aantal uren minder zal krijgen en die bovendien getrouwd is en een gezin heeft, is om deze redenen genoodzaakt alles aan te pakken wat hij kan krijgen. Ook van hem, die overigens ook een bekwaam leeraar is, heeft spr. den indruk, dat hij straks weer zal verdwijnen. Het is de bedoeling van den heer Van Es om zijn leeraarsbetrekking in Groningen aan te houden, terwijl spr. ook van hem heeft begrepen dat hij zijn werk onder leiding van prof. Overdiep wenscht voort te zetten. Spr. gelooft niet, dat dit voor den Raad als een be zwaar kan gelden, omdat het hier een tijdelijke benoe ming is, zoodat, als in de practijk mocht blüken, dat de heer Van Es, ondanks zijn groote capaciteiten, te vee! hooi op zijn vork zou hebben genomen, over een jaar bij de vaste benoeming altijd nog maatregelen kunnen worden genomen. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi kan zich, waar de Inspecteur heeft gezegd, dat men thans de dames sollicitanten, waaronder zeer bekwame, moet voorbij gaan, er niet mee vereenigen, dat deze betrekking wordt gegeven aan iemand, die reeds twee andere heeft, te meer nog, waar volgens den heer Van der Meulen de tweede candidaat thans, wegens verminde ring van lesuren, genoodzaakt is een betrekking van 14 uren te aanvaarden. De heer Vromen acht het, met het oog op de buiten gewone bekwaamheden van no. 1ook het beste, als dat kan, om dezen candidaat te benoemen. Zijn bezwaar, dat door het vervullen van bijbetrekkingen het onder wijs schade lijdt, waarop spr. nogmaals uitvoerig in gaat moet hij echter handhaven en dat is door den heer Terpstra niet aangeroerd. Tegenover de redenee ring van Curator Van der Meulen, dat de benoeming toch maar tijdelijk is, merkt spr. op, dat ten eerste zoo iets niet blijkt in één jaar en dat het bovendien zeer on juist zou zijn iemand niet vast te benoemen op grond van feiten, die bij de tijdelijke benoeming reeds beston den. Aan dien leeraar zou op die wijze een testimonium van ongeschiktheid worden uitgereikt, dat hem zeer lang zou schaden. Spr. handhaaft dan ook zijn voorstel. Indien het de bedoeling van den candidaat is om zijn assistentschap aan het phonetisch instituut nog betrekkelijk korten tijd te blijven waarnemen b.v. nog een jaar in verband met zijn proefschrift en zijn promotie, heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 2