174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1934.
d. verzoek van den Directeur der N.V. Nederland-
sche Tramweg Maatschappij om steun uit de gemeente
kas ten behoeve van de moderniseering van dat bedrijf.
Wordt voorgesteld dit verzoek in handen van Bur
gemeester en Wethouders te stellen om praeadvies.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller zou, waar deze zaak voor een groot
deel een provinciaal belang is en het voor deze maat
schappij van het grootste belang is zoo spoedig mogelijk
te weten hoe de verschillende gemeenten hierover den
ken, er op willen aandringen het praeadvies zoo spoedig
mogelijk uit te brengen.
De Voorzitter wil namens B. en W. gaarne toezeg
gen dat zoo spoedig mogelijk praeadvies zal worden
uitgebracht. Er is echter door een commissie, benoemd
door de verschillende gemeentebesturen, een rapport
uitgebracht en nu is het spr. bekend, dat bij verschei
dene gemeentebesturen de wensch bestaat om. alvorens
door de verschillende colleges van B. en W. praeadvies
wordt uitgebracht, eerst nog eens gezamenlijk over deze
zaak te spreken. Er zal dus eerst nog een vergadering
van de besturen van de betrokken gemeenten moeten
worden uitgeschreven.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het verzoek wordt in handen van Burgemeester en
Wethouders gesteld om praeadvies.
e. verzoek van het bestuur van het Departement
Leeuwarden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
om hem, voor de uitgifte van volkstuintjes, grond in
huur af te staan.
verzoek van het bestuur van de afdeeling Leeu
warden van den Bond van Hotel-, Café- en Restaurant-
personeel in Nederland om beperkende bepalingen in
het leven te roepen in zake vrouwelijke bediening in
café s, restaurants enz.
De verzoeken sub e en worden in handen van Bur
gemeester en Wethouders gesteld om praeadvies.
Punt 4, De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt;
1. P. de Jonge te Groningen;
2. W. Hoendervanger te Arnhem.
De heeren Oosterhoff en Buiel vormen het stembu
reau.
Benoemd wordt P. de Jonge, voornoemd, met alge-
meene stemmen.
Punt 5. Overeenkomstig de aanbeveling van Burge
meester en Wethouders, wordt met alge-
meene stemmen benoemd mej. J. L. Maathuis,
leerares aan de Middelbare Meisjesschool te
Leeuwarden.
Punt 6. Benoemd wordt de heer Dresselhuijs met 25
stemmen. Op den heer Oosterhoff wordt 1
stem uitgebracht.
Punt 7. Benoemd wordt de heer Dresselhuijs met 25
stemmen. Op den heer Oosterhoff wordt 1
stem uitgebracht.
Punten 8 en 9 (bijlagen nos. 151 en 149). Met alge-
meene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 10 (bijlage no. 150). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer B. Molenaar meent dat uit de kortgeleden
vastgestelde bebouwingsvoorschriften voor deze terrei
nen duidelijk de bedoeling blijkt, om in woonwijken
eigenlijk geen industrie toe te laten. Volgens art. 5,
derde lid, heeft de Raad wel het recht daarvan vrijstel
ling te verleenen in art. 8, tweede lid wordt er nog
eens over gesproken maar de bedoeling om deze
wijken zooveel mogelijk als woonwijken te behandelen
blijkt uit deze beide artikelen toch wel duidelijk. Spr.
is het er niet mee eens dat in deze wijk min of meer
behoefte bestaat aan een timmerwerkplaats en wijst op
de consequenties t.a.v. eventueele andere industrieën.
Hij herinnert aan een debat over een werkplaats aan
den Harlingerstraatweg, welker totstandkoming de
Raad zeker zou hebben verhinderd, als hij daartoe in
staat was geweest.
Spr. geeft in ernstige overweging, het bouwen van
deze werkplaats in die mooie woonwijk niet toe te staan,
mocht de Raad echter niet met hem meegaan, dan zou
hij in elk geval gebruik willen maken van art. 5, derde
lid, der bebouwingsvoorschriften, door aan de vrijstel
ling als nadere voorwaarde te verbinden, dat het uit
oefenen van een machinaal bedrijf in de werkplaats ge
heel zal zijn verboden.
De Voorzitter doet lecture van het derde lid van art.
5 der bebouwingsvoorschriften en constateert, dat de
Raad bij het vaststellen daarvan zelf van het idee is
uitgegaan, dat de mogelijkheid bestaat om achter de
gebouwen andere voor industrieele doeleinden te stich
ten. Nu wordt hier achter de achtergevelrooilijnen een
timmerwerkplaats van ongeveer 6 bij 4J/£ M. aange
vraagd, welke misschien meer wordt bedoeld voor een
timmerman, die daar in de buurt kleine karweitjes kan
doen, maar, naar de afmetingen te oordeelen, niet als
een machinale werkplaats. Afgezien daarvan zou er
echter voor het plaatsen van een electro-motor een
Hinderwetvergunning noodig zijn en deze wordt niet
aangevraagd. Wil de Raad hieraan de voorwaarde ver
binden, dat er eventueel geen machinaal bedrijf in de
werkplaats mag worden uitgeoefend, dan zou dat niet
kwaad zijn; dan weet de betrokkene al vast waar hij
aan toe is, maar als de Raad streng vasthoudt aan het
idee van den heer Molenaar, dat het daar een absoluut
rustige woonwijk moet worden, dan had de Raad ook
deze bepaling uit de voorschriften moeten laten. Dat is
het standpunt van B. en W. geweest.
Verder is het een kwestie van appreciatie. Spr. geeft
nog een beschouwing over het oude stadsdeel, waarvan
het typische is, dat overal groote en kleine woningen
naast groote en kleine bedrijven, die ook wel lawaai ma
ken, worden gevonden; hij meent dat juist het ontbreken
van de levendigheid van eenige industrie aan groote
woonwijken vooral in Amsterdam en Den Haag is
dat sterk aan die wijken een dood aspect geeft.
De heer B. Molenaar is door de verdediging van den
Voorzitter niet bekeerd. Dat de Raad het verleenen van
vrijstelling aan zich heeft willen houden is juist, maar
ook uit het tweede lid van art. 8, dat spr. citeert, blijkt
duidelijk, dat men hier eigenlijk geen industrie wil. Al is
het een eenvoudig werkplaatsje, een zaagmachine kan
men er gemakkelijk plaatsen en als men hier dan den
hinder krijgt, dien men aan den Harlingerstraatweg
heeft van de slijperij, meent spr. dat de bewoners dat
soort levendigheid liever zullen missen. Deze zaak lijkt
betrekkelijk onschuldig, maar het stichten van een tim
merwerkplaats kan gemakkelijk uitgroeien tot andere
dingen en men kan dan ook moeilijk aan anderen zooiets
weigeren. Spr. wil de mooie woonwijk, die daar verrijst
niet graag bederven en is tegen het voorstel van B.
en W.
De Voorzitter merkt op dat de heer Molenaar steeds
spreekt van een machinaal timmerfabriekje
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1934. 175
De heer B. Molenaar: Dat kan er uit groeien!
De Voorzitter zegt dat de Raad toch aan de vrij
stelling als nadere eisch kan verbinden, dat een machi
naal bedrijf in de werkplaats niet mag worden uitge
oefend. Dan is het uit. De heer Molenaar gaat dus uit
van een verkeerde basis.
Spr. wil doen stemmen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Komt nu dade
lijk die beperkende bepaling er bij?
De Voorzitter: Dat moet dan voorgesteld worden.
De heer B. Molenaar wil dan voorstellen om in elk
geval machinaal bedrijf te verbieden.
De heer De Boer (wethouder) verklaart, zich in het
college op hetzelfde standpunt te hebben geplaatst als
de heer Molenaar thans doet. Dat een dergelijke tim
merwerkplaats gemakkelijk kan uitgroeien is wel ge
bleken op een andere plaats nabij den Groningerstraat
weg, waar thans balk- en hoekijzer en vooral veel
plaatijzer wordt verwerkt; dat bedrijf geeft inderdaad
veel hinder aan de omgeving. Een Hinderwetvergun
ning wordt niet gemakkelijk geweigerd en de naleving
van daaraan verbonden voorwaarden is moeilijk te
controleeren. Staat men dit toe, dan zal men ook vol
gende aanvragen moeilijk kunnen weigeren. Een tim-
merwinkel zonder meer zou hier niet zoo erg zijn, maar
zoodra daarin een cirkel- of lintzaag of een andere
machine wordt geplaatst, wordt wél hinder veroorzaakt.
Bovendien kan later de timmerman er uit gaan en wan
neer dan een Hinderwetvergunning wordt aangevraagd,
kunnen B. en W. die wel weigeren, maar zoo iemand
wint het dan in den regel wel. Daarom beginne men
hier niet mee; de beschikbare ruimte kan wel voor be
planting of voor speelplaats voor kinderen worden ge
bruikt.
De Voorzitter zegt, dat de heer De Boer zelf erkent,
dat een gewone timmerwerkplaats niet zooveel bezwaar
oplevert; men dreigt echter met het spook, dat het zoo
meteen een machinaal bedrijf wordt en dat dan wél
hinder zal worden veroorzaakt. Maar aangenomen dat
ook in deze kleine ruimte een bedrijf kan worden ge
voerd met motorkracht, dan kan de Raad toch bij het
geven van de vrijstelling de voorwaarde stellen dat er
geen enkel machinaal bedrijf in mag komen? Dan heeft
men ook met de Hinderwet niets te maken.
Spr. wil het amendement van den heer B. Molenaar,
ondersteund door den heer M. Molenaar en luidende:
„Ondergeteekende stelt voor als amendement op
te nemen; machinaal bedrijf te verbieden
in stemming brengen.
De heer Vromen: Wordt het niet door B. en W. over
genomen?
De Voorzitter: Wat mij betreft wel.
De heer Westra (wethouder) voelt daar niets voor,
maar verlangt geen stemming.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van de heeren Molenaar wordt met
algemeene stemmen aangenomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, na
den laatsten zin aangevuld met de woorden: „onder
voorwaarde, dat in de werkplaats geen enkel bedrijf
door middel van machines mag worden uitgeoefend
wordt met 17 tegen 9 stemmen, die van de heeren
Hooiring, Van Kollem, Stobbe, Bos, Botke, B. Mole
naar, De Boer, Koopal en M. Molenaar, aangenomen.
Punten 11 14 (bijlagen nos. 147, 146, 145 en 144).
Met algemeene stemmen wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders.
Punt 15 (bijlage no. 148). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer Oosterhoff merkt op, dat in den kop van de
verordening en in art. 1 uitdrukkelijk wordt gezegd, dat
deze regeling slaat op het gebruik van schoollokalen
en andere voor den publieken dienst bestemde gebou
wen voor onderwijsdoeleinden. De vraag rijst echter,
wanneer die lokalen niet voor onderwijs- maar voor
andere doeleinden worden gebruikt b.v. het oefenen
van een klein koortje in een lokaal van de Stedelijke
Muziekschool of het vergaderen in een lokaal van het
gebouw in de Doelestraat of dat hier dan ook onder
valt. Of bestaat daarvoor een aparte regeling en waar
is die dan te vinden?
De Voorzitter antwoordt dat, wanneer de lokalen,
zooals in de verordening is omschreven, worden ge
bruikt voor onderwijsdoeleinden, deze verordening
geldt. Worden zij voor andere doeleinden gebruikt, dan
geldt deze verordening niet, maar moet daarvoor een
speciale regeling gemaakt worden, zooals b.v. voor een
tentoonstelling in de Muziekschool noodig zou zijn.
De heer Oosterhoff meent niet een dergelijk bijzonder
geval, maar b.v. vergaderingen in het gebouw in de
Doelestraat, die geregeld voorkomen. Moet daarvoor
niet een andere regeling worden gemaakt?
De Voorzitter zegt, dat verhuring van lokalen als in
het gebouw Doelestraat voor vergaderingen niet valt
onder deze verordening. Daarvoor moet, op dezelfde
manier als bij verhuring van de Beurs, telkens een re
geling worden getroffen met dengene, die huurt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter zou den Raad in besloten vergadering
nog iets willen mededeelen en doet daartoe de deuren
sluiten.
Na heropening der openbare vergadering wordt, niets
meer te behandelen zijnde, de vergadering door den
Voorzitter gesloten.