186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 October 1934. het risico, dat verschillende partijen in den Raad straks elkander vinden en dat de een dezen en de ander genen er in brengt. En hoe objectief men dat ook doet, men loopt dan de kans, dat men invloed gaat uitoefenen op dat Bestuur, waar, niet wat de steunverleening betreft, waarvan de normen door den Minister zijn vastgelegd, maar wèl wat betreft het armbestuur, gevaar in zit. Spr. heeft alle vertrouwen in iedereen, maar hierin niet, waarom hij zeer weinig voor een aanbeveling maar het meest voor een voordracht gevoelt, waarvan de Raad niet mag afwijken. Spr. noemt nogmaals het bedrag van 600.000. De heer Hofstra: Daar moet ook de Raad over be slissen. De heer Ritmeester (wethouder) betoogt, dat theo retisch wèl, maar practisch de invloed van den Raad daarop niet groot is, omdat, zooals wij ook bij de be handeling van de begrooting van den heer Buiel hebben gehoord, de Raad geen wijziging mag brengen in dï begrooting van het B. A. en men de steunverleening moet uitvoeren, zooals de Minister voorschrijft, anders krijgt men geen subsidie. Waarom willen B. en W. nu een wethouder in het Bestuur hebben? Ten eerste om het noodige contact, ook op het punt van de steunverleening, te hebben. Als hij lid is, kan dat ook, maar de samenwerking met het personeel is dan niet zoo eenvoudig. Spr. vertelt, hoe hem als wethouder van het armwezen eens inlichtingen zijn geweigerd over den steun. Dat is toen wel ver anderd, maar iets dergelijks moet niet kunnen voor komen. Daarom moet een lid van het college in het Be stuur komen, om op de hoogte te komen van den gang van zaken; als er iemand bij spr. komt met klachten dat hij niet goed geholpen wordt, wil spr. graag zekerheid hebben of dat juist is of onjuist. Ook andere dingen als de controle op de boekhouding en de verificatie door de gemeente moeten worden verbeterd. Daarom wenschen B. en W., dat aan het hoofd van het personeel en dus boven den directeur staat de wethouder van Sociale Zaken, die dan logisch geredeneerd als hoofd van het eene deel ook hoofd van het andere deel moet zijn, opdat hij als hoofd van het geheel zoo noodig kan in grijpen. Voor den internen gang van zaken bij Voogden het behandelen van de rapporten door een rouleerend persoon enz., behoeft dat geen verschil te maken; het eene sluit het andere niet uit, zoodat men dus practisch de oude regeling blijft handhaven. Maar er moet één persoon zijn, die het contact met de geheele instelling tot stand brengt en spr. zou het buitengewoon betreu ren, als de Raad B. en W. niet in de gelegenheid zou stellen dat contact te krijgen. De beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde is Ontwerp A. Artt. 1 en 2 worden onveranderd aangenomen. Art. 3. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, hoewel dank baar voor hetgeen is gezegd, ook door den heer Wes- tra, t.o.v. de benoeming van vrouwen in dit college, acht dat toch niet voldoende, waarom zij het volgende amendement indient: ..Ondergeteekende stelt voor alinea 1 van art. 3, Ontwerp A, als volgt te lezen: Het Bestuur bestaat uit ten minste 8 en ten hoogste 10 mannen en vrou wen, ingezetenen der gemeente Leeuwarden, en welenz." De Voorzitter vindt het amendement niet erg duide lijk, maar concludeert ten slotte, dat de bedoeling van mevrouw Buisman is, dat er minstens één van elke sexe in het Bestuur moet. De heer Terpstra meent dat, evenals in andere ver ordeningen, dient te worden gesproken van „meerder jarige ingezetenen". De redactie van mevrouw Buisman zou kunnen worden verduidelijkt door voor te stellen: Het Bestuur bestaat uit zooveel leden, waaronder min stens één vrouw. In de meeste gevallen zit in zoo'n college een oneven aantal leden, wat ook beter is om eventueele staking van stemmen te voorkomen. Waarom hebben B. en W. hier de getallen 8 en 10 genomen? Spr. stelt voor die te veranderen in 9 en 11. De heer Hooiring vindt persoonlijk geen vrijheid om voor het amendement-Buisman te stemmen, omdat toch duidelijk is, dat B. en W. met „ingezetenen" niet alleen mannelijke ingezetenen hebben bedoeld. Indien het ver der niet de bedoeling mocht zijn om aan de 8 of 10 te benoemen leden den wethouder toe te voegen, kan spr. met het voorstel-Terpstra meegaan, terwijl hij ook gaarne een straks in te dienen voorstel, om het woord „voordracht" te veranderen in „aanbeveling", zal onder steunen. De Voorzitter deelt mede, dat ondertusschen een amendement is ingekomen, onderteekend door de heeren Wiersma, Balk, M. Molenaar en Terpstra en luidende: „Ondergeteekenden stellen voor om in art. 3, Ontwerp A, sub b, de woorden „op de voordracht te veranderen in „na een aanbeveling". De heer Vromen vindt het moeilijk door de elkaar heelemaal niet dekkende betoogen van de tafel van het college zijn positie te bepalen t.o.v. art. 3. Moet hij echter aannemen dat inderdaad de verklaring van den wethouder van Sociale Zaken juist is, dat men hier moet spreken van één bepaalden wethouder en dat het inderdaad de bedoeling is, dat de gewone dagelijksche zaken, die tot nu toe werden gedaan door den voorzitter van de Stads-Armenkamer, zullen komen aan den rou- leerenden onder-voorzitter, dan is spr. geneigd hier voor te stemmen. Hij moet dan echter nogmaals zijn verwondering uitspreken, dat zich bij de voorbereiding van deze zaak een zoodanig misverstand heeft voorge daan met Voogden, dat zij in de meening konden ver- keeren ,dat dit niet het geval is. Spr. zal tegen het amendement-Buisman stemmen, omdat hij het gewenscht acht, dat de Raad door geen enkele bepaling betreffende de benoeming van personen gebonden is. En op grond hiervan moet hij ook B. en W. tegen hun eigen voorstel in bescherming nemen, omdat hij tevens zal stemmen voor het amendement om na aanbeveling te benoemen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou de benoe ming van een vrouw hier juist wèl met gebondenheid willen vastleggen, omdat de ondervinding haar heeft geleerd dat, waar zulks nooit heeft bestaan, er ook nooit aan wordt gedacht om een vrouw te benoemen. Juist met het oog op de veelzijdigheid van de beoordeeling acht zij het noodzakelijk, dat er een vrouw in de armen- verzorging zit. In de afgeloopen jaren is gebleken dat, hoewel armvoogden volledig vrij waren in hun aanbe veling, er nooit een vrouw is benoemd. Daarom acht spr. het op het oogenblik den tijd om dit vast te leggen. Met de redactie, die de heer Terpstra heeft gegeven, kan spr. wel meegaan. De heer Westra (wethouder) blijft het amendement- Buisman ontraden, omdat de redactie van B. en W ruimte genoeg geeft om vrouwen te benoemen. Zooiets Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 October 1934. 187 wordt trouwens bijna in geen enkele verordening be paald. Wat Leeuwarderadeel betreft dat hier wordt genoemd daar regelt de verordening uitdrukkelijk uit welke personen waaronder ook twee vrouwen het B. A. moet worden samengesteld. Hier wordt echter niet over personen gesproken. Den heer Vromen antwoordt spr., dat het inderdaad de bedoeling is om, niet de voorloopige beslissingen, maar de beslissingen namens het Bestuur, niet aan den voorzitter op te dragen. Dat was ook aan Voogden bekend, maar zij zullen daarop niet hebben gewezen, omdat hun betoog daardoor niet aan sterkte zou winnen. Spr. gaat nog eens uitvoerig na, hoe tot nu toe de meeste aanvragen niet afzonderlijk in de vergaderingen worden gebracht maar door den voorzitter worden be handeld, waarna diens beslissing door het Bestuur wordt bekrachtigd. Het ligt nu uitdrukkelijk in de bedoeling, dat wèl de wethouder zal fungeeren als voorzitter van de instelling, maar dat bedoelde controle van de ad viezen der armbezoekers bij toerbeurt zal worden op gedragen aan een van de leden, om daarop namens de vergadering zijn fiat te geven. Het bezwaar van Voog den daartegen was, dat zij dan wèl het werk hadden maar niet de eer om voorzitter te zijn. Door den voor zitter van het Bestuur zal ook direct worden voorgesteld om deze regeling in het huishoudelijk reglement op te nemen; B. en W. vonden het beter de geheele werk wijze uitsluitend aan het Bestuur over te laten. Wat deze kwestie betreft, behoeft er dus geen bezwaar te wezen tegen het permanente voorzitterschap. Men zegt, dat er nu reeds voldoende contact zou zijn, maar de verantwoordelijkheid van B. en W. zal wel degelijk beter gedekt zijn, omdat de wethouder, als voor zitter van die instelling, zeer zeker, wanneer het daar niet goed gaat, de zaak in het college en in den Raad zal brengen. Dat kan op het oogenblik ook, maar men moet den toestand vergelijken met dien, zooals hij vroe ger was; de tijdelijke maatregel, die is genomen, was niet gebaseerd op het reglement maar op een overeen komst met Voogden, die zoo vriendelijk zijn geweest, den door B. en W. aangewezen wethouder voor een benoeming voor te dragen. Nü wordt die zaak geregeld. Tegen het amendement-Terpstra om de cijfers 8 en 10, die uit de het vorig jaar vastgestelde verordening waren overgenomen, te veranderen in 9 bestaat bij B. en W. geen overwegend bezwaar. De Voorzitter deelt mede, dat mevrouw Buisman onder intrekking van het andere een verbeterd amende ment heeft ingediend, luidende: „Het Bestuur bestaat uit ten minste 8 en ten hoogste 10 leden, ingezetenen der gemeente Leeu warden, waarvan minstens één vrouw." Verder is ingekomen een amendement van de heeren Terpstra en Stobbe, luidende: „Ondergeteekende stelt voor: Het Bestuur be staat uit 9 leden, waaronder één vrouw." Mevrouw BuismanlBok Wijbrandi trekt ook haar tweede amendement in ten gunste van dat van de heeren Terpstra en Stobbe. De heer Buiel merkt op, dat dit amendement twee dingen voorstelt. Met „één vrouw" kan hij zich wel vereenigen maar niet met „9 leden". De heer Hooiring zegt, dat voor het woord „ingezete nen toch nog „meerderjarige" moet worden gevoegd. De Voorzitter: Men benoemt toch geen kinderen? Spr. deelt mede hoe na het amendement de eerste ali nea zal luiden. De heer Terpstra zegt, dat de wethouder van Sociale Zaken hem er opmerkzaam op maakt, dat het misschien om administratieve en andere reden beter is, dat er staat „9 of 11". Spr. heeft daar geen bezwaar tegen. De heer Vromen verzoekt, de beide deelen van het amendement afzonderlijk in stemming te brengen, tenzij B. en W. dat van „9 of 11 leden" overnemen. De heer Westra (wethouder) antwoordt, dat B. en W. dat deel van het amendement wel willen overnemen. De Voorzitter: De redactie van B. en W. van de eerste alinea luidt dan aldus: „Het Bestuur bestaat uit ten minste 9 en ten hoogste 11 leden, ingezetenen der gemeente Leeuwarden en wel De heeren Terpstra en Stobbe stellen voor, dat daar nog wordt tusschen gevoegd: „waaronder ten minste één vrouw". De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren Terpstra en Stobbe, voor zoover niet door B. en W. overgenomen, wordt met 23 tegen 6 stemmen, die van mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Stobbe, Wiersma, Terpstra, Turksma en Ritmeester, verworpen. De Voorzitter wil in stemming brengen het amende ment-Wiersma c.s. op art. 3, sub lb, doch vraagt, of het nu niet eenvoudiger is, hier enkel te lezen „de overige leden, te benoemen door den Raad." Waarom dan nog een aanbeveling De heer Vromen zegt, dat de Raad het in dezen op prijs stelt, dat de benoeming geschiedt op aanbeveling van B. en W. Het amendement-Wiersma c.s. wordt met 25 tegen 4 stemmen, die van de heeren Ritmeester, Westra, me vrouw Buisman Blok Wijbrandi en den heer Turksma, aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat nog een amendement op dit artikel is ingekomen van de heeren Terpstra, Van der Schoot en Stobbe, luidende: „Ondergeteekenden stellen voor: sub, c. Tusschen den voorzitter en de leden, noch tusschen de leden onderling mag bloed- of aanver wantschap, tot den 4den graad ingesloten, be staan." De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra zegt, dat dit amendement is inge diend in navolging van wat daaromtrent in de meeste andere reglementen o.a. ook in Leeuwarderadeel voorkomt. De Voorzitter begrijpt de situatie niet goed, omdat men aan den eenen kant absoluut vrij wil zijn en men aan den anderen kant ook mevrouw Buisman wilde dat den Raad aan banden wil leggen. De heer Vromen ontraadt dit zoo plotseling geboren amendement ernstig. De heer Terpstra vergeet, dat de verordening van Leeuwarderadeel staat op een geheel andere basis, omdat daarin is gezegd, dat menschen van bepaalde diaconieën moeten zijn vertegenwoordigd. En waar daar die groepen uit een klein landelijk milieu wor den gekozen, bestaat daar veel meer kans op bloedver wantschap, zoodat de bepaling daar terecht is opge nomen. Waar de Raad prijs stelt op een aanbeveling van B. en W., zullen zij echter in de eerste plaats wel uitkijken of er in dit verband niet tegen de bestaande constellatie gezondigd wordt en verder is de Raad er ook nog.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 6