192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 November 1934. wel in particulieren grond en daarvoor wordt dan een behoorlijke recognitie gevraagd, niet zoozeer om het geld, maar omdat B. en W. niet op die pompen ge steld zijn, daar deze in het algemeen het stadsbeeld ont sieren. De gewoonte was nu, dat de vergunning niet werd aangevraagd door dengene, wien het rechtstreeks aanging b.v. garage- of caféhouder of drogist maar door de betrokken benzinemaatschappij Texaco, Shell of A. P, C. Nu doet zich het geval voor, dat de benzinepomp-houder ruzie krijgt met den man, die de pomp voor de deur heeft en dat de eerste zegt ik heb je niet meer noodig ik zet er een losse jongen neer en laat de pomp staan. Spr. zet uitvoerig uiteen, dat dergelijke dingen zich ook in de toekomst nog kunnen voordoen dit is het eerste geval en dat B. en W. ook dan van plan zijn de vergunning in te trekken, omdat de man, die de pomp voor zijn huis heeft, er dan persoonlijk niets meer mee heeft te maken, hoogstens alleen nog de huur beurt voor de tank, die bij hem in den grond zit. B. en W. staan op het stand punt dat, wanneer iemand een vaste inrichting voor zijn huis heeft hetzij een pomp of een kraan of iets der gelijks hij ook zelf de betrokkene moet zijn, wien dat aangaat. Spreker geeft toe, dat dit tot nu toe niet gebeurd is, maar daardoor is juist dit conflict ontstaan. De heer Buiel meent, dat in het algemeen dergelijke dingen uitdrukkelijk worden geregeld in het contract en dat er niets tegen is, dat de vergunning wordt verleend overeenkomstig het contract. Spr. gelooft niet, dat prac- tisch de mogelijkheid bestaat, zooals de Voorzitter het voorstelde, dat iemand ongevraagd een pomp voor zijn deur kan krijgen. Dat B. en W. in eerste instantie ver gunning hebben gegeven aan de benzinemaatschappij zit in verband met het aanvankelijk benzine-contract en voor omstandigheden, als hier, is het goed dat het col lege aan de hand van het contract de toestemming geeft. De heer Oosterhoff is grootendeels bevredigd, maar wenscht nog één vraag te doen. B. en W. trekken de vergunning in, omdat er geen verband meer is tusschen den caféhouder en de pomp. Bestond dat verband ech ter ook reeds niet op 18 Juli 1933, toen de betrokkene is genoodzaakt de pomp te verplaatsen Dan hadden B. en W. toen geen bevel tot verplaatsing moeten ge ven, maar tot verwijdering. Is die verhouding echter van lateren datum, dan is spr. volkomen bevredigd. De Voorzitter begrijpt niet, wat de gemeente met het contract tusschen den man, voor wiens deur de pomp is geplaatst, en de benzinemaatschappij te maken heeft. Als een garagehouder b.v. uit een pomp van de Shell geen benzine meer verkoopt van de Shell, zet deze er een jongen bij. Dat is het gevolg. Den heer Oosterhoff kan spr. alleen antwoorden dat, voor zoover hij uit ervaring weet, die pomp sinds de toestand aan de Westerplantage is veranderd, door een jongen is bediend. Spr. vraagt of de heer Weima zijn voorstel hand haaft. De heer Weima: Neen. De beraadslagingen worden gesloten. Het verzoek wordt ter afdoening in handen van Bur gemeester en Wethouders gesteld. d. adres van H. van der Roest e. a. betreffende het rapport van Burgemeester en Wethouders in zake de prijzen van in erfpacht uitgegeven terreinen aan en in de omgeving van het vroegere Deliplein. Zal worden behandeld bij punt 15 der agenda. e. verzoek van het Plaatselijk Arbeidssecretariaat en van de Rev. Socialistische Partij om de huur van de woningen der gemeente te verlagen. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter behandeling bij het voorstel in zake huurver- laging, dat bij Burgemeester en Wethouders in voor bereiding is. verzoek van den Leeuwarder Bestuurdersbond om steun te verleenen aan een door het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen aan de Regeering ver zonden verzoek om verschillende maatregelen te nemen ten behoeve van de werkloozen. Wordt voorgesteld het adres voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Koopal heeft altijd gemeend, dat er in den Raad een groote eenstemmigheid was, als het ging over den nood van de werkloozen. Hij mag aannemen dat alle Raadsleden met dien toestand grondig bekend zijn. Spr. memoreert de vermindering van de uitkeering in Juli, ook in Leeuwarden, met 1.50 en het resultaat van het verzet van de organisaties en het overnemen van haar motieven door B. en W., waardoor de steun weer ietwat, n.l. met 0.50, is opgevoerd. Waar nu de gevraagde adhaesiebetuiging niets kost en de Raad en B. en W. herhaaldelijk met den Minister overleg heb ben gepleegd over de steunverleening in onze gemeente, had spr. voor zich de overtuiging, dat de groote meer derheid van B. en W. zou verklaren, dit adres te willen steunen. De hier indertijd vastgestelde steunnorm van 12.is later door Den Haag overgenomen en nu de Min. van Soc. Zaken meent, dat de steunnormen ook voor Leeuwarden moeten worden teruggebracht, heeft de L. B. B, gemeend den Raad te moeten verzoeken steun te verleenen aan de 6 punten, die in het adres zijn genoemd. De wethouder van Financiën zal als voorzitter van het Crisis-comité weten, hoe groot de nood van de werkloozen is met betrekking tot kleeding, schoeisel en dekking. Dat betreft 3 groote punten uit het adres, die meer en meer voorziening behoeven, vooral, nu de werkzaamheden van het Crisis-comité hier practisch tot na Nieuwjaar verschoven zijn. Een ander punt slaat op de steun, die op het oogenblik in derdaad onvoldoende is en waarmee de gezinnen, ge zien ook de vaste lasten als huur, gas en electriciteit. die steeds terugkeeren, niet kunnen rondkomen. Als men de practijk kent in de arbeidersgezinnen, dan ziet men hoe bedroevend de toestand is. Spr. illustreert dat nader. Spr. vreest, dat men in Den Haag tè groote eenvor migheid wil. De werkloozen in Leeuwarden zullen daar door bedrogen uitkomen. Met het oog op de lange periode van werkloosheid van 1, 2 en 3 jaar had men mogen verwachten, dat ook in Den Haag inderdaad een toeslag gedurende de wintermaanden noodig werd ge oordeeld, alsmede de verstrekking van goedkoope le vensmiddelen. Midden in het aardappel- en boterland moeten de werkloozen hier de aardappelen en onver mengde margarine nog duur betalen. Als lid van de commissie voor de jeugdige werk loozen weet spr. ook hoe groot de nood bij dezen is. Tot nu toe heeft men hier niets anders voor hen kunnen doen dan ontspannings- en ontwikkelingswerk, maar daarnaast is het ook noodig, dat zij zélf aan voor hen passend werk worden gezet onder toekenning van een zeker loon. Spr. hoopt en vertrouwt, dat de meerderheid van den Raad B. en W. niet zal volgen, maar aan het adres den noodigen steun zal verleenen. De heer Terpstra brengt een woord van hulde aan den heer Koopal voor diens opmerking over de groote eenstemmigheid in den Raad. Zij houdt een soort van erkenning in, dat niet bij één bepaalde groep, maar bij alle groepen deze gedachte isindien het mogelijk is, moet zoo goed en zoo veel mogelijk in den nood der Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 November 1934, 193 werkloozen worden voorzien, en wil niet, zooals vroe ger wel eens gebeurde, den schijn wekken, dat zekere groepen daarvan de primeur hebben. Voor die oprecht heid brengt spr. dank, maar verder kan hij daarmee niet gaan, omdat hij zich volkomen schaart aan de zijde van de meerderheid van B, en W. Immers, lang voordat het N. V. V. over dit adres dacht, sprak of schreef, zijn door verschillende andere organisaties reeds allerlei po gingen gedaan om in die nooden te voorzien. Spreker noemt ,,De Gids" van het Chr. Nat. Vakverbond, waarin dezelfde zaken met name zijn genoemd en een adres van dat Vakverbond aan de A. R. en C. H. Ka merleden, die wel hun invloed zullen hebben aangewend bij de betrokken ministers. Verder hebben van de 1100 colleges van B. en W. zich eenige honderden mondeling of schriftelijk tot Den Haag gewend om verbetering in de steunregeling, maar zij allen zijn afgestuit niet op on wil maar op onmacht van het tegenwoordige Minis terie, zoodat ook de Raad daartoe geen poging meer behoeft te doen. Bovendien is het adres betrekkelijk tweeslachtig, omdat de steunregeling op het platteland geweldig te kort schiet bij die in de steden, zoodat men met een adhaesiebetuiging aan het adres het platteland geenszins een goeden dienst zou bewijzen. Reeds bij een vergelijking van stedelijke gemeenten in Friesland blijkt, dat Sneek bijv. 1.50 onder Harlingen en 3.80 onder Leeuwarden is en hoe moeilijk het is een regeling te treffen, die aan alle eischen zou voldoen. Een prikkel van Leeuwarden, als door den heer Koopal bedoeld, zal geen uitwerking op de Regeering hebben; zij heeft van vele zijden al zooveel prikkels ontvangen, maar nog geen enkele zwenking gemaakt. De Raad zal verstandig doen zich buiten deze actie te houden, omdat hij hierin geen invloed kan uitoefenen. Hoe voorzichtig de heer Koopal de zaak ook heeft behandeld, in zijn gedachten- gang schuilt toch deze fout, dat hij zich met andermans zaken wenscht te bemoeien. Indien er in deze richting iets goeds zal worden gedaan, laten dan de L. B. B. en het N. V. V. en de andere vakorganisaties, die over zoo ontzaglijk veel kapitaal beschikken, zélf beginnen met de hand uit te steken om den nood te lenigen. De Regeering alleen kan dat niet en zij zijn tot nu toe daarin te kort geschoten. De heer Hooiring is ook teleurgesteld door de afwij zende houding van B. en W. en meent, dat het wè! op hun weg had gelegen om adhaesiebetuiging voor te stellen, omdat het adres niet alleen een belang voor de werkloozen maar ook een gemeentebelang beoogt. Ver meerdering van de koopkracht der werkloozen zal toch ook de gemeente in het algemeen ten goede komen. Er is verschil tusschen de eenstemmigheid van den Raad in woorden en in daden. In woorden is die hier wel, maar als het op daden aankomt, gelooft spr., dat die niet zoo groot blijkt te zijn. Maar wat is er tegen, als er, nadat dit door tal van gemeenten reeds is ge daan, nog eens, van welke zijde dan ook, bij de Regee ring op verbetering wordt aangedrongen, om die po ging te steunen? Over de kwestie of het onwil of on macht van de Regeering is, kan een breed verschil van meening bestaan spr. kan evengoed volhouden dat het on wil is, want van den kant van het adresseerende li chaam is meermalen aangetoond, dat er wel degelijk middelen zijn te vinden om die onmacht ongedaan te maken. Over verschil in de steunregeling tusschen de plaat sen onderling gaat het hier niet, maar wel over de vraag of de regeling voldoende is en dat die onvol doende is zal niemand tegenspreken. Ieder kan consta- teeren, dat de toestand van de werkloozen bij den dag achteruitgaat, zoowel wat betreft de gezondheid als materieel en moreel. In hun belang en in dat van de gemeente hoopt spr., dat de groote meerderheid van den Raad genegen zal zijn adhaesie te betuigen. De heer Vromen wil namens zijn fractie verklaren, dat naar haar meening deze zaak absoluut niet op den weg van den Raad ligt. Het geldt hier een algemeen Rijksbelang, dat al is de gemeente daar wel bij be trokken behoort tot de competentie van de Regee ring. Zoo lang hier een democratisch parlement is, ligt het niet op den weg van de kleinere parlementen om de Regeering te interpelleeren over de wijze, waarop zij meent in 's lands belang te handelen en vandaar dat spr.'s fractie geen lust gevoelt om aan deze discussies deel te nemen. De heer Wiersma acht het gemakkelijk, om het z.g. urgentieprogram van het N. V. V. met 18 zeer belang rijke punten in een vergadering onder applaus aange nomen te krijgen, maar men heeft blijkbaar ook inge zien, dat het niet even gemakkelijk is die 18 punten in werkelijkheid om te zetten. Daarom heeft men er ver moedelijk 6 punten uit genomen om daarvoor de peti tionnementsactie te ontwikkelen. In het adres gaat het ook over verstrekking van goederen in natura, klee ding, schoeisel, enz., maar blijkens de verschillende bladen van de Christelijke vakbeweging had het N. V. V. in dezen eigenlijk nog iets goed te maken. Immers, in 1932 weigerde het zitting te nemen in de commissie van advies voor consumentenbelangen; toen die commissie in het leven riep een sub-commmissie voor steun in natura, weigerde het weer en bij de op richting van het Nat. Crisis-comité heeft het N. V. V. ten slotte meegedaan met een ietwat pruilerig gezicht, terwijl verschillende plaatselijke instanties van dit ver bond aanvankelijk geen medewerking wilden verleenen aan het plaatselijk Crisis-comité. Tusschen de z.g. contact-commissie, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van alle landelijke vakcen trales en de Regeering, bestaat een geregeld overleg omtrent de steunnormen en spr. heeft de overtuiging, dat de vertegenwoordigers uit de Christ, vakbeweging daar hun uiterste best doen om in het raam van de tijdsomstandigheden te bereiken wat er te bereiken is. Van dit petitionnement, geteekend door meer dan 1 millioen, verwacht spr., hetzij dat het al of niet wordt gesteund door Leeuwarden, niets, maar wél is er iets te bereiken langs andere organen, wat ook hieruit blijkt, dat mede door het werken van het college van B. en W, de steunnormen hier weer iets beter zijn geworden. Den heer Hooiring antwoordt spr., dat, voor zoover er iets was te bereiken met daden van de zijde van het Gemeentebestuur, ook spr.'s fractie zich heeft beijverd om het lot van de werkloozen zoo draaglijk mogelijk te maken. In dit verband wijst spr. er op. dat het be sluit tot ruimere verstrekking van goedkoope brandstof in de vrij strenge winterperiode van voor 2 jaar spe ciaal op aandrang van de rechterzijde is tot stand ge komen en als het weer nijpt, zal men van die zijde het college wéér ernstig verzoeken zoo mogelijk te dien opzichte weer iets te doen. Men kan inderdaad verschillen over de middelen om aan de z.g. onmacht van de Regeering een eind te ma ken, maar t. a. v. de door den heer Hooiring bedoelde middelen heeft niet de eerste de beste financier en eco noom bij de behandeling van de Staatsbegrooting voor 1935 gezegd, dat aanwending daarvan neerkomt op pot verteren. Wat de democratische daden betreft, wijst spr. er nog op, dat bij de salarisherziening is gebleken, dat de overzijde niet met spr.'s fractie wilde meegaan in haar poging, om iets van de grooten af te nemen, ten einde het lot van de kleinen beter te maken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat haar fractie ook van meening is, dat als gemeente geen po gingen behoeven te worden gedaan om invloed uit te oefenen op het beleid van de Regeering. Tevens kan spr. het niet juist vinden dat, waar eerst

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 2