198 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 November 1934. het G. O. in het algemeen belang een verlaging noodig oordeelt. De verordening bindt den Raad om, alvorens hierover te beraadslagen, het oordeel van het G. O. te vragen. Spr. acht het merkwaardig dat zijn fractie hier moet optreden ter bescherming van de rechten van het G. O. De Voorzitter stelt voor, ter bekorting van de dis cussies, in besloten vergadering over te gaan. Wat hij te zeggen heeft, zegt hij liever niet in openbare verga dering. Wordt in besloten vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering deelt de Voorzitter mede dat zijn ingekomen een voorstel van mevrouw Buisman en den heer Terpstra, luidende „Ondergeteekenden stellen voor dat B. en W. in overleg treden met den betreffenden Minister omtrent de vraag, op welke wijze deze salariskwestie geregeld zal kunnen worden en een voorstel van de heeren Oosterhoff en Vromen, dat luidt .Stellen voor het voorstel aan te houden en B. en W. uit te noodigen te hooren het oordeel van de Commissie voor Georganiseerd Overleg en den Raad nader in te lichten.'' Spr. stelt voor het laatste voorstel eerst te behandelen, omdat, als dit wordt aangenomen, men over de zaak zelf niet meer behoeft te spreken. De heer Vromen zegt, dat de woorden in het voor stel ,,en den Raad nader in te lichten" niet alleen slaan op het G. O., maar zoo ruim mogelijk dienen te worden opgevat. Dan kunnen B. en W. aan den Raad alle mo gelijke inlichtingen verstrekken, die noodig worden ge acht om straks een oordeel uit te spreken. De heer I]tsma constateert, dat dit dus beteekent géén antwoord geven. De heer Terpstra heeft ernstig bezwaar tegen het voorstel-Vromen, omdat het is een afwijken van den algemeen gevolgden regel. Normaal is, dat een voor stel eerst volledig wordt geboren en dat het dan naar het G. O. gaat en hier wil men het juist andersom. Spr. is daar tegen. De Voorzitter verzoekt den heer Vromen, om alle misverstand te voorkomen, om den aanhef van het voorstel aldus te wijzigen „Stellen voor het schrijven van den Minister aan te houden Een voorstel is er niet. De heer Vromen kan met die wijziging accoord gaan. De heer Ritmeester (wethouder) merkt op, dat de Minister uitdrukkelijk voor 15 November antwoord wenschte, maar heeft goedgevonden, dat in verband met het iets later vallen van de Raadsvergadering hem na afloop daarvan antwoord zou worden gegeven. Spr. waarschuwt er voor om de zaak nu weer uit te stellen, omdat de Minister dan eigenlijk de macht heeft. De heer Van der Meulen sluit zich geheel bij die meening aan; de Minister vraagt van den Raad een uit spraak en de Raad heeft die uitspraak te geven. Aan sluitende aan hetgeen spr. in besloten zitting heeft ge zegd, dient hij het volgende voorstel in „De ondergeteekende stelt voor, dat de Raad aan den Minister antwoordt, dat hij in de gegeven om standigheden, zonder kennisneming van de begroo ting, geen algemeene loonsverlaging noodzakelijk acht, en aan B. en W. opdraagt hem omtrent deze zaak bij de behandeling der begrooting 1935 nader van praeadvies te dienen." Dat is dus een uitspraak, waarbij op het oogenblik loonsverlaging voorloopig wordt afgewezen, maar waarbij de Raad straks volkomen vrij is om de zaak opnieuw in haar geheel te bezien en een besluit te nemen. Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiDat kan toch ook als het voorstel van den heer Terpstra en mij wordt aangenomen en den Minister wordt bericht, dat de Raad B. en W. heeft opgedragen met den Minister mondeling in overleg te treden De heer Van der Meulen: Maar dat sluit een prin cipieel besluit tot loonsverlaging in. Mevrouw BuismanBlok WijbrandiDaar moeten wij tóch aan gelooven. Dan wil ik liever praten. Het voorstel van de heeren Oosterhoff en Vromen, zooals dat op voorstel van den Voorzitter is gewijzigd, wordt met 22 tegen 6 stemmen, die van den heer Hof- stra, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Dresselhuijs. Buiel, Oosterhoff en Vromen, verworpen. De Voorzitter doet nog eens lecture van het voorstel van mevrouw Buisman en den heer Terpstra en van dat van den heer Van der Meulen, welke voorstellen z. i. principieel tegenover elkaar staan. De heer Vromen acht het voorstel-Van der Meulen onaanvaardbaar, omdat daarbij de loonen geheel en uit sluitend worden gekoppeld aan de begrooting. Spreker begrijpt niet, dat van die zijde dit voorstel wordt ge daan. Bovendien kan men den Minister niet als excuse aanbieden, dat de Raad eind November al zijn de cijfers dan nog niet bekend geen financieel uitzicht zou hebben over den toestand van het volgend jaar. De heer Van der Meulen zegt, dat de meening van den heer Vromen, dat bi) spr.'s voorstel de loonen wor den beschouwd als sluitpost van de begrooting, volko men, maar dan ook volkomen, onjuist is. Volgens het voorstel wordt alleen niet de begrooting, welke inzicht geeft in de financieele positie van de gemeente, buiten beschouwing gelaten. De begrooting vormt één der ge gevens, waaraan de vraag of de salarissen verlaagd moeten worden, moet worden beantwoord. Dat zij de eenige maatstaf zou zijn. is een volkomen valsche voor stelling van zaken. Spr. meent, dat met zijn voorstel de Raad geen principieele definitieve uitspraak doet, maar dat straks bij de begrooting de zaak opnieuw aan de orde kan komen en dan ieder Raadslid volkomen vrij zal zijn om te beslissen. Het voorstel-Van der Meulen wordt met 16 tegen 12 stemmen, die van de heeren Botke, B. Molenaar, Balk Muller, Koopal, Hooiring, IJtsma, Bos, M. Molenaar, Van der Meulen, De Boer en Van Kollem, verworpen. De Voorzitter wil het voorstel-Buisman-Terpstra in stemming brengen. De heer Terpstra wil eenige verwarring, die over dit voorstel bij zijn fractiegenooten heerscht, trachten weg te nemen. De Raad wordt uitgenoodigd op de vraag van den Minister antwoord te geven, maar kan dat in de gegeven omstandigheden en na de verkregen inlich tingen, die tot 0 zijn gereduceerd, niet doen. Spr. vraagt nu daarin te voorzien, le. doordat B. en W. overleggen de vergelijkende staat van salarissen, die er reeds is. Hebben B. en W. daar bezwaar tegen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 November 1934. 199 De Voorzitter: Die staat van de salarissen in andere gemeenten kunt U wel krijgen. De heer Terpstra is dankbaar daarvoor, maar zou ter vergelijking, nu wij de begrooting nog niet voor ons hebben, onze salarisstaat daar ook graag naast zien. Het elastische in het voorstel is nu dat, wanneer men tot den Minister komt met een soortgelijk antwoord, als in het voorstel is begrepen De heer Van der Meulen: Dat is geen antwoord De heer Terpstra betoogt dat, voor iemand die lezen en begrijpen wil, het wél een antwoord is, n.l. dat de Raad van Leeuwarden niet zoo totaal afwijzend staat tegenover wat de Minister wil, maar dat de Raad wenscht, dat de Minister zélf de excessen, die de Raad niet ziet, zal aanwijzen, wat hij kan doen op grond van de Ambtenarenwet en het rapport-Schouten. Het voor stel bedoelt dus niets anders, dan den Minister aan den tand te voelen in welke richting wenscht U wijziging en wijst U die aan. Daarna kan de Raad dan uitmaken of hij daarmee accoord kan gaan. De heer Van der Meulen: Dus géén antwoord De heer Terpstra vervolgt, dat de heer Van der Meulen in zijn repliek één goed woord heeft gezegd, waarin een goede gedachte zitwij kunnen ook met het oog op de begrooing hier niet over oordeelen. Spr. heeft dat met opzet verzwegen, omdat hun plan is, dat de Minister zélf de excessen maar moet aanwijzen en dat B. en W. daarna met hem in onderhandeling kunnen treden. Dan wordt men iets gewaar, maar nu tast men totaal in den blinde. De heer Wiersma: Dan moet U Uw voorstel anders redigeeren De beraadslagingen worden gesloten. Over het voorstel van mevrouw BuismanBlok Wij brandi en den heer Terpstra heeft staking van stemmen plaats (14 tegen 14 stemmen; tegen de heeren B. Mo lenaar, Balk, Muller, Koopal, Hooiring, Hofstra, IJtsma, Bos, Wiersma, M. Molenaar, Van der Meulen, De Boer, Van Kollem en Botke), zoodat daarover in de volgende vergadering zal moeten worden beslist. De Voorzitter wil de vergadering sluiten. De heer Ritmeester (wethouder) vraagt, of dat nu wel opgaat. Men kan nu toch zeker wel verder praten De Voorzitter wil wel praten, maar weet niet waar over. De beraadslagingen worden heropend. De heer Ritmeester (wethouder) wil toch ernstig waarschuwen tegen dezen gang van zaken. De Minister vraagt op grond van de Ambtenarenwetik ben voor salarisverlaging, hoe staat de Raad daar tegenover Nu zegt de Raad totaal nietshet eindresultaat is dus, dat de Minister géén antwoord krijgt en dat er dus op grond van de Ambtenarenwet een Kon. besluit zal komen Raad, ik gelast het U. Dan hebben de heeren hun zin. dan zijn de heeren van de verantwoording af De heer Van der Meulen: Dan had U maar voor mijn voorstel moeten stemmen De heer Ritmeester (wethouder) en per slot van rekening komt de salarisverlaging er toch, zonder dat U er iets tegen hebt gedaan. Dat acht spr. het groote gevaar en daarom wil hij het hiermee niet doen afloo- pen. omdat hiermee plotseling alles is ter zijde geschoven en de Raad zelfs het belang van de ambtenaren niet meer in zijn eigen handen heeft. Spr. had, eerlijk ge zegd, niet gedacht, dat dit voorstel niet zou worden aangenomen, want dit was het meest coulante voorstel ga met den Minister praten hoe hij er tegenover staat en ga dan met alle gegevens naar den Minister en laat deze zien. Die gelegenheid om iets te zeggen krijgt men nu niet en dat acht spr. een heel groot bezwaar. De Voorzitter merkt op, dat over deze zaak thans niet is te beslissen, omdat door de staking van stemmen over dit voorstel pas in de volgende vergadering tenzij het voorstel wordt ingetrokken daarover kan worden beslist. De heer De Boer (wethouder) memoreert het besluit van 1 Maart tot het toepassen van een algemeene sala riskorting. Toen op 24 April d.a.v. de circulaire van den Min. kwam om de loonen te herzien, sprak het vanzelf, dat B. en W. meenden dat het nu welletjes was en dat zij daaraan niet konden beginnen. Doordat in den loop van het jaar de betreffende verordeningen voor de Politie ter goedkeuring aan de Kroon werden toegezonden, is de zaak weer aan het rollen gekomen. Maar de Raad heeft eenige maanden geleden zijn standpunt bepaald, salarisverlaging is pas aan de orde geweest en de Minister decreteert nu wel in meerdere plaatsen salarisverlaging, maar daar mag de Raad nu toch maar niet klakkeloos in meegaanals de Raad karakter toont, zegt hij wij kunnen daar op het oogen blik zonder verdere gegevens niet op ingaan. Het voor- stel-Terpstra houdt principieel in om salarisverlaging in te voeren spr. meent, dat de Raad beter kan zeggen, zooals het voorstel-Van der Meulen wilde: daar kun nen wij op het oogenblik niet in treden. Door dit voor stel werd niet iedere wijziging in de salarissen per se afgewezen, maar wat daaromtrent moet gebeuren, kan pas blijken bij de begrooting De Voorzitter: Het voorstel-Van der Meulen is af gestemd, laten wij daar dus niet meer over spreken. De heer De Boer (wethouder) ontkent nog tegenover den heer Ritmeester, dat nu de zaak voor goed verloren zou zijn. Er zal nu misschien een wenk van bovenaf komen, dat de zaak voor een bepaalden datum in orde moet zijn. Ook in de Provinciale Staten is de zaak heel anders geloopen. De Voorzitter zal den heer Van der Meulen nog het woord geven en daarna de discussies sluiten. De heer Van der Meulen heeft met groote verwon dering kennis genomen van wat de heer Ritmeester heeft gezegd, omdat spr.'s voorstel niets anders bevatte dan hetgeen het college zelf in den Raadsbrief heeft gezegd n.l. dat geen algemeene salarisverlaging noodzakelijk werd geacht en de heer Ritmeester nu voorstelt principieel iets anders te doen wat toch eigenlijk ongehoord is n.l. dat de Raad incidenteel een principieele uitspraak zal doen tot een algemeene loonsverlaging. De beraadslagingen worden gesloten. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 5