210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 31 December 1934.
Aan de orde is alsnu
Punt 3. De aanbeveling van Voogden luidt als volgt
a. vacature-G. Dijkstra
1. G. Dijkstra;
2. Dr. S. Wartena, Droevendal 1;
3. D. Hoeksema, Willemskade 5;
b. vacature-F. J. A. Fritzlin
1. F. J. A. Fritzlin;
2. D. Hoeksema, voornoemd;
3. Dr. S. Wartena, voornoemd.
De heeren Feitsma en Wiersma vormen het stem
bureau.
Met algemeene stemmen worden benoemd sub a G.
Dijkstra en sub b F. J. A. Fritzlin.
Punt 4. De aanbeveling van het Bestuur luidt als
volgt
a. vacature-mevr. W. C. Koopmans Hubenet
1. mevr. W. C. KoopmansHubenet;
2. A. MichellGutschmidt;
3. M. HelderRutgers;
b. vacature-]. M. Kingma
1. J. M. Kingma;
2. Dr. R. Kuperus;
3. V. C. Tresling.
Met algemeene stemmen worden benoemd sub a
mevr. W. C. KoopmansHubenet en sub b J. M
Kingma.
Punt 5. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt
1. Ds. F. H. Bruins;
2. Ds. J. IJntema;
3. Ds. L. Bonga.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra herhaalt, dat opnieuw een diepe
teleurstelling over deze aanbeveling zijn club bezielt. Het
schijnt, dat Curatoren gezamenlijk en hoofd voor hoofd
niet weten, dat er in Leeuwarden ook nog rechtsche
menschen zijn en dat er onder hen óók zijn te vinden,
die voor curator in aanmerking komen. Spr. had be
hoefte, dit even te constateeren en spreekt de hoop uit,
dat hij dit niet wéér behoeft te zeggen.
De heer Buiel kan zich, ook wat de rechtsche groep
van Katholieken betreft, met de uiteenzetting van den
heer Terpstra volkomen vereenigen. Er is, zij het dan
niet officieel, toch bij monde van den Burgemeester in
dertijd uitdrukkelijk op gewezen dat, waar er ook Ka
tholieken op het Gymnasium gaan, men er ook om zou
denken, dat de Katholieken een vertegenwoordiger aan
het Gymnasium zouden krijgen. In verband met een
vroeger genomen besluit, dat de Raad eventueel pas op
een door een fractie aanbevolen lid wenschte te stem
men, wanneer de naam van den candidaat aan de frac
ties te voren waren opgegeven, stelt spr. voor dit punt
tot de volgende vergadering aan te houden, waar er
geen genoegzame gelegenheid is geweest voor het
mededeelen van een candidaat aan de fracties.
Mevrouw Van DijkSmit zou zeggen, waar de Ver
gadering het zoo oneens is over deze aanbeveling, dat,
nu het aantal meisjes aan het Gymnasium zoo bijzonder
groot is, men ook wel eens aan een dame kan denken,
die den titel van Doctor heeft verworven.
De Voorzitter: De heeren Buiel en Hofstra stellen
voor
..Ondergeteekenden stellen voor dit punt aan te
houden tot de volgende vergadering."
De heer Vromen meent, dat dit voorstel weinig zin
heeft. De aanbeveling verandert er niet door, tenzij
wordt voorgesteld deze terug te zenden. Maar ook
daarvoor schijnt hem niet een voldoende motief aan
wezig al wil spr. niet treden in een beoordeeling van
de motieven der voorstellers omdat ieder de vrijheid
heeft buiten de aanbeveling om te stemmen. Spr. be
grijpt het voorstel niet.
De heer Hofstra zegt, dat de heer Vromen op zich
zelf wel gelijk kan hebben, als deze zich spitst op het
woord „aanbeveling". Met het oog op de moeilijkheden,
die men hier vroeger ook heeft gehad, is het echter het
beste voorzichtig te handelen, opdat men de zaak niet
heelemaal stuk zal maken. De heer Terpstra doet dat,
door zijn spijt over de aanbeveling uit te spreken, de
heer Buiel en spr. willen voorzichtig handelen, door de
benoeming aan te houden, opdat B. en W. de gelegen
heid krijgen met Curatoren te onderhandelen over wij
ziging van de aanbeveling.
De heer Buiel beroept zich op de houding van den
heer Vromen in een vorige vergadering, waar deze
heeft gezegd, dat men eerst behoorlijk op de hoogte
moest zijn gesteld en men zoo in de vergadering niet
op een candidaat kon stemmen, die niet te voren
genoemd was. Spr. verklaart, dat het zijn fractie ook
niet mogelijk is om thans met candidaten te komen. Dit
moge den heer Vromen voldoende zijn om de zaak uit
te stellen en dan geeft hij ook voor de volle 100 wat
hij vroeger zelf heeft gewenscht.
De heer Van der Meulen merkt op, dat bij de samen
stelling van het college van Curatoren is getracht, daar
in zoovee! mogelijk eenige hoofdrichtingen van acade
mische studie te vertegenwoordigen. In dit college heb
ben zitting, behalve een vertegenwoordiger van het
Gemeentebestuur, een medicus, twee juristen en een
theoloog. Nu Dr. Vorenkamp zich wegens vergevor
derden leeftijd niet meer beschikbaar meende te moeten
stellen, hebben Curatoren, ter vervanging van hem.
gezocht spr. mag dat z. i. wel mededeelen naar
een theoloog met gymnasiale opleiding, omdat men, als
men in het bestuur van een dergelijke school komt, toch
begrip moet hebben van wat daar onderwezen wordt,
en naar een theoloog, die zijn doctorale studie heeft ge
daan. Vandaar deze aanbeveling.
Nu had men ook kunnen zoeken onder theologen van
andere richting, maar spr. meent toch hij zegt dit niet
als Curator maar als Raadslid en als lid van zijn fractie
dat, als men iemand kiest in het bestuur van een
inrichting voor openbaar onderwijs, men ook het recht
en zelfs de plicht heeft om zich af te vragen of de per
sonen, die op de aanbeveling worden geplaatst, voor
standers zijn van openbaar onderwijs. Op de klacht van
den heer Terpstra antwoordt spr. dan ook, dat het
zoeken onder de door den heer Terpstra bedoelde theo
logen gemakkelijker zou zijn, indien daaronder voor
standers van openbaar onderwijs zouden kunnen wor
den gevonden. Hetzelfde geldt ongeveer t.o.v. de klacht
van den heer Buiel. Katholieke theologen, die het Gym
nasium hebben bezocht, zijn spr. in deze stad niet be
kend. Wat betreft het motief, dat er ook Katholieken
op het Gymnasium gaan, dit percentage is zoo gering,
dat dit geen reden kan zijn om in dezen kring te gaan
zoeken.
De heer Westra (wethouder): Onder de Sociaal-
Democraten dan wel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 31 December 1934. 211
De heer Van der Meulen: Dat is geen geloof. Spr.
vervolgt, in antwoord op de opmerking van mevr. Van
Dijk, dat er inderdaad een betrekkelijk groot aantal
meisjes op het Gymnasium gaat al is dat niet groo-
ter dan vorige jaren maar een vrouwelijke theoloog,
die Dr. Vorenkamp kan vervangen, is spr. in deze stad
niet bekend.
In antwoord op de toelichting van den heer Hofstra
van het voorstel tot aanhouding meent spr. wel te mo
gen zeggen dat, als dit voorstel werd aangenomen.
Curatoren onmogelijk met een andere aanbeveling zou
den kunnen komen dan deze.
De heer Terpstra is blij, dat de heer Van der Meulen
het woord heeft gevoerd
De heer Vromen: Dat kan ik mij voorstellen, want
hij heeft het heelemaal bedorven
De heer Terpstra: Neen, absoluut niet, want hij heeft
iets aangehaald, waarop ik hoop had dat hij het zou
aanhalen.
Spr. wil als bewijs van zijn conciliant zijn eerst
constateeren, dat hij géén voorstel heeft willen doen en
géén poging heeft gedaan om de aanbeveling terug te
zenden, omdat hij altijd nog een ,,micro"-hoop heeft, dat
Curatoren zélf zich zoo hoog zullen verheffen, dat zij
eindelijk zullen begrijpen wat spr. c.s. bedoelen en daar
aan recht zullen doen wedervaren. Daarom heeft hij
zich bepaald tot het nadrukkelijk uitspreken van het
feit, dat zijn club thans voor de zooveelste maal is
teleurgesteld.
De heer Van der Meulen heeft thans openlijk gezegd-
in het college van Curatoren wenschen wij iemand, die
voorstander is van openbaar onderwijs. Spr. had wel
gedacht, dat het daar zou zitten en kan zich dat stand
punt wel eenigszins begrijpen, maar het niet goedkeu
ren, omdat het hier betreft een stedelijk gymnasium,
waarbij alle inwoners, zoowel rechtschen als linkschen,
belang hebben. Daarom hoort er ook iemand van rechts
in het bestuur te worden geplaatst. Spr. herhaalt, dat
hij, hoewel geen voorstander van openbaar onderwijs,
zich toch als Raadslid verplicht acht, dit zoo goed te
maken als maar eenigszins mogelijk is. Hetzelfde stand
punt huldigt hij ook t.o.v. het openbaar gymnasium en
niets zou hun als rechtschen meer verblijden, dan dat
Curatoren, eigener beweging, eindelijk eens met een
aanbeveling kwamen, waarop ook rechtschen waren
geplaatst.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi ziet het feit. dat
in dezelfde vergadering, waarin de Raad bericht krijgt
van het ontslag van een van de Curatoren, er weer een
andere moet worden benoemd, als oorzaak van deze
moeilijkheden. Kan dat volgens de verordening niet
anders, opdat men eerst zijn voelhorens eens kan uit
steken en zoo noodig met Curatoren kan overleggen
of zij niet naar andere candidaten kunnen omzien Men
is bij een aanbeveling wel vrij, maar het is moeilijk in
dezelfde vergadering dadelijk met candidaten te komen.
Spr. geeft aan B. en W. een andere regeling in over
weging.
De heer Buiel zegt, dat men z. i. hier bij het zoeken
van een theoloog in het college van Curatoren zeer
ongelukkig in zijn keuze is geweest, want naar hij meent
is naar het idee van no. 1 van de aanbeveling het Gods
bestaan niets anders, dan dat God zoo ongeveer gelijk
is aan de zon of aan de maan of iets dergelijks
(geroep: Schande!) In elk geval kan men hier
niet zeggen, dat no. 1 de beste theoloog zou wezen, die
er bestaat.
Dat de Katholieken in het algemeen tegenstanders
zijn van openbaar onderwijs, wil niet zeggen, dat zij er
per se en in alle opzichten tegen zijn. In Leeuwarden
waar alleen een openbaar gymnasium is, zijn ook de
Katholieken daarop aangewezen, en juist het feit, dat
daarop Katholieken zijn, moest den heer Van der Meu
len voldoende bewijzen, dat de Katholieken niet in prin
cipe daar tegen zijn. Spr. neemt aan dat, indien de Ka
tholieken in het college van Curatoren behoorlijk waren
vertegenwoordigd, dat ten goede zou komen aan het
aantal Katholieken, dat deze inrichting bezoekt, al is
het voor hen niet de aangewezen inrichting. Het is dus
ook in het belang daarvan, dat daaraan ook Katholieken
worden verbonden.
De Voorzitter is van oordeel, dat een Raadslid in den
Raad heel veel kan zeggen, zonder daarvoor ter verant
woording te worden geroepen, maar meent toch, dat
het niet juist is om over de denkwijze van een persoon,
die op een aanbeveling voorkomt, zich op een dergelijke
wijze te uiten als de heer Buiel zich heeft veroorloofd
De heer Buiel heeft daarmee den betrokken persoon
niet in zijn opinie willen schaden. De wijze, waarop
deze aan zijn meening uiting geeft, beschouwde spr. als
een publiek geheim en hij dacht die meening op deze
i wijze het best weer te geven. Als men zich daardoor
I geschokt voelt, wil spr. dat wel intrekken: hij heeft
alleen de bedoeling gehad dat, naar het hem voorkomt,
zeker no. 1 niet de juiste persoon is om als no. 1 ge
steld te worden, waar het hier speciaal een aanbeveling
geldt ten dienste van de godgeleerde faculteit.
De heer Weima constateert, dat door de toelichting
van den heer Van der Meulen vast is komen te staan,
dat voortaan stelselmatig een bepaalde categorie zal
worden geweerd en dat er dus nooit iemand van de
door den heer Terpstra bedoelde richting in zal komen.
Spr. wil daarover niet alleen zijn spijt uitdrukken, maar
acht dat ook absoluut onjuist. Spr. c.s. zullen zich sterk
beraden, of dit college van Curatoren daar nog wel op
die plaats hoort.
De heer Westra (wethouder) zegt, dat de heer Van
der Meulen nu ook de consequentie van zijn verdedi
ging van de aanbeveling moet aanvaarden. Hij heeft
gezegd, dat het zelfs niet de moeite waard was om in
de richting van de Katholieken te zoeken, omdat het
aantal Katholieken, dat op de school gaat, zoo gering
is, maar spr. gelooft, dat het absoluut niet ter zake doet.
hoeveel kinderen van een bepaald geloof op de school
zijn. Laat men dat eens nagaan voor de Doopsgezinden!
Men begeeft zich hiermee op 't verkeerde pad. Cura
toren willen dus een deel van de inwoners van Leeu
warden i. c. het Katholieke deel uitsluiten van
het Curatorium, uit hoofde, dat het aantal Katholieke
kinderen zoo gering is
De heer Van der Meulen: Dat heb ik niet gezegd
dat heeft de heer Buiel gezegd.
De heer Westra (wethouder) Dat komt er niet
op aan. Spr. constateert, dat dit hier door de richting,
die met behulp van de andere Raadsleden, tegen het
advies van Curatoren, in het Curatorium is gekozen, is
gezegd, en nu moet de heer Van der Meulen ook de
consequenties maar aanvaarden. Het Curatorium moet
er van spr.'s kant en, naar hij vermoedt, verder ook van
rechtschen kant op rekenen, dat er door dien kant niet
meer op een aanbeveling van Curatoren zal worden
gestemd.
De heer Van der Meulen zal alleen nog even ingaan
op de laatste woorden van den heer Westra, die hem
in de schoenen schuift de aanbeveling te hebben ver
dedigd, omdat de Katholieken in de stad te weinig in
aantal zijn om in het Curatorium vertegenwoordigd te
kunnen zijn. Spr. heeft dat niet gezegd, maar alleen, dat