212 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 31 December 1934. het argument in omgekeerden zin van den heer Buiel onjuist was. Deze heeft gezegder gaan Katholieken op het Gymnasium en dus is het gewenscht, dat er ook een Katholiek in het college van Curatoren benoemd wordt. Spr. heeft gezegd, dat dit argument in dien vorm niet juist is; hij heeft de Katholieken niet a priori willen uitsluiten van de bevoegdheid om in dat college een plaats in te nemen. De philippica van den heer Westra tegen spr. is dus onjuist; deze had in anderen zin gericht moeten zijn tegen zijn geloofsgenoot, den heer Buiel. De Voorzitter doet nogmaals voorlezing van het voorstel van de heeren Buiel en Hofstra en wil dat in stemming brengen. De heer Vromen wenscht eerst zekerheid waarover wordt gestemd. De redactie van het voorstel zelf is dui delijk, maar de voorstellers geven een absoluut tegen gestelde toelichting; de heer Buiel wenscht slechts uit stel om andere candidaten te kunnen noemen, de heer Hofstra wil uitstel, opdat het college in overleg kan treden met Curatoren. Het college weet zonder meer ook niet, wat het na aanneming van het voorstel zal moeten doen. De Voorzitter acht het voorstel zelf volkomen dui delijk. n.l. eenvoudige aanhouding. Dat de toelichtingen elkaar tegenspreken moeten de heeren zelf weten. De heer Vromen begrijpt daaruit, dat het college het voorstel alleen beschouwt, zooals het daar ligt, d. w. z. dat het dus geen enkelen brief zal schrijven. De Voorzitter: Wij doen niets; de aanbeveling komt den volgenden keer eenvoudig weer zoo op de agenda. Wil men anders, dan moet men het voorstel maar amen-- deeren. De heer Terpstra heeft behoefte om te zeggen, dat hij hier niet tegen de personen heeft gesproken, die op de aanbeveling staan, maar dat het bij hem alleen gaat tegen datgene, wat langzamerhand bij Curatoren, naar het schijnt, vaststaande is geworden. De heer Vromen verklaart voor het voorstel te zullen stemmen, niet omdat hij zelf bezwaar heeft tegen de aanbeveling, maar alleen uit hoffelijkheid tegenover degenen, die zich daarbij niet wenschen neer te leggen. Spr. meent, dat zij de volle maat moeten hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de heeren Buiel en Hofstra wordt met 16 tegen 12 stemmen, die van de heeren Westra, Hofstra, Hettinga, Buiel, Feitsma, Wiersma, Terpstra, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Weima, Balk, Vromen en Dresselhuijs, verworpen. Benoemd wordt Ds. F. H. Bruins, met 17 stemmen. Op Ds. Gerbrandy wordt 1 stem uitgebracht; 10 bil jetten worden blanco ingeleverd. Punt 6. De aanbeveling van de Commissie luidt als volgt a. vacature-mevr. M. Hendriks Buikstra, meerder jarig onderwijzeres bij het o. 1. onderwijs 1. mej. S. de Jong, Óbrechtstraat 32; 2. H. Hamming, Schoppershofstraat 26; 3. R. de Haan, Elisabethstraat 4; b. vacature-H. van der Harst, meerderjarig onder wijzer bij het o. 1. onderwijs 1. P. van der Meulen, 8e Vegelindwarsstraat 28- 2. D. Sixma, Averkampstraat 8; 3. O. Sipma, De Ruijterweg 3. Benoemd worden sub a mej. S. de Jong, voornoemd, met 26 stemmen 1 stem op mej. R. de Haan en 1 biljet blanco); sub b P. van der Meulen, voornoemd, met 26 stemmen (1 stem op D. Sixma en 1 biljet blanco). Punten 740 (bijlagen nos. 178 en 177). Met alge- meene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Punt 12 (bijlage no. 174). De beraadslagingen wor den geopend. De heer Muller constateert, dat zijn in de vergade ring van 20 November gemaakte opmerking, dat er nog ruim 100 van deze woningen bewoond zijn, juist blijkt te zijn. Hij memoreert naast hetgeen hij toen verder heeft gezegd zijn vraag, of het niet gewenscht was, ter oplossing van deze kwestie de zaak commissoriaal te maken. Spr. achtte dat van groot belang, maar, ook blijkens den aanbiedingsbrief bij de begrooting, waarin zij daarop niet hebben geantwoord, achten B. en W. blijkbaar een dergelijke commissie niet noodzakelijk. Spr. begint met te zeggen, dat hij daar blij om is, le omdat aan een dergelijke commissie altijd eenige kap- stokpolitiek vastzit en 2e omdat hij uit den gang van zaken concludeert, dat B. en W. wel eenigszins omlijnd weten, wat zij t.o.v. deze kwestie willen. Om nu binnen betrekkelijk korten tijd daarvan wat meer te weten te komen, geeft spr. de volgende motie in overweging ,,De Raad, kennis genomen van het voorstel van B. en W. tot verlenging van den ontruimingstermijn van 42 onbewoonbaar verklaarde woningen, keurf deze verlenging goed; acht het gewenscht, dat vóór deze verlengingster mijn is verstreken aan den Raad wordt overgelegd een rapport van de dan nog bewoonde onbewoon baar verklaarde woningen en de oorzaken, die daar toe hebben geleid; acht het tevens gewenscht dat B. en W. in dat rapport hun zienswijze vermelden op welke wijze de ontruiming op korten termijn van de onbewoonbaar verklaarde woningen en van de krotwoningen in het algemeen kan worden bevorderd." Spr. hoopt, dat over deze motie geen stemming zal wor den gehouden, maar dat zij door het college wordt over genomen. De Raad heeft de woningen, die hij indertijd heeft afgekeurd, toch ook willen ontruimen en als dat voor verschillende niet mogelijk mocht blijken, zoodat er wéér een verlengingstermijn moet worden gegeven, dan hapert er iets aan. Daarom heeft de Raad er recht op, in den nazomer van dit jaar uit te maken, wat te doen. Spr. hoopt, dat er dan een omlijnd plan komt var B. en W. De heer Van der Schoot, zich voor een deel aanslui tende bij de vragen van den heer Muller, heeft ook uit den Raadsbrief den indruk gekregen: wat hapert hier? Nu er weer uitstel wordt gegeven, vraagt hijis deze ontruiming niet zoo noodig Het kan blijkbaar nog wel, het schijnt wat mee te vallen. Want indien werkelijk de woningen voor onbewoonbaarverklaring in aanmer king komen, staat spr. aan de zijde van den heer Mul ler, dat het college een weg moet vinden om ze te doen ontruimen en aan den toestand van de menschen, die er in wonen, een eind te maken. En dan heeft ook het benoemen van een Raadscommissie, als waarover de heer Muller den Vorigen keer heeft gesproken, zijn steun. De heer Vromen vindt de motie op zichzelf heel mooi. maar er staat niets anders in dan een uitnoodiging aan B. en W. en wanneer B. en W. nu beloven dat te zullen doen, behoeven wij hier verder niet over te spreken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 31 December 1934. 213 De heer Buiel meent, dat de heer Muller hier wel alle inlichtingen kan krijgen. Den heer Muller's fractiegenoot zeide onlangs in den Raad, dat niet steeds bij elk stuk gevraagd moest wordenhoe zit dit en hoe zit dat Wethouder De Boer zit hier voldoende in om de noo- dige inlichtingen te geven. Spr. voelt absoluut niets voor de motie. De Voorzitter merkt tegenover den heer Van der Schoot op, dat deze net zoo goed als ieder weet, dat de woningen onbewoonbaar zijn hij heeft er zelf aan meegewerkt om ze onbewoonbaar te verklaren. Het door den heer Muller in de tweede alinea van zijn motie gevraagde overzicht of rapport willen B. en W. spr. kan dit wel namens het college toezeggen met alle liefde geven en ook aan het gevraagde in de slotalinea willen zij wel voldoen. De heer Terpstra kan de reden van het bestaan van deze motie niet vatten. Een motie bedoelt, om het col lege in een bepaalde richting te drijven, maar de Raad heeft, naast andere, t.o.v. deze zaak wel zooveel ver trouwen in het bestaande college, dat wij het niet in een bepaalde richting behoeven te drijven. De heer Muller heeft dat zelf ook erkend laat hij zich daar dan bij neerleggen, anders krijgt de motie het karakter van een motie van wantrouwen. De heer Muller: Zij is al overgenomen. De Voorzitter: De heer Muller kan dus met de toe zegging namens het college genoegen nemen. De motie komt niet verder in behandeling. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 13 (bijlage no. 179). De beraadslagingen wor den geopend. De heer Van der Schoot zegt, in aansluiting met het geen hij daaromtrent in de vorige vergadering heeft ge zegd, dat hij gaarne had gezien, vóórdat hiertoe werd besloten, dat er een overzicht was gegeven, waaruit men kon opmaken of het in het belang van de gemeente is om, wat wij tot nu toe hebben verpacht, thans zelf te innen. Dat dit niet is gebeurd, is voor hem een be zwaar. Er wordt gezegd, dat het contract afloopt en dat wij thans een besluit moeten nemen en dat alleen is voor hem een reden om niet voor te stellen deze zaak terug te nemen, maar hij wil toch vastgelegd zien, dat de Raad thans alleen een voorloopig besluit neemt en zich daarbij bindt tot niets. De Voorzitter deelt het bezwaar van den heer Van der Schoot, maar de betrekkelijke verordening heeft de commissies al gepasseerdzij zal binnen zeer afzien- baren tijd den Raad worden aangeboden en waar men het in de commissie al eens is over de vraag of ver pachting of gadering gewenscht is, heeft dit B. en W. de vrijheid gegeven thans met een voorstel te komen om tijdelijk, d. w. z. voor 1 maand of 1J/^ maand, tot gadering over te gaan. Spreker deelt mede, dat gade- ring van het havengeld tegenover verpachting over het tweede halfjaar van 1934 reeds een financieel voor deel van 862.heeft opgeleverd. Voor de marktgel- den is dat zoo niet te zien, maar ongetwijfeld zullen deze bij verpachting ook minder opbrengen en zullen er minder liefhebbers voor zijn. B. en W. hadden wel kans gezien het voorstel nog in deze vergadering te brengen, maar dan was dat onvoorbereid gebeurd, waarom is voorgesteld voor korten tijd tot gadering over te gaan. Hoewel t.o.v. de autostaanplaatsen en den haven dienst al tot gadering is besloten, is c/it hier nog een tijdelijke maatregel; wil de Raad er niet definitief aan. dan kan hij altijd nog besluiten tot verpachting. De heer Van der Schoot: Dan kunnen wij dat dan bekijken. Dat was mijn bezwaar. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 14 (bijlage no. 176). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten aan de agenda toe te voegen als Punt 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het Raadsbesluit van 20 November 1934 tot het garandeeren van een conversieleening, aan te gaan door de N.V. Intercom munale Waterleiding Gebied Leeuwarden. De Voorzitter deelt mede, dat ten onrechte in dit Raadsbesluit is opgenomen de gemeente Sloten, waarom wordt voorgesteld deze gemeente uit het Raadsbesluit te schrappen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 3