20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
dingsbrief thuis kreeg, werkelijk geschrokken en hoe
vaker zij deze onder oogen kreeg, hoe meer zij tot de
conclusie kwam, dat zij aan het voorstel tot het sluiten
van een leening tot dekking van het tekort, niet mee
kon doen.
Spr. meent dat de Raad van Leeuwarden, die sinds
1929 aan de vaststelling van de begrootingen heeft
medegewerkt en wat uiteindelijk geleid heeft tot dit
tekort van 561.000. de plicht heeft aan een volgend
college niet zoon schuldenlast achter te laten en zij
voelt zich moreel geroepen alles in het werk te stellen,
dit tekort te dekken, want om het nageslacht last op last
op te leggen, waaraan het geen schuld heeft, vindt spr.
min.
Mevr. Buisman sprak als moeder, toen zij het be-
waarschoolonderwijs verdedigde, maar spr. vindt dat
zij als moeder de plicht heeft de belangen van Leeu
warden te behartigen en daarom zal zij aan alle bezui
nigingsvoorstellen, die eenigszins aannemelijk zijn.
medewerken.
Te 6 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Op Dinsdag 12 Februari, 10 uur voorm., wordt de
vergadering voortgezet.
Tegenwoordig 28 leden. Afwezig de heer Vromen.
De heer Balk zal niet in bijzonderheden treden over
de verdiensten en de eventueele tekortkomingen van het
college van B. en W., maar wil eraan herinneren dat
hij het vorige jaar heeft gezegd, dat zijn fractie, hoewel
niet door een programma verbonden met de verschil
lende fracties, die deel uitmaken van het college, door
het feit dat een van hen daarin zitting heeft, verplicht
was medewerking te verleenen aan het sluitend maken
van de begrooting, waarbij zij tevens daartegenover van
B. en W. de medewerking verwachtte voor zaken, die
haar bijzondere belangstelling had.
Als tegenprestatie voor de groote belangstelling, die
een deel van den Raad voor de houding van spr.'s
fractie heeft getoond, wil spr. thans haar standpunt
nader uiteenzetten.
In de eerste plaats is het resultaat van een onderlinge
bespreking, gehouden naar aanleiding van de door ver
schillende fracties naar voren gebrachte voorstellen, dat
spr. c.s. niet zullen meegaan met deze voorstellen van
de zoo homogene oppositie, erkennende natuurlijk dat
zij, die meenen front te moeten maken tegen het college,
dit doen in de veronderstelling dat zij op die wijze het
gemeentebelang dienen.
Waardeering verdient het, dat zal ieder moeten er
kennen, dat het college is gekomen met een sluitende
begrooting, al zullen velen niet onderschrijven de wijze,
waarop dit is geschied.
Voorts stelt spr. tegenover het verwijt, dat B. en W.
te optimistisch zijn en den toestand van Leeuwarden te
gunstig zien, de vraag of zij, die deze meening zijn toe
gedaan, zich niet schuldig maken aan een overdreven
pessimisme, waardoor de indruk naar buiten gevestigd
wordt dat het met Leeuwarden misloopt, en hij zou met
hetzelfde recht, als de V.B. voorspelt dat het met Leeu
warden naar den afgrond gaat, een voorspelling in op-
timistischen zin kunnen doen, omdat toch wel eenmaal
de crisis een einde zal nemen.
Over het wezen en de samenhang van de R.-K. fractie
merkt spr. op, dat ook zij niet altijd onmiddellijk zonder
ernstig overleg alle politiek berust op overleg en ver
gelijk tot een eenheid van gedragslijn komen, wat
voor de hand ligt, omdat, hoewel zij zich onderling als
een geheel vereenigd gevoelen door blijvende, hoogere,
algemeene beginselen en belangen, zij in de uit te voe
ren practische politiek van meening verschillen. Zij ver
tegenwoordigen echter zoo goed mogelijk de Katholieke
inwoners van Leeuwarden en dientengevolge als onder
deel van de geheele bevolking werken zij mede, met
inachtneming van hun beginselen, aan het algemeen
belang.
Komende tot de tegenwoordige Regeeringspolitiek
wijst spr. er op, dat, hoewel de Regeering op het stand
punt staat dat, voor het herstel van het bedrijfsleven,
niet tot belastingverhooging moet worden overgegaan,
maar naar verlaging daarvan moet worden gestreefd
waar zij zich, wat betreft de Rijksbelastingen vrijwel
aan houdt zij niet aarzelt maatregelen als het instel
len van een werkloosheidssubsidiefonds te treffen, die
onherroepelijk moeten leiden tot verzwaring van de
gemeentelijke fiscale lasten, en of men nu door den
hond of door de kat wordt gebeten, in beide gevallen
zal men moeten bloeden. Hoewel nu de strekking van
de wet tot het instellen van een werkloosheidssubsidie
fonds is om de lasten van de werkloosheid meer gelijk
matig over alle gemeenten te verdeelen, kan niet wor
den ontkend dat daardoor de lasten voor de gemeenten
worden verzwaard, waardoor spr.'s fractie zich thans
voor de keuze ziet geplaatst, óf afbreken wat moeizaam
is opgebouwd óf de belastingen verhoogen.
Ten aanzien van de verlaging van de loonen en sala
rissen van het gemeentepersoneel, verklaart spr. dat zijn
fractie met belangstelling de voorstellen van het college
tegemoet ziet en zij als haar verlangen uitspreekt dat
met haar wenschen, geuit in het door de heeren
Wiersma, Terpstra en spr. gedane voorstel i.z. kinder
toeslag, terdege rekening zal worden gehouden.
Wat de verhooging van het schoolgeld betreft, deze
zal spr.'s fractie aanvaarden, omdat het een van de
maatregelen is, die de meerderheid van B. en W. meent
te moeten nemen, en ook omdat zij het standpunt in
neemt dat men in dezen tijd een offer mag vragen van
de ouders voor het onderwijs aan hunne kinderen, te
meer omdat de schoolgelden hier beneden die van vele
andere gemeenten blijven. Niet kan zij echter meegaan
met het intrekken van den post van 4000.voor het
verstrekken van leermiddelen, omdat dat nog een extra
verzwaring van de lasten van de ouders van school
gaande kinderen beteekent.
Ook zullen de voorstellen betreffende de vervolg
cursussen, het huishoudonderwijs en het nijverheids
onderwijs niet door haar worden gesteund. Na het
klemmend betoog van den heer Bos, vooral wat betreft
den cursus aan de Huishoudschool en, nadat haar ge
bleken is dat ook in haar kringen maatregelen worden
voorbereid tot het geven van dergelijke cursussen op
het platteland, is zij, alhoewel spr. persoonlijk een an
dere meening heeft, besloten één lijn te trekken.
Wel kan zij echter meegaan met de opheffing van de
Muziekschool en het afschaffen van het zwemonder
wijs, maar het brengen van Leeuwarden in de 3e klasse
voor de gemeentefondsbelasting zal haar medewerking
niet hebben, omdat daardoor een groep van de bevol
king met een zeer klein inkomen getroffen zou worden
en zij vooralsnog niet de noodzakelijkheid daarvan
inziet.
Dat spr.'s fractie zal meegaan met het voorstel tot
opheffing van het bewaarschoolonderwijs is niet te ver
wachten, waar zij van meening is, al staat zij op een
iets ander standpunt als mevrouw Buisman ook de
heer Hettinga heeft hierop indertijd gewezen dat, nu
reeds zooveel op dit onderwijs is bezuinigd, voor alge-
heele opheffing daarvan de noodzaak nog niet aanwe
zig is. Den heer Wiersma antwoordt spr. op een inter
ruptie, dat, als deze meent dat de R.-K. bewaarschool
bestaat van de 3600.subsidie, hij het heelemaal mis
heeft.
Niet alleen ter voorkoming van ongelukken op straat,
maar ook als instituut van opvoeding voor kinderen uit
vooral de groote gezinnen van de lagere klasse der be
volking, bewijst deze school zeer goede diensten.
Komende tot de belastingen zegt spr., dat men heeft
te zorgen de uitgaven vooral scherp te ramen en niet
meer belastingen te heffen dan beslist noodig is. Zijn
fractie zal zich dan ook zorgvuldig rekenschap geven
van de gevolgen, die iedere belastingverhooging en
nieuwe belasting voor de inwoners van Leeuwarden
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 21
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
met zich zal brengen. Tot het invoeren van een straat
belasting acht zij den tijd nog niet gekomen. Opper
vlakkig beschouwd, is het juist dat het is een belasting
op het bezit, maar voor vele zakenmenschen is het bezit
bezwaard met hypotheekook is de mogelijkheid, dat
de belasting verhaald wordt op den huurder, zeer groot,
waardoor voor dezen een ongewenschte nevendruk tot
stand komt en de zoo noodzakelijke huurverlaging zal
hierdoor worden tegengehouden. En zal de Regeering
toestaan dat de vereenigingen, die arbeiderswoningen
verstrekken, de belasting uit de vereenigingsgelden
voldoen
Spr.'s fractie geeft daarom de voorkeur aan verhoo
ging van de personeele belasting, te meer waar bij die
belasting rekening wordt gehouden met de kinderrijke
gezinnen. En doordat er meer belastingplichtingen zijn,
worden ook de lasten van deze belasting meer ver
deeld. Zij geeft hierbij echter in overweging de opcen
ten voor de laagstaangeslagenen te verhoogen met 50,
om dan door progressie toch het vereischte bedrag te
verkrijgen.
Over de Gasfabriek zal spr., nadat hij in de sectie
deze kwestie nog eens heeft aangesneden, thans niet
meer spreken, maar hij wil nog een enkele andere vraag
stellen, n.l. deze, of het wel juist is dat de gemeente
het papier, benoodigd voor de verkiezingen, betrekt
door middel van de Vereeniging voor Ned. Gemeenten
en of het niet beter is. nu de papierfabrieken zeer lijden
onder de tijdsomstandigheden, de voorkeur te geven
aan Ned. fabrikaat, omdat bovengenoemde Vereeniging
veel papier uit het buitenland betrekt.
Hierna wijst spr. er nog eens op dat hij en zijn frac-
tiegenooten, voelende de groote verantwoordelijkheid
die op hen rust dikwijls heeft men ondervonden dat
het rekensommetje 11 4 15 van groote beteekenis
is enkele persoonlijke gevoelens op zij hebben gezet.
Hij eindigt met de hoop uit te spreken, dat B. en W.
met Gods hulp Leeuwarden goed door de benarde toe
standen heen mogen brengen.
De heer Buiel zal, na hetgeen de heer Balk heeft ge
zegd, hoewel hij eens in de Leeuwarder Courant en het
Leeuwarder Nieuwsblad heeft geschreven dat men bij
de algemeene beschouwingen een mooie gelegenheid
heeft om zijn hart te luchten, niet veel meer zeggen. Het
is z. i. voldoende bekend, dat geen der fracties schuld
heeft aan de tegenwoordige omstandigheden en dat
allen hebben medegewerkt aan een zoo goed mogelijk
financieel beleid. De Liberale fractie, die sterk de aan
dacht heeft gevestigd op de keerzijde van de medaille,
wijst spr. op de inconsequentie, dat, toen door spr.'s
fractie het vorige jaar werd aangetoond dat de Muziek
school moest verdwijnen, zij tegen opheffing daarvan
was, omdat na een onderzoek h. i. was gebleken dat het
geen bezuiniging zou geven, terwijl zij thans juist in
verband met den financiëelen toestand opheffing nood
zakelijk acht. Spr. vindt deze houding wel zeer eigen
aardig.
Aangaande de bezuinigingsvoorstellen merkt spr. op,
dat z. i. de voorstellers wel vreeselijk zouden schrikken
als die voorstellen eens allemaal werden aangenomen
en dat zij dan ook nog een tweeden schrik zouden krij
gen, omdat spr. niet veronderstelt dat B. en W. zoo
hokvast zouden zijn om dan nog achter de groene tafel
te blijven zitten. Óp de fracties, die met deze voorstel
len komen, ligt dan ook een groote verantwoording.
Spr. en de zijnen beseffen echter heel goed dat deze
voorstellen alle op zichzelf goed moeten worden beke
ken, wat zij ook hebben gedaan, en met enkele ervan
zullen zij meegaan, maar over het algemeen kunnen zij
de lijn van B. en W. volgen.
Dat de toestand ernstig is, is inderdaad het geval en
het beste bewijs daarvoor is naar spr. meent wel, dat
men in dezen tijd moet overgaan tot verlaging van de
salarissen en loonen en verhoogen van belastingen e. d.
Wat betreft het terugtasten naar de reserves, spr.
vindt deze manipulatie niet erg mooi, al wil hij niet zoo
ver gaan als de heer Vromen; hij acht haar een groot
gevaar en gelooft bovendien niet dat dit systeem van
hooger hand zal worden getolereerd.
Wat de loonsverlaging aangaat, deze werkt naar spr.
meent, vooral nu men er ieder oogenblik op terugkomt,
zeer demoraliseerend op de ambtenaren en werklieden,
speciaal echter op de ambtenaren, die toch een zeer
verantwoordelijke functie hebben. Het is z. i. niet juist
de salarisverlaging buiten de begrooting om te houden.
Wanneer door het voorstel tot salarisverlaging, zooals
het door de A. R.- en de Liberale Raadsfractie wordt
ingediend, en door de andere bezuinigingsvoorstellen
geen belastingverhooging noodig was geweest, dan wa
ren deze volgens spr. veel meer aantrekkelijk geweest
dan thans, nu men ondanks die bezuinigingen een be
lastingverhooging en andere verhoogingen moet toe
passen.
De heer Van Kollem meent, dat het z. i. bijzonder
karakter der redevoeringen en het feit, dat de toon
daarvan in mineur staat, een gevolg is van den zeer
ernstigen toestand. Overtuigd dat allen, bij het grootste
verschil van meening, toch het belang van Leeuwarden
voorstaan, heeft spr. den toon en de wijze, waarop de
verschillende fractieleiders hun meening hebben naar
voren gebracht, met genoegen beluisterd.
Den heer Feitsma vraagt spr., hoe diens standpunt
om niet te leenen voor het overschot van de O. W.-
belasting kan kloppen met het zich verklaren tegen elke
belastingverhooging, omdat dit laatste dan toch in elk
geval noodig zal zijn, wil men de begrooting sluitend
maken.
Den heer Terpstra, die t.o.v. de straatbelasting de
politieke partijen tegen elkaar heeft uitgespeeld, maakt
spr. met voorbeelden duidelijk, dat het al of niet in
voeren van een straatbelasting een kwestie van inzicht
is, afhankelijk van plaatselijke toestanden, zoodat leden
van verschillende partijen daar naar gelang van om
standigheden voor of tegen kunnen zijn. Men mag dit
niet gebruiken als bewijs, dat de straatbelasting ver
werpelijk is.
De heer Vromen, dien spr. overigens ook met genoe
gen heeft beluisterd 't spijt hem dat deze niet aan
wezig is moet zich eindelijk eens afwennen om, wan
neer van de eene of andere zijde iets wordt gezegd, aan
het adres van die partij onaangename opmerkingen te
maken.
In verband met den eersten zin van den aanbiedings
brief zegt spr. dat, wanneer men in de commissiever
gaderingen de begrooting gedrukt voor zich krijgt, er
voor zijn gevoel kwalijk meer valt te spreken van een
begrooting die na de adviezen van de commissies is
samengesteld. Hij dringt er dan ook op aan om de ad
viezen der commissies eerder in te winnen; kan dat
niet, dan is het beter de commissies af te schaffen.
Spr. verschilt met B. en W. van meening als zij zeg
gen, dat in dezen tijd gemeentelijke radiodistributie geen
reden van bestaan zou hebben. Integendeel, met 3500
aangeslotenen in Leeuwarden, die een minimum van 50
cent per week betalen, acht spr. dat bestaansrecht wel
bewezen. Hij wil echter voorloopig afwachten: le om
dat er bij deze begrooting belangrijker dingen zijn te
behandelen en 2e omdat er onderhandelingen gaande
zijn tusschen de B. E. R. C., den bond van centrale-
houders, en de omroeporganisaties. Waar echter in 1937
de concessie afloopt, die de staat aan de distribuanten
heeft verstrekt, behoudt spr. zich in ieder geval de vrij
heid voor om, als hij dan nog Raadslid is, vóór dien
tijd op deze zaak terug te komen. Den weth. van Fin.
geeft hij intusschen als object om de inkomsten der ge
meente te vergrooten, in overweging om, waar de radio
distributiebedrijven hier buitengewoon rendeeren, in na
volging van Sneek van de distribuanten een bedrag van