42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935. hem ingenomen standpunt voor den post met 2000— te verlagen. De heer Westra (weth.) wijst er op, dat de post voor onderhoud van straatwerk grootendeels bestaat uit ar beidsloon, dat de gemeente hier practisch de eenige werkgeefster is op het gebied van straatwerk en dat de straatwerkers, als zij werkloos zijn, in de steunregeling vallen. B. en W. overwegen zelfs ernstig, of het, als dit voor de straatwerkers in den loop van het jaar noo- dig mocht blijken, niet mogelijk zal zijn om misschien op eenigerlei wijze juist nog uitbreiding te geven aan het straatwerk, ten einde op die wijze de belangrijke kosten voor steunverleening te verminderen. Het lijkt spr. dan ook onjuist om dezen post te verlagen, omdat dit, waar het zou leiden tot verhooging van de steun- uitkeering, absoluut géén besparing geeft. De heer Turksma vraagt of onder dezen post ook is begrepen de verbetering der bestrating aan de vee markt. Algeheele verbetering zou zeker een heel groot bedrag vragen, maar is het niet mogelijk om, waar door de wekelijksche spoeling het zand tusschen de steenen wordt weggespoeld, de steenen met cement, telkens in gedeelten, in te voegen Laat het college bij eventueele uitbreiding van het straatwerk speciaal de aandacht schenken aan de veemarkt. De heer Weima wil ook graag de werkloosheid zoo veel mogelijk bestrijden, maar daarom gaat het toch niet aan om maar wat straten op te knappen. Zóó is de post hier toch ook niet gesteld, maar met de kennelijke be doeling, dat dit bedrag noodig is om de straten en plei nen te onderhouden. Spr. acht het bij dezen ernstigen toestand plicht om ook op dezen post te bezuinigen en hij meent dat er met eenigen goeden wil van die 65.000.wel 2.000.af kan. Als dat niet zoo is. moet de wethouder dat bewijzen. Op een interruptie Oosterstraten" antwoordt spr., dat hij verbetering van die straten, als de Peperstraat klaar is. inderdaad van belang acht, maar de wal keert het schip; als het niet kan, moet men daarin berusten. De heer Hofstra acht het een klein kunstje om. in verband met de wenschen omtrent het Zaailand en dc Oosterstraten, zelfs aan te toonen dat het noodig is den post met 30.000.te verhoogen. Het gaat echter bij spr. c.s. om de overtuiging, of er op dezen post bezui nigd is en dan doet het eigenaardig aan, dat de uit gaven volgens de laatste rekening nog ruim 1000— lager zijn dan de nu voorgestelde post. Al heeft men te rekenen met de uitbreiding van de stad, spr.'s grief is toch dat men geen rekening houdt met de tijdsomstan digheden. Daarom kan een deel van den Raad niet met het college meegaan, maar wenscht dit verlaging van den post. De heer Vromen wijst er den heer Balk op, dat er geen cent van dezen post zal worden gebruikt voor ver betering van het Wilhelminaplein. Spr. bestrijdt, dat de post vroeger zooveel hooger washij heeft twee willekeurige jaren nagegaan en vond, dat in 1929, toen de loonen veel hooger waren, hierop 60.000.was uitgetrokken en in 1931, toen de loonen en materialen ook niet goedkoop waren 68.000.-terwijl de laatste jaren ongeveer het be drag, dat nu wordt voorgesteld, is uitgegeven. De heer Molenaar mag zich dus eerst wel rekenschap geven of het waar is, alvorens hij bedragen als 70.000.— of 80.000.noemt. Spr. weet dat er uitbreiding van de bestrating is ge weest en men kan, door de straten een nóg beter aan zien te geven, ook nog wel meer daaraan besteden ook is juist dat, als men bezuinigt, enkele straten minder mooi zullen zijn, omdat zij dan tot het volgend jaar moe ten blijven liggen. Maar toch meent spr., al wil hij graag een compliment maken voor de vervanging in verschil lende straten van de keien door klinkers, dat er door een klein beetje minder kosten te maken, geen vitale belangen van Leeuwarden worden geschaad. In een tijd, waarin wij zelfs geen centen hebben om onze ge meentegebouwen behoorlijk te verbeteren, acht hij het geen bezwaar dat bepaalde straten, die G.W. graag wil opknappen, tot 1936 blijven liggen en hij steunt daarom het voorstel van de rechts Prot. fractie. De heer Feitsma merkt op dat, waar B. en W. inder- r-i c iv d -r i tijd hebben gezegd dat bij geasfalteerde straten het on- ?ef he? De B°?r (we£> t°°n,t ™ct c/crs aan' dat derhoud belangrijk lager is en er nu een groot deel van straatoppervlak van 1931 tot heden, dus m 4 jaren -t„ o c j 4 ,1. met 16 is vermeerderd, zoodat dus de post van de stad is geasfalteerd, zijn tractie meent, dat er thans f £c»nn j- ic i i i ii i i.A nnnn t 65.000.—, die weer op een zelfde bedrag is uitqetrok- alle aanleiding is om dezen post met j 2000.te ver- -iiti i lagen ken- ln mchzelf al een groote bezuiniging inhoudt. Er kan wel meer aan de straten besteed worden, want al zien ze er over het algemeen behoorlijk uit, er zijn er De heer Balk vestigt de aandacht op den toestand nQg met keibestrating, die wel aan verbeteringen toe van het Wilhelminaplein, waaruit de gemeente toch ook zijn Zeer zeker kan het bedrag van 65.000— ver een groot bedrag aan marktgeld, enz. ontvangt, en minderd worden, maar dat beteekent, behalve slechter vraagt of dit plein ook m het onderhoud is opgenomen. onderhoud der straten, óók meer werkloosheid 1 egen bezuiniging op dezen post zal spr. zich in ieder geval verzetten. De heer Feitsma: Dan moet U ook geen asfaltbestra- ting aanleggen. Den heer B. Molenaar bevreemdt het. dat de heer Weima, wetende dat het bedrag geen enkele uitbrei- De heer De Boer (weth.): Deze post is niet aan- ding toelaat, maar dat er reeds een paar jaar lang op j gebracht als werkverschaffing en ook niet ter bestrij- dezen post belangrijk is bezuinigd, den eenen dag ding der werkloosheid, maar de uitwerking is nu een- vraagt om het onderhoud nog met dat van de Ooster- maal zoo, dat iedere vermindering van deze posten van straten te vergrooten en den anderen dag voorstelt om G.W. vermeerdering van de werkloosheid ten gevolge dezen post te verlagen. j heeft. Spr. bestrijdt, dat de wethouder moet aantoonen dat bezuiniging niet mogelijk is en het meest grieft het hem, De heer Terpstra kan zich eenigszins begrijpen, dat niet dat de heeren willen bezuingen, maar dat zij, ken- door bezuiniging de werkloosheid zou kunnen vermeer - nelijk uit de begrootingsposten waar niet lang geleden deren, maar vraagt in verband met de opmerking van nog 70.000— a 80.000— op stond, kunnende na- den weth. van Soc. Zaken, of het met behulp van deze gaan, dat daarop reeds belangrijk is bezuingd, aan B. zaak niet mogelijk is om voor de steungelden te laten en W. vragen toon maar aan dat het niet kan. Zij werken, zelf moeten aantoonen dat het wél kan. Wel is de post door de asfalteering minder geworden, maar er staat De heer De Boer (weth.) merkt op, dat men dit bij tegenover, dat de uitbreiding van de stad daarmee ge- alle takken van dienst wel naar voren kan brengen, lijken tred heeft gehouden. Plaatst men een advertentie voor volontairs ter secre- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 43 Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935. tarie of voor technische volontairs bij een der bedrijven dan kan men er zeker van zijn, dat daarop wel aan biedingen komen, maar spr. betwijfelt of dat de weg is. Bovendien deze zaak is niet in de secties besproken niemand heeft het dus aangedurfd een dergelijk systeem in te voeren. Voor de bestrijding der werkloosheid is niet ieder systeem te aanvaarden. De heer IJtsma zal, nu de heer Terpstra, na over deze kwestie reeds eerder te hebben gesproken, het werken voor steun weer ter sprake brengt bij een punt, waarbij het niet thuis hoort, daarop niet ingaan, maar afwach ten tot tijd en wijle de heer Terpstra een voorstel in deze richting doet bij een punt, waarbij deze zaak in haar geheel kan worden behandeld. De heer Westra (weth.) zegt, waar Leeuwarden wel vrijwel de eenige werkgeefster is voor de straatmakers hier, maar deze óók nog wel eens werk hebben in de buitengemeenten, dat men niet weet, hoe de werkloos heid zich onder hen zal ontwikkelen. Mocht deze echter van belangrijken aard zijn, dan zou het toch eigenaar dig aandoen, nu er buiten de straten, waaraan deze 65.000— zal worden besteed, nog genoeg overblijven, waaraan ook veel te verbeteren is, de straatmakers werkloos en gesteund door de gemeente te laten rond- loopen. Dan zou men dus kunnen overwegen om de straten, waarvoor B. en W. dat thans uit een oogpunt van onderhoud niet direct noodig achten, wèl onder handen te nemen, omdat dit verbetering zou brengen in de werkgelegenheid en dan zou misschien met de straatmakers via hun organisaties ook kunnen worden besproken, of zij hiervoor niet eenigszins in hun loon zouden kunnen worden gekort. Deze kwestie, waarover bij B. en W. ook nog nadere besprekingen zullen plaats vinden, komt evenwel pas aan de orde, wanneer onder de straatmakers een vrij groote werkloosheid blijkt te heerschen. In dit verband lijkt het spr. echter onge- wenscht om op het onderhoud, dat B. en W. wèl nood zakelijk achten, bezuiniging toe te passen, omdat daar door eventueel straks meer straatwerk, misschien tegen lager loonen, in het belang van de menschen zou wor den uitgevoerd. Op die manier zou men alle onderhoud van straten dan wel in werkverschaffing kunnen uit voeren. Het onderhoud, dat B. en W. noodzakelijk ach ten, moet men niet aan de werkmarkt onttrekken daar voor dient men het volle bedrag uit te trekken en dan kan men straks zien of er op het gebied van werkver ruiming voor de straatmakers, in overleg met de orga nisaties, niet iets kan worden bereikt. Het voorstel van den heer Terpstra om volgno. 128 met 2000— te verlagen, wordt met 18 tegen 10 stem men, die van de heeren Oosterhoff, Weima, Stobbe, Feitsma, Wiersma, Terpstra, Hofstra, mevr. Van Dijk- Smit, de heeren Dresselhuijs en Vromen, verworpen. Volgno. 128 wordt onveranderd vastgesteld. De Voorzitter stelt voor te pauzeeren. De heer Terpstra wil ter bekorting van de zaak na mens zijn fractie de verklaring afleggen, dat waar haar gebleken is, dat t.o.v. het betrachten van bezuiniging van de overzijde niet de minste medewerking wordt ondervonden en men hier staat tegenover een zoo aan eengesloten phalanx, zijn fractie geen aanleiding vindt om nog verdere voorstellen te doen, en zij weet wat zij thans heeft te doen. De heer IJtsma stelt het op prijs, dat deze wijze van behandeling, „die geen obstructie was", niet zoo door gaat, maar als men zich hier zoo van afmaakt, consta teert spr., dat de heer Ritmeester eigenlijk van morgen succes heeft geoogst door te zeggen, dat niemand be zwaar tegen bezuiniging kan hebben, als men inderdaad kan aantoonen dat deze mogelijk is zonder vitale belan gen te schaden. En als dit nu beteekent, dat men de verantwoordelijkheid op andere groepen wil schuiven, kaatst spr. dien bal met kracht terug en verzoekt hij de heeren om niet in hun schulp te kruipen; ieder, die meent te kunnen bezuinigen zonder vitale belangen der gemeente aan te tasten, heeft de plicht die voorstellen daartoe in te dienen. De heer Van Kollem zegt, dat zijn fractie het zoo aanvoelt - en ook de onbevooroordeelde burgerij zal dat doen dat deze bezuinigingsvoorstellen van de rech terzijde zoo maar, zonder onderzoek naar de mogelijk heid, zijn ingediend, dat de rechterzijde maar bepaalde voorstellen heeft aangegrepen, zonder er bij te hebben nagedacht waarover het ging spr. herinnert aan dat omtrent de bouwpolitie, een post, waaronder vrijwel alleen salarissen zitten die vaststaan en dat de ge- heele bezuinigingspoging, die de heeren hebben gedaan, zeer bepaald onjuist is. De heer Hofstra wil de zaak tot de juiste proporties terugbrengen. De begrooting is niet door de rechter zijde ingediend, maar door het college, zoodat spr. zich kan voorstellen, dat zij door de groepen, waaruit het college gevormd is, verdedigd wordt. Wanneer nu ech ter t.o.v. de begrooting gedachten worden geopperd, die niet in de richting gaan van B. en W., maar hier niet wordt aangetoond, dat daarvoor geen gronden be staan, kunnen spr. c.s. even goed zeggen de heeren wijzen onze verantwoordelijkheid voor de begrooting af. Spr. c.s. maken zich daar los van, bij de eindstem ming zal wel blijken hoe men verder zal werken, maar vast staat, dat zij op het oogenblik nog géén verant woordelijkheid dragen voor de begrooting. Tot op dit oogenblik wijzen zij die geheel af, maar spr. zou de fractieleiders en het college in overweging willen geven zich alsnog omtrent de punten, waarop spr. c.s. meenen dat bezuinigd kan worden, te beraden. Spr.'s fractie kan zich nu nog over haar verklaring beraden, maar laten B .en W. zich beraden over die punten en hun oordeel geven tijdens de behandeling der gemeentebegrooting. Te 12.35 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 2 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als des morgens. Een voorstel van den Voorzitter om hedenavond te vergaderen, wordt met algemeene stemmen aange nomen. De heer Buiel wil nog even terugkomen op het feit dat de rechtsche fractie in overleg met den V.B. nu de bezuinigingsvoorstellen terugneemt. Z. i. is dit niet juist. Ook uit de stemmingen is gebleken, dat de Kath. fractie niet is tegen bezuiniging, al zijn er verschillende bezui nigingsvoorstellen gedaan, waarmede zij niet accoord kon gaan en wel hierom niet, omdat zij, gezien den financieelen toestand van Leeuwarden, voor een der gelijke aantasting van de vitale belangen den tijd nog niet gekomen achtte. Waar het echter ook buitenge woon moeilijk zal zijn om tot belastingverhooging te moeten overgaan, zou spr. afraden de verdere bezuini gingsvoorstellen terug te nemen. Hij geeft toe dat er eenigszins moed toe behoort deze hier nu nog te ver dedigen, maar het gaat in het belang van de gemeente en dan stelt men de Kath. fractie in de gelegenheid daarin mee te gaan. Den Voorzitter lijkt het het verstandigst af te wach ten, wat er gebeuren zal.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 21