4
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
mede, dat B. en W. met betrekking tot dit schrijven
zullen voorstellen
le. de gevolgen van dezen brief niet bij deze be
grooting in aanmerking te nemen;
2e. B. en W. op te dragen te trachten een zoo goed
mogelijke regeling te ontwerpen in verband met
dezen brief.
Met algemeene stemmen wordt besloten het schrijven
van den Minister te behandelen vóór met de behande
ling van de begrooting een aanvang wordt genomen
Punt 3 (bijlage no. 18). De aanbeveling van Burge
meester en Wethouders luidt als volgt
1. J. A. Feitsma;
2. Th. Hofstra.
De heer B. Molenaar zegt, dat zijn fractie met deze
aanbeveling zal meegaan, maar dat zij graag zou willen,
dat het Bestuur van het Stads-Ziekenhuis er bij de
eerstvolgende gelegenheid ook rekening mee hield, dat
er in den Raad een Sociaal Democratische Raads
fractie is.
De heeren Dresselhuijs en Buiel vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt de heer Feitsma, voornoemd, met 24
stemmen 1 stem op den heer Hofstra en 2 biljetten
blanco).
De heer Vromen is bij deze en de volgende stemming
nog niet tegenwoordig.
Punt 4 (bijl. no. 11). Op de voordracht worden ge
plaatst
op de eerste plaats de heer M. Molenaar, met
25 stemmen 1 stem op den heer Van der Meu-
len en 1 biljet blanco);
op de tweede plaats de heer Van der Meulen
met 18 stemmen 1 stem op ieder der heeren
Van der Schoot, B. Molenaar, Turksma, Feit
sma en Wiersma en 4 biljetten blanco).
De heer Vromen komt ter vergadering.
Punten 59 (bijl. nos. 13, 14, 20 en 22). Met alge
meene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 10 (bijl. no. 17). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma vraagt of de door Bosma gestelde
voorwaarde, dat er een inrit moet worden gemaakt,
ook invloed heeft op de overname van de stoep.
De Voorzitter antwoordt, dat door B. en W. het
systeem wordt gevolgd, dat bij overname van stoepen
het recht op een bestaande inrit blijft bestaan, behou
dens het betalen van een kleine recognitie, dat hier een
verzoek tot het mogen hebben van een inrit is ingediend
en dat Bosma, ook al had hij geen inrit en al had hij
zijn stoep niet afgestaan, deze inrit toch wel zou hebben
gekregen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 11 (bijl. no. 23). Met algemeene stemmen wordt
besloten overeenkomstig het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
Punt 12 (bijl. no. 24). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Hofstra heeft tegen verhuur van deze 624
M2. grond aan de A. J. C. geen bezwaar ook met
den huurprijs kan hij zich wel vereenigen zoo lang
er voor dezen grond en dien van het gebouw „Sinne-
ljocht" geen gegadigden zijn, die daarvoor een prijs van
ongeveer 9.of 10.willen betalen. Zoodra dat
echter het geval is, wordt deze verhuring voor de ge
meente z. i. te duur en hij zou graag willen hooren hoe
B. en W. daar dan over denken.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat het de be
doeling is, dezen grond aan de A. J. C. te verhuren
zoolang B. en W. het goedvinden en dat die grond elk
oogenblik uit de huur is te nemen, zoodra daarvoor een
andere bestemming wordt gevonden. Op het oogenblik
is deze grond echter heel weinig waard, waarom B en
W. van meening waren, dat die wel aan de A. J. C.
kon worden verhuurd. De bezwaren van den heer Hof
stra zullen nu wel zijn vervallen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punten 13-16 (bijl. nos. 12, 25, 21 en 15). Met al
gemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig de voorstellen van Burge
meester en Wethouders.
Punt 17 (bijl. no. 16). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Muller zal hier niet tegen stemmen, maar
verklaart dat, op het oogenblik, dat deze zaak in de
contact-commissie in behandeling was, hij daar toen ook
van meening was dat men niet verder kon gaan, maar
dat hij thans van oordeel is, le. dat deze huurverlaging
in verband met de economische omstandigheden lang
niet ver genoeg gaat en 2e. dat een huurverlaging voor
de woningen aan de Camminghastraat hierbij ook had
moeten worden ondergebracht. Dit laatste is niet ge
beurd, in hoofdzaak omdat er geen geld voor was, maar
op grond dat er aanstonds wèl geld voor blijkt te wezen,
meent spr. dat ook daarvoor huurverlaging moet wor
den toegepast. Hij zal dat echter straks bij de begroo
ting wel nader onder de oogen zien.
De heer De Boer (weth.) merkt op, dat de heer
Muller ook wel weet, dat in verband met de plannen
tot verbetering van de woningen aan de Cammingha
straat de commissie het beter heeft gevonden, die huren
thans niet te verlagen, maar die verbetering af te wach
ten en dan de huren te waardeeren.
Als gevolg van het besluit tot het vormen van een
fonds als bedoeld onder punt 16 der agenda, zal het
niet onmogelijk zijn t. z. t. tot een verdere algemeene
huurverlaging over te gaan.
De heer Muller acht het standpunt van den wethou
der in zake de Camminghastraat, dat deze ook in de
contact-commissie heeft ingenomen, in de gegeven om
standigheden onjuist. De bedoeling van de Regeering
is en zal ook van den Raad moeten zijn dat het
noodzakelijk is, dat in verband met de economische
omstandigheden de vaste lasten van de tegenwoordige
bewoners zoo laag mogelijk worden gebracht. Men kan
nu die woningen wel opknappen, maar de menschen,
die op het oogenblik in de woningen aan de Cammingha
straat zitten, kunnen de huur bijna niet meer opbrengen
en daarom zal spr. straks bij de begrooting zijn gedach
ten hieromtrent naar voren brengen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
5
Punten 1820. Met algemeene stemmen wordt be
sloten overeenkomstig de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders.
Punt 21 (bijl. no. 175 van 1934 en no. 1 van 1935) zal
worden behandeld bij punt 24 der agenda (be
handeling ontwerp-begrootingen
Punt 22 (bijl. no. 5). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Oosterhoff, zijn oorspronkelijke schroom om
hierover als min of meer er bij betrokkene overwinnend,
vraagt in de eerste plaats of het juist is, dat het salaris
van de ambtenaren, niet belast met het voltrekken van
huwelijken, dateert van 1904. Zoo ja, dan acht hij het
niet billijk, dat hun, die dan nooit van de belangrijke
verhoogingen in de na-oorlogsjaren hebben genoten, nu
toch ook een korting wordt opgelegd.
In de tweede plaats kan spr. het argument van B. en
W., dat bij verlaging van het salaris van de ambte
naren, belast met het voltrekken van huwelijken, moei
lijk daarvoor geschikte personen zullen zijn te vinden,
niet deelen. In vroeger jaren werd die functie altijd om
niet verricht en spr. kan zich niet voorstellen, dat de
burgerzin van de Leeuwarders zoo zou zijn gedaald,
dat men geen menschen zou kunnen vinden, die het
tegen een verlaagd of desnoods tegen géén salaris zou
den willen doen.
De Voorzitter antwoordt, dat de salarissen van de
eerstbedoelde ambtenaren zijn vastgesteld in 1928, maar
dat de bedragen inderdaad dateeren uit 1904.
De belooning van de ambtenaren, belast met de hu
welijksvoltrekking, van ƒ1.— per huwelijk, is van jon
geren datum, spr. meent van 1922 en is een kwestie
van ervaring geweest; men had toen werkelijk moeite
om geschikte menschen te vinden, die genegen waren
week in week uit, of, zooals het thans is, om de week,
om niet hun tijd beschikbaar te stellen voor het vol
trekken van huwelijken.
De heer Oosterhoff handhaaft zijn standpunt en stelt
voor Ged. Staten te verzoeken a. op de salarissen van
de ambtenaren, niet belast met het voltrekken van hu
welijken, geen korting toe te passen; b. voor de ambte
naren, belast met de huwelijksvoltrekking, het bedrag
van ƒ1.per huwelijk te verlagen tot 0.50.
Het voorstel-Oosterhoff wordt ondersteund
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter brengt het eerst, als zijnde van de
verste strekking, in stemming het voorstel van B. en W.
t. a. v. de belooning van de ambtenaren, belast met de
huwelijksvoltrekking.
Dit voorstel wordt met 17 tegen 11 stemmen, die van
mevr. Van Dijk—Smit, de heeren Dresselhuijs, Vromen,
Oosterhoff, Hettinga, Weima, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Feitsma, Wiersma, Terpstra en
Hofstra, aangenomen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het andere deel van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Punt 23 (bijl. no. 2) wordt op voorstel van den heer
Terpstra aangehouden tot bij de behandeling
van de gemeentebegrooting (volgno. 180).
Punt 24 (bijl. no. 172 van 1934 en no. 19 van 1935)
De Voorzitter stelt overeenkomstig het zooeven ge
nomen besluit, alvorens tot behandeling der ontwerp-
begrootingen over te gaan, aan de orde
het schrijven van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, bedoeld onder de mededeelingen sub f, met de
daarbij vermelde voorstellen van Burgemeester en Wet
houders.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra vraagt, alvorens tot verdere behan
deling van die zaak over te gaan, of dit schrijven van
den Minister, zooals ook elders het geval is geweest,
wordt beschouwd als een voorstel, dat voor geen wij
ziging vatbaar is en dat het dus öf moet worden van
de hand gewezen óf moet worden aangenomen. Of is
het college van oordeel, dat het wel degelijk geamen
deerd mag worden
De heer Vromen heeft bezwaar tegen het voorstel om
deze zaak los van de begrooting te behandelen1 e
omdat het beleid van B. en W. inzake de loonen
een punt van de algemeene beschouwingen in de
secties heeft uitgemaakt, en 2e omdat de opvat
tingen omtrent de loonen in verband met de be
grooting van buitengewoon groot belang zijn, ge
zien het feit, dat van meerdere kanten in de secties
voorstellen zijn aangekondigd t. a. v. de loonen. De
brief van den Minister bevat zoo verschrikkelijk veel
nieuws nietde Minister geeft daarbij alleen zijn mee
ning te kennen als antwoord op een informatieve vraag
en spr. gelooft, dat de Raad, althans formeel, vrij is om
zich daar niets van aan te trekken, maar op eigen ver
antwoordelijkheid t.o.v. de loonen te doen wat hij noo-
dig acht. Daarom is spr. ook minder nieuwsgierig naar
het antwoord van B. en W. op de vraag van den heer
Terpstra. In verband met hetgeen in de secties heeft
plaats gevonden meent hij, dat deze zaak niet van de
begrooting is los te maken, waarom spr. voorstelt deze
kwestie daarbij te behandelen.
De heer Van der Meulen verwondert zich over de
woorden van den heer Vromen. Deze zijn in lijnrechten
strijd met diens woorden van eenigen tijd geleden, toen
spr. voorstelde deze zaak te behandelen bij de begroo
ting en de heer Vromen spr. toevoegde, dat spr. dus
de loonen als sluitpost van de begrooting wilde be
schouwen.
Spr. is ook van meening, dat de salarissen van het
gemeentepersoneel niet buiten iedere begrooting om be
schouwd kunnen worden, maar men staat hier nu voor
een ander geval. Hier ligt een begrooting van het col
lege, die sluitend is, en waar pas eenige dagen vóór de
behandeling daarvan deze brief van den Minister is
ingekomen, gelooft spr. dat er in deze omstandigheden
geen aanleiding meer is om daarmee bij déze begrooting
rekening te houden, maar dat thans de Koninklijke weg
moet worden gevolgd, door deze zaak, zooals de heer
Vromen den vorigen keer ook heeft betoogd, ter be
handeling voor te leggen aan het G. O. Spr. kan dan
ook van harte de gedachtengang van het college
steunen.
De heer Wiersma deelt het standpunt van den heer
Vromen, dat dit een onderdeel is, dat wij niet kunnen
en niet mogen beschouwen los van de begrooting, alleen
al om de consequentie, dat, hoe de situatie ook loopt,
de afhandeling van deze zaak invloed zal hebben op de
begrooting voor 1935.
Spr. zal er verder niet tegen zijn dat het college in
verband met het schrijven van den Minister deze zaak
zal aanvatten, maar vraagt, of het in de bedoeling van
het college ligt, om aan de hand van dien brief en van
de gegevens, door den Minister verstrekt, voorstellen
te doen aan het G. O.
Den heer Van der Meulen antwoordt spr., dat deze
zelf heeft gezegd, dat de zaak op het oogenblik op een
ietwat ander plan staat èn dat daaruit thans de houding