6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. van den heer Vromen en van anderen, die indertijd ook tegen het voorstel-Van der Meulen hebben gestemd, is te verklaren. De heer Terpstra heeft zijn vraag met groote ernst gesteld, omdat er gemeentebesturen en colleges van Gedeputeerde Staten zijn, die een soortgelijk schrijven hebben ontvangen en die tot de conclusie zijn gekomen, dat in die voorstellen géén wijziging mag worden ge bracht. Waar het schrijven van den Minister is van 2 Febr. en het dus wel op 4 Febr. bij het college zal zijn gekomen, meent spr. met recht te mogen veronderstel len, dat B. en W. de tijd hebben gehad om daarover een bespreking te houden. Spr. vraagt verder of het college in verband met de aanneming van het voorstel- Wiersma indertijd wel op informaties bij den Minister is uitgegaan. Ten slotte acht hij het ook onbegrijpelijk, dat men een zaak als de salarissen en loonen afgeschei den van de begrooting zou willen behandelen. Dat is een abnormaliteit. De Voorzitter geeft toe, dat z. i. de voorstellen in het schrijven van den Minister, althans formeel, wel voor amendeering vatbaar zijn, al zal het wel moeilijk zijn die amendementen te formuleeren, omdat in de eigen lijke voorstellen geen bepaalde cijfers zijn genoemd. Spr, betwijfelt verder of het voorstel van B. en W. wel goed begrepen is. Met het voorstel om de gevolgen van dezen brief bij deze begrooting niet in aanmerking te nemen bedoelen B. en Wde financieele gevolgen en niet, dat er bij de behandeling van de begrooting niet over de loonen mag worden gesproken. Van die gevol gen weet men thans niets anders, dan dat er vermoe delijk géén loonsverhooging zal plaats hebben en dus niet méér gelden zullen moeten worden uitgetrokken, maar dat waarschijnlijk door toepassing van een zekere loonsverlaging de uitgetrokken bedragen voor salaris sen en loonen iets lager zullen worden. Die gevolgen zullen pas in den loop van het jaar tot uitdrukking kun nen komen de Minister vraagt vóór 1 April antwoord en B. en W. hebben al gezegd het kan wel 1 Juli worden voor alles kant en klaar is. Juist is, dat er ook dan op verschillende posten van de begrooting te veel is uitgetrokken en ook, dat men dan kan zeggen, dat men de tegenwoordige belastingbetalers iets meer laat betalen dan noodig is, maar omdat wij op het oogenblik absoluut niet weten hoe ver dat zal gaan, lijkt het B. en W., ter wille van een practische uitwerking en be handeling, eenvoudiger, om dan straks eventueel bij begrootingswijziging de niet benoodigde gelden over te brengen naar Onvoorzien. Laat er dan iets overblijven op deze begrooting, dit kan dan later worden overge bracht naar 1936 of 1937, welke jaren zich ook niet zoo rooskleurig laten aanzien. Bovendien kan een regeling tot loonsverlaging hier niet tot stand komen, zonder dat het G. O. daarover is gehoord zelfs bepaalde concrete voorstellen, die men hier zou willen doen, zal men niet anders dan in handen van B. en W. kunnen stellen, opdat deze aan het G. O. kunnen vragen hoe die commissie daarover denkt, zoo dat zij toch niet in deze begrooting kunnen worden ver werkt. Zelfs al zouden dergelijke voorstellen hier thans in principe worden aangenomen, dan zou daarover nog in het G. O. moeten worden gesproken en zou spr. nog voorstellen om nu door te werken en het bedrag, dat eventueel overblijft, in een reservefonds te storten, om het in 1937 bij de hand te hebben. De bedoeling van het eerste voorstel van B. en W. is dus niet, dat elk spreken over loonsverlaging bij deze begrooting niet mag gebeuren, maar om de financieele gevolgen van den brief bij de begrooting buiten beschouwing te laten. Het tweede voorstel bedoelt om met den brief van den Minister als richtsnoer te trachten een zoo goed mogelijke regeling te ontwerpen, waarover dan natuur lijk eerst het oordeel van het G. O. moet worden ge vraagd. Den heer Terpstra antwoordt spr., dat hij den op 2 Febr. gedateerden brief van den Minister pas op 8 Febr. in handen heeft gekregen, dat de 9e B. en W. daarover hebben geconfereerd en deze voorstellen zijn geboren en dat toen ook de afschriften daarvan aan de leden zijn toegezonden. Voor t overige verwijst spr. den heer Terpstra naar het antwoord onder punt 33 van de Mem. van Antw.B. en W. hebben inderdaad in Den Haag geïnformeerd wat de Minister bedoelde en daarop is nu dit antwoord gekomen. De heer Vromen is het niet eens met den heer Van der Meulen, wanneer deze reden meent te hebben hem van inconsequentie te beschuldigen, omdat naar zijn meening deze hetzelfde doet door nu te zeggen dat het voorstel betreffende de salarisverlaging naar het G. O. moet, terwijl hij dat indertijd niet noodig achtte. Spr.'s inconsequentie is echter niet zoo heel groot geweest. Indertijd heeft hij gezegd geen bezwaar te hebben om deze kwestie bij de begrooting te behandelen, maar hij zag het nut daarvan niet in en hij achtte het toen zoo urgent, dat z. i. van uitstel niets goeds te verwachten was. Alleen heeft hij toen gezegd, dat hij zich niet kon begrijpen dat van de zijde van den heer Van der Meulen deze zaak werd vastgemaakt aan de begrooting, omdat juist van die zijde altijd bezwaar wordt gemaakt de salarissen en loonen tot sluitpost te maken. Aan het lange traineeren van deze zaak heeft de Raad zelf ge weldig groote schuld, maar het is wel grappig dat het college de bedoeling heeft de financieele gevolgen niet bij deze begrooting in beschouwing te nemen. Wel is de begrooting sluitend, maar het is geenszins vanzelf sprekend zooals B. en W. en de heer Van der Meulen schijnen te meenen dat de geheele Raad in aanbid ding nederligt voor de wijze waarop deze sluitend is gemaakt en in de sectievergadering is dat ook tot uiting gekomen. Voor de wijze, waarop spr.'s fractie de be grooting sluitend zou willen maken, waarvoor loons verlaging o. a. absoluut noodig is, hebben B. en W. weinig waardeering getoond, maar zij schijnen niet de minste notie te hebben van de portee van hun voorstel, door luchtig te zeggen laten wij de financiëele gevol gen van een salarisverlaging overbrengen op het vol gende jaar. Het zou echter niet de eerste keer zijn, dat hier een besluit tot salarisverlaging werd genomen met terugwerkende kracht en waar het nu de bedoeling van den Minister was reeds op 1 November 1934 een ver laging van de salarissen in werking te laten treden, vindt spr's fractie het thans hoogste tijd, gezien de be grooting, daartoe over te gaan en wel degelijk met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1935. Z. i. is het absoluut juist ook formeel dat hiertoe voorstellen kunnen worden gedaan. Bij een dergelijk voorstel kun nen de financiëele gevolgen wel ongeveer worden be- somd en kan daarmee rekening worden gehouden bij de begrooting en daarna kunnen B. en W. overleg ple gen met het G. O. Door de salariskwestie los van de begrooting te behandelen, voorziet spr. groote moeilijk heden. De heer Hofstra had niet gedacht dat het voorste! van B. en W. in dien zin zou wezen, om de gevolgen van de salariskwestie voor deze begrooting niet in aan merking te nemen. Spr. herinnert aan de vergadering van 24 November 1.1., toen een deel van den Raad uit drukkelijk aan B. en W. heeft gevraagd hoe staat de begrooting voor 1935 er voor, niet omdat men de loonen als sluitpost wilde beschouwen, maar omdat de begroo- tingscijfers toch zoodanig konden zijn, dat tot loons verlaging moest worden overgegaan. Spr. kan zich niet begrijpen, dat het college voorstelt het bedrag, dat uit de verlaging van de loonen zal worden verkregen, b.v. te reserveeren voor 1936 en 1937, omdat in dat geval de burgerij meer dan noodig is zal worden belast en men toch de plicht heeft de lasten, indien mogelijk, te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 7 verlichten. Ook spr. zou deze zaak niet los willen maken van de begrooting, en meent dat zij zoo spoedig mo gelijk naar het G. O. moet, maar dat de Raad vrijheid van handelen moet houden. De heer Van der Meulen blijft van meening dat niet hij, maar de heer Vromen in hooge mate inconsequent is geweest. In November ging het over het antwoord aan den Minister, dat z. i. niet in het G. O. behoorde te worden behandeld. Nu gaat het over verlaging van de loonen volgens den wensch van den Minister en hier schrijft de verordening uitdrukkelijk voor dat het naar het G. O. moet. Toen heeft de heer Vromen gestemd tegen spr.'s voorstel om het bij de begrooting te behan delen, terwijl hij nu zegthet kan en mag niet anders dan bij de begrooting. Het spreekt z. i. van zelf dat over eventueele voorstellen bij de begrooting kan wor den gesproken, maar alle voorstellen, die worden ge daan, ook dat van B. en W., moeten eerst naar het G. O. De heer Wiersma is evenals de heeren Vromen en Hofstra van meening, dat deze kwestie niet los van de begrooting kan worden beschouwd. Den Voorzitter, die gezegd heeft dat het college een zoo goed mogelijke regeling zal ontwerpen met den brief van den Minister als richtsnoer, het ontwerp naar het G. O. zal sturen en dat het dan misschien wel 1 Juli kan worden voordat die regeling in werking treedt, vraagt spr. of het niet mogelijk is die zaak, als er van alle zijden spoed wordt betracht, tegen 1 April klaar te hebben. De heer Weima kan zich niet vereenigen met hetgeen de Voorzitter omtrent de loonsverlaging heeft gezegd. In tegenstelling met den heer Van der Meulen acht spr. het beter geen rekening te houden met de circulaire van den Minister, die op het allerlaatste oogenblik is bin nengekomen, en gewoon door te gaan met de behan deling van de begrooting, gezien het feit dat de finan ciëele toestand van Leeuwarden zoo critiek is. Dat men een ander standpunt kan zijn toegedaan is ook in de sectievergadering naar voren gekomen, waar verschil lende bedragen, tot welke een loonsverlaging zou moe ten worden toegepast, zijn genoemd. Spr. vreest dat het voor B. en W. uiterst moeilijk zal zijn om naar aan leiding van de circulaire een regeling te ontwerpen die daarmede overeenstemt. De Voorzitter stelt voor het voorstel van B. en W. in stemming te brengen. De heer Vromen verbaast zich erover, dat dit voor stel wordt gedaan, nu van de zijde van twee fracties ernstige bezwaren tegen de wijze waarop de salaris kwestie wordt behandeld, naar voren zijn gekomen. Hun bezwaar is speciaal, dat B. en W. geen rekening hebben gehouden met de plannen en voorstellen die hun uit het Sectieverslag bekend moeten zijn en waardoor men wijziging in de begrooting wenscht te brengen. B. en W. vinden het niet noodig daarop een antwoord te geven, maar om nu zonder meer tot stemming over te gaan, is naar spr.'s meening eenvoudig het muilkorven van de oppositie. De Voorzitter zegt, dat B. en W. er geen bezwaar tegen hebben het voorstel bij de begrooting zelf te be handelen, maar zijn opinie blijft, dat, waar het toch niet om een groot bedrag gaat, elk voorstel tot loonsverla ging buiten de begrooting om moet worden beschouwd, al geeft spr. den heer Vromen volkomen het recht er anders over te denken. De beraadslagingen worden gesloten. Het schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken en de daarop betrekking hebbende voorstellen van B. en W. zullen worden behandeld bij de gemeente- begrooting. De Voorzitter stelt thans eerst aan de orde een voorstel, onderteekend door mevrouw Buisman en den heer Turksma, dat luidt als volgt „Ondergeteekenden stellen voor den spreektijd voor de algemeene beschouwingen over de begrootingen 1935 te beperken tot veertig minuten voor een Raads fractie met minder dan vijf leden en tot één en een vierde uur voor een Raadsfractie met meer leden. Spr. stelt voor zonder debatten direct tot stemming over te gaan. De beraadslagingen worden geopend. De heer Turksma acht het dan van belang de ver dedigers eerst aan het woord te laten. Hij is van mee ning, waar dit voorstel in de sectievergaderingen is aan gekondigd, alle vrijheid te hebben het thans in te dienen en herinnert aan het geen hieromtrent door B. en W. in de Mem. van Antw. is gezegd. Beperking van den tijdsduur behoeft absoluut geen beperking van geestes uiting te zijn. Het betreft alleen een werkelijke bezui niging, die de Raad op zichzelf kan toepassen. Oor spronkelijk was het spr.'s bedoeling niet geweest de grootere fracties een langeren spreektijd toe te staan, omdat het z. i. er niet op aankomt hoeveel leden een fractie hier heeft en een kleine fractie bij de algemeene beschouwingen evenveel te zeggen kan hebben als een groote. Spr. berekent dat door deze kleine zelfbeperking de begrootingsvergadering minstens 1 dag korter zal duren, waardoor ongeveer ƒ200.— zal worden bespaard. De heer Hofstra vindt dit voorstel zoo absurd, dat hij zijn meening daaromtrent wil uiten. Spr. herinnert er aan dat, toen het college het voorstel deed om ver schillende zaken, die in den Raad behandeld werden, aan hen over te doen, uitdrukkelijk uit den Raad naar voren is gekomen, dat men dat vrijheidsbeperking vond. Men moet z. i. nu toch voelen, dat de Raad niet met eenige vrijheidsbeperking, dus ook niet met rantsoenee ring van den spreektijd, mee zal kunnen gaan Waar mevrouw Buisman deze zaak slechts terloops in de j sectie heeft aangesneden, wist spr. niet dat het de be- j doeling was met een voorstel te komen; in de sectie vergadering had hij zich anders zeker daartegen ver klaard. Wanneer dit voorstel wordt gehandhaafd moet men tegelijkertijd met een voorstel komen om de leeuw in het wapen van Leeuwarden het symbool van de fiere vrijheid te veranderen in een adelaar met een lam in de klauw, het beeld der reinste tyrannie. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat noch van haar kant, noch van die van haar partijgenoot bij dit voorstel aan vrijheidsbeperking is gedacht, maar omdat ieder jaar na afloop van de begrootingsvergade ring allen het er over eens zijn dat er eigenlijk zoo on- noodig veel gesproken wordt, is dit voorstel gedaan. Wordt het nu afgestemd enfin, après moi le déluge. maar dan heeft niemand het recht te klagen dat de begrooting weer veel te veel tijd in beslag heeft genomen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Turksma en mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi wordt met 25 tegen 3 stem men, die van den heer Turksma, mevrouw Buisman blok Wijbrandi en den heer Ritmeester, verworpen. Wordt overgegaan tot de behandeling van de ont- werp-begrootingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 3