Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. legd. Spr. is van meening, dat de door de meerderheid van B. en W. voorgestelde verhooging der schoolgelden voor het 1. o. niet door den beugel kan. Vroeger begon het schoolgeld bij een inkomen van 1200. nu zal het reeds beginnen bij 800. Wel een groot verschil Omdat deze verhooging niets anders is dan een buiten gewone verzwaring van lasten voor degenen, voor wie ook de Raad het misschien niet eens heeft bedoeld, kan spr.'s fractie zich voorloopig op geen ander standpunt plaatsen dan tegenover dat van de meerderheid van B. en W. Tegen de bezuinigingsvoorstellen, die hier vandaag zijn gepresenteerd, zal spr.'s fractie zich ten sterkste verzetten, ook buiten den Raad, om de bevolking van Leeuwarden te zeggen, wat thans door rechts en den V.B. is ondernomen. Hun voorstellen zijn van zoo ver strekkende beteekenis voor de volksopvoeding en de volksleiding, dat spr. zich niet kan losmaken van de gedachte, dat het hier niet speciaal betreft het vasthou den aan het bezuinigingsbeginsel, maar dat de kern van deze voorstellen ook werd ingegeven door partijoog merken. Dit wordt ontkend, maar gaat men door op de grondslagen, als door de heeren ontvouwd, dan zullen tal van vitale belangen worden getroffen, wat funest zal zijn voor de ontwikkeling der inwoners. Spr. verdedigt nog het voorstel van de wethouders Botke en De Boer t.o.v. de schoolgelden voor Gym nasium, gem. H. B. S. en Meisjes H. B. S„ waarin een verschuiving zit, waarmee de draagkracht het beste is gediend en dat ten slotte nog een klein voordeel bij het voorstel van de meerderheid, n.l. ongeveer 2200. zal opleveren. Spr.'s fractie wacht met vertrouwen de stemmingen af, in het besef te hebben gewerkt aan de instandhou ding van veel, wat haar dierbaar is en waarvoor zij al het mogelijke moet doen om dat te behouden. De heer Van der Meulen is intusschen ter vergade ring gekomen. De heer Van der Schoot komt ook tot de conclusie, dat voor het sluitend maken van deze begrooting ern stige bezuinigingen noodig zijn op verschillende inrich tingen. Dit zal teleurstelling of moeilijkheden brengen en het zal hen, die daartoe besluiten, zwaar vallen dit te doen, maar men blijve er van verzekerd, dat zij, die op deze plaats gebracht zijn, wenschen te handelen vol gens eer en geweten, gehoorzaam aan hun beginsel, trouw aan den door hen afgelegden eed, waarachtig zoekend het belang onzer gemeente. Persoonlijk doet spr. dit in biddend opzien tot onzen Hemelschen Vader, van Hem de kracht en voorlichting vragend, wetend, dat wij van al onze daden rekenschap moeten afleggen. Spr. hoopt, dat ook hier blijk wordt gegeven van waar deering van elkanders meening, ook al staan die mee ningen vaak lijnrecht tegenover elkaar De Mem. van Antw. heeft spr. teleurgesteldz. i. hadden B. en W. meerdere ernst moeten toonen t.o.v. de bezuiniging, door ook hunnerzijds met voorstellen daartoe te komen. De richtlijnen dienen toch door de leiding, door het bestuur, te worden aangegeven. Ge zien den financieelen toestand, meent spr. dat de door verschillende Raadsleden aangegeven bezuinigingen, als bezuiniging op of verdwijnen vanIndustrieschool, gem. H. B. S., Midd. Meisjesschool, Muziekschool, schoolreisjes, zwemonderwijs, beroepskeuze en bewaar scholen en verlaging der salarissen van het gemeente- personeel, welke kunnen worden doorgevoerd, ook uit gevoerd behooren te worden. Al zijn deze en andere objecten mooi en kan er van worden geprofiteerd, de nood dringt om met deze voorstellen te komen. Met kracht en klem dient toch te worden voorkomen, dat een straatbelasting wordt ingevoerd, die een gedeelte der inwoners zal treffen en voor velen niet te dragen zal zijn. Alle moeilijkheden dienen door ieder naar ver mogen te worden meegedragen. Gelijke monniken, ge lijke kappen. 't Heeft spr. teleurgesteld, dat B. en W. geen voorstel tot salarisverlaging hebben ingediend. Spr. ziet dit zelf niet graag, hij erkent de moeilijkheden van hen, die het treft, maar waar het niet anders kan, vraagt hij, wij zende op de vaste positie van het gemeentepersoneel en op den nood der werkloozen zult gij het U niet tot een eer rekenen, dat door geven uwerzijds de minst mogelijke lasten behoeven opgelegd te worden aan hen. die het niet kunnen dragen In dit verband wijst spr. ook op den nood van den handeldrijven den middenstand. Met betrekking tot de tegenstelling werkman en middenstander, vraagt hij is daar onderscheid tusschen En voor wie is de strijd het moeilijkst Laat men deze groep van handeldrij vende middenstanders, wanneer dat mogelijk is, helpen, ook omdat dit dan, door behoefte aan werkkrachten, den werknemers weer ten goede komt. Spr. pleit bij herhaling voor verlaging van de lichttarieven voor de winkeliers, een billijk en rechtvaardig verzoek, omdat de gemeente niet met hooge winstberekening haar waar aan de ingezetenen dient te verstrekken en nog minder die hooge winst mag aanwenden voor het sluitend ma- ken van de begrooting. Bij de vraag, waar men dan het tekort vandaan zal halen, bedenke men, dat bij het niet invoeren van billijke tarieven de betrokkenen zélf mid delen beramen om hiertoe te geraken. Laat men niet de put dempen als het kalf verdronken is. De tekorten dienen gehaald uit andere objecten, bij die groep, die gezegend is met aardsche goederen, ook wel genoemd de bezittende klasse. Wie heeft, die kan geven, maar wie niet heeft, van die mag niet genomen worden. Dit dient ook toegepast te worden bij de salarisverlaging. Door hoogere bijdragen van de grootere salarissen die nen de kleine het minst getroffen te worden. Zoo graag had spr. gezien dat zij, die met een hoog salaris en vaak nevenbezit er naast in een bevoorrechte positie verkeeren, zelve waren gekomen met het verzoek om hun salarissen te verlagen, daardoor uitdrukking ge vend aan den wensch om met de massa mee te willen lijden. Men verschuile zich niet achter den Minister, door af te wachten wat die oplegt. De Raad weet, om dat de nood dwingt, dat er moet worden verlaagd, om meerdere lasten voor de groote massa gedeeltelijk te voorkomen. Laat de Raad nuchter zijn en ruggegraat toonen door, zonder zich achter anderen te verschuilen, zijn schouders te zetten onder de positie, die in deze moeilijke tijden is ontstaan. Spr. hoopt, dat men elkaar bij deze besprekingen zal mogen vinden en dat dit mag strekken tot heil der gemeente Leeuwarden. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi valt het op, dat de besprekingen hier een ernstiger en beter cachet dra gen dan vroeger en verheugt er zich over, dat de ern stige omstandigheden ons dichter bij elkaar brengen, zooals zij o. a. uit de woorden van de heeren Vromen en Van der Schoot mag opmaken. Spr. is niet zoo pessimistisch als de leden van den V.B. en van rechts, maar ook niet zoo optimistisch als de heer Koopalzij ziet de zaak ook zeer ernstig in. maar niet zóó ernstig, dat zij wil meewerken tot het afbreken van veel goeds, dat in lange jaren hier is tot stand gekomen. Hoe zou het er met onze stad uitzien, wanneer vroeger in moeilijke jaren onze voorvaderen de onderwijsinrichtingen, waar nu aan getornd wordt hadden prijsgegeven Spr. kan en wil zich niet voor stellen, dat die inrichtingen, waaraan alle jaren met zooveel liefde en moeite gewerkt is, zullen worden prijs gegeven. Zij gaat met veel bezuinigingen mee, maar met die op het onderwijs kan zij niet meegaan. Het nut van het bewaarschoolonderwijs behoeft zij hier niet meer uiteen te zetten spr. volstaat met een citaat van een zeer deskundige op dit gebied, prof. Ca- simir, die zegt ,.Als we zouden komen tot een benadeeling van het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 19 voorbereidend onderwijs, zouden we dat de eerste jaren niet bemerken, maar namen we 't geheel weg, dan zouden we dat na 10, 20 jaren aan onze gees telijke volksgezondheid terdege bemerken. Wat de voorbereidende school geeft, is later niet meer in te halen." Verder haalt spr. aan een uitspraak van Dr. Schelven, een bekend zenuwarts in Rotterdam, die zegt „Wat men aan 't gevoel te kort gedaan heeft in den kleuterleeftijd, is niet meer in te halen en nooit meer goed te maken ik aarzel niet het uit te spreken, dat ik de kleuterschool belangrijker vind dan de lagere school en dat dit wetenschappelijk aangetoond is; elke bezuiniging in deze richting is funest." Wanneer men het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs loslaat, krijgt men hier voor de meergegoeden tal van dure klasjes, waar de leerlingen nog wel krijgen wat hun toekomtvoor hen, die veel minder kunnen betalen, zullen zich allerlei personen, aan wie geen eischen kun nen worden gesteld, opwerpen voor de verzorging der kinderen in, lokalen, waarop geen enkele controle is. zoodat gevaar ontstaat voor de volksgezondheid maar waar moeten ten slotte degenen, die heelemaal niets kunnen betalen, met hun kinderen heen Op straat Dat kan niet om het verkeer. Ziet men de consequen- i ties wel van de voorstellen, die men doet? t Lijkt spr. onmogelijk, dit onderwijs van gemeentewege los te laten; zij zou het als een groote ramp beschouwen en hoopt, dat daarvoor geen meerderheid zal worden ge vonden. De Midd. Meisjesschool heeft jaren lang in een be hoefte voorzien, gelijk uit tal van dankbare brieven duidelijk is gebleken, toen voor eenige jaren deze school ook het onderwerp van uitvoerige discussie en enquêtes is geweest. De Rijks H. B. S. is niet de school voor meisjes, al kunnen velen daar met vrucht het onderwijs volgen en ook de U. L. O. school geeft een geheel andere opleiding. Waar thans van alle kanten en in de eerste plaats door de Regeering wordt gezegd laten de meisjes niet beroepen innemen, die ook door mannen kunnen worden ingenomen, maar laten zij meer speci fiek vrouwelijke beroepen kiezen, gaat het dan wel aan om een school op te heffen, die juist opleidt tot specifiek vrouwelijke beroepen en die in de eerste plaats de ken nis bijbrengt voor het beste specifiek vrouwelijke be roep dat van vrouw en moeder Spr. is, doordat zij de ontwikkelingscursussen aan de Industrieschool meermalen heeft bijgewoond, ook over tuigd van de groote wenschelijkheid van dit onderwijs. Tal van meisjes volgen het met animoer hebben zich nu weer 130 kinderen aangegeven, er zijn 4 parallel klassen en er is heel weinig verloop. Aan den eenen kant is men van meening, dat de arbeidersvrouw te weinig heeft geleerd van koken en andere huishoude lijke bezigheden en aan den anderen kant wil men nu een cursus, die juist die kundigheden bij de meisjes wil bevorderen, opheffen. Spr. sluit zich aan bij den heer Bos, waar deze verband heeft gelegd tusschen de cir culaire van den Minister over het landbouwhuishoud- onderwijs en dezen cursus. Zij acht het werkelijk een gemeentebelang om dezen cursus niet op te heffen. Spr. heeft zich slechts bepaald tot het onderwijs aan de meisjes, omdat dit haar het naast aan het hart gaat. maar in het algemeen zegt zijbezuiniging op het on derwijs is het laatste, wat moet worden gedaan. Wat bekrimpt men zich ook in een gewone huishouding niet, vóórdat er op de opvoeding en het onderwijs van de kinderen wordt bezuinigd men lijdt soms liever honger dan daarop te bezuinigen. De onderwijsinrichtingen, die jaren lang een sieraad van Leeuwarden zijn geweest, dienen niet te worden opgeheven de toestand moge dan slecht zijn, maar zóó slecht, dat het onderwijs daar onder moet lijden, is hij naar spr. meent niet. De heer Muller is van meening, dat de huurverlaging, zooals die van morgen is aangenomen, niet ver genoeg gaat. Spr. betoogt, dat B. en W. het bedrag, dat door de beraamde Regeeringsmaatregelen in zake de annuï teiten disponibel komt voor huurverlaging en waarom trent B. en W. op spr.'s vraag in het Sectierapport antwoorden, dat dit bedrag hun niet bekend is, toch bij benadering hadden kunnen vaststellen, om daardoor zoo spoedig mogelijk de noodzakelijke verdere huurver laging mogelijk te maken. Spr. dringt er op aan, dat B. en W., zoodra zij weten hoe groot dit bedrag voor de gemeente zal zijn, de contact-commissie zullen bijeenroepen om de huren nader onder de oogen te zien. Wat het bewaarschoolonderwijs betreft, kan spr. van harte onderschrijven hetgeen mevr. Buisman hierom trent heeft gezegd; opheffing beteekent voor de ge meente slechts een betrekkelijk klein financieel voor deel, terwijl er dit groote nadeel uit voortvloeit, dat het kind aan de straat moet worden overgelaten, een plaats waar het niet veel goeds leert, tot nadeel van de maat schappij. Vervolgens zegt spr., dat hij zich heeft verbaasd over het besluit van B. en W. in zake de verhooging van den huurprijs van de piekmeters en hij acht dit absoluut onjuist gezien, omdat hiervan het gevolg zal zijn dat zeer veel gebruikers het piektarief vaarwel zeggen om voortaan weer stroom over een gewonen meter te ne men, zoodat de stroom, die buiten de speruren bijna voor niets kon worden geleverd en die werd benut voor de vergemakkelijking in de huishouding, aanstonds ren teloos ligt. Spr. bespreekt daarna uitvoerig de wijzigingen in de stroomprijzen van het enkel tarief, het piektarief en de meterhuurprijzen over de laatste jaren en wijst er op, dat de stroom, die gebruikt wordt buiten de speruren en die de gemeente weinig kost, van invloed is op den prijs van den stroom gedurende den spertijd en hij kan zich niet voorstellen dat een dergelijke maatregel wordt getroffen. De Raad zit soms dagen te praten of men één cent verlagen of verhoogen zal en hier wordt een tarief aanzienlijk door B. en W. verhoogd, zonder den Raad hetgeen democratischer ware geweest erin te hooren. Er is hier, zoo vervolgt spr., veel gesproken over aan passingspolitiek en bezuiniging bij deze begrooting. Mevr. Buisman heeft gezegd dat het toch mogelijk moet zijn, dat wij, ten opzichte van verschillende maatregelen, elkaar hier vinden, maar nu is het zoo jammer, dat twee fracties hier alle mogelijke pogingen doen om daar te bezuinigen waar het niet te halen is. Zoo b.v. de af schaffing van het bewaarschoolonderwijs, waardoor het arbeidersgezin het meest wordt getroffen, want de ge goede burgers kunnen hun kinderen wel naar een par ticulier klasje sturen Komende tot het voorstel tot loonsverlaging, zegt spr dat het hem frappeert dat zij, die het hardst ervan spreken dat wij de gevolgen van de slechte tijden met elkaar moeten dragen, juist zijn degenen, die over het meeste beschikken en groote inkomens hebben. Zij zul len ook wel een kleine aderlating hebben gehad en en kele duizenden guldens minder overhouden, maar dat zij inderdaad versoberd hebben, ontkent spr. ten stel ligste. Laat ieder, die een hoog inkomen heeft, van het bedrag boven 5000. dat hij toch niet opmaken kan, eerst eens een offer brengen, als er dan bezuinigd moet worden, maar laat het niet steeds de politieagent en de werkman van de gemeente zijn, waar men nog meer wil afhalen en wanneer er aanstonds voorstellen komen, die B. en W. opdragen een nader te bepalen bedrag op de loonen te korten, dan behoeft men op spr.'s stem niet te rekenen, zoolang hij niet heeft gezien dat de bovenste laag van de bevolking meer offervaardigheid toont. Mevrouw Van Dijk—Smit is, toen zij den aanbie-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 9