66
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Maart 1935.
Punten 3—10 (bijl. nos. 39, 43, 42, 40, 29, 30, 27 en
35). Met algemeene stemmen wordt
besloten overeenkomstig de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders.
Punt 11 (bijl. no. 36). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma zegt, dat deze verhuring op hem
een eigenaardigen indruk heeft gemaakt. Hij mist bij de
stukken een brief van 15 Nov. van den Dir. van G.W.
en daardoor ook een volledig overzicht. Hij heeft een
persoonlijk onderzoek ingesteld. Hem is gebleken, dat
de huurder Rinsma bij ontbinding van het huurcontract
feitelijk geen rechten kan laten gelden, zooals spr. op
grond van de artt. 7, 8 en 16 van dit contract nader
meent te kunnen aantoonen. De huur van het oude
land was 251. terwijl het nieuwe nu aan Rinsma
in plaats van voor 255.wordt verhuurd voor
202.50, dus voor ruim 50.minder.
Bij oplevering is overplaatsing van het berghok, enz.
niet onmogelijk en wordt dit niet verhinderd, de vrucht-
boomen worden ook overgeplant en Rinsma heeft bo
vendien dit voorjaar nog de beschikking over de onder
glas gegroeide planten. Hij krijgt dat alles gratis, om
dat op 1 Jan. reeds de huur beëindigd is. Spr. consta
teert dat dit alles met de 50.huurverlaging en daar
naast een vergoeding van 200.meer is dan 100 c/<
huur voor één jaar. Hij kan zich niet onttrekken aan
den indruk, dat hier eenerzijds misbruik is gemaakt
van de situatie en dat anderzijds een buitengewone
vrijgevigheid is toegepast. Uit een brief van den
Directeur, waarin staat, dat de heer Reitsma zich
,,na bespreking'' van de zaak met den Directeur
en den huurder met de voorstellen kan vereenigen,
volgt naar spr's meening, dat de heer Reitsma zich
daarmee dus eerst niet kon vereenigen. Spr. vraagt, om
zijn stem te kunnen bepalen, meer inlichtingen. Met een
vergoeding van 200.voor iets, dat volgens het
huurcontract zonder vergoeding weer moest worden
opgeleverd en een lageren huurprijs van 50.geeft
men hier van drie huurjaren er één cadeau, wat spr.
wel wat al te vrijgevig acht.
De heer De Boer (weth.) betoogt, dat door den aan
leg van straten het oude terrein van Rinsma minder in
waarde was geworden, omdat de afschutting van den
boomgaard nog niet voldoende bleek om de jongens er
uit te houden en een kleine oogst daarvan het gevolg
was. Omdat dus deze grond niet meer als cultuurgrond
was te gebruiken, is door den Raad besloten de straat
daar verder door te trekken. Aan de hand van het huur
contract met Rinsma was een tusschentijdsche opzeg
ging van de huur mogelijk, maar dan moest schadever
goeding worden betaald. Nu is men daarbij overeen
gekomen, dat Rinsma tot ultimo Maart de tijd zal heb
ben om de vruchtboomen te verplanten en kleine vruch
ten te oogsten en spr. acht dat een heel normaal ver
loop. Er is geen sprake van het misbruik maken van
de omstandigheden door Rinsma of van een te groote
vrijgevigheid van het Gemeentebestuur, maar juist door
het onbruikbaar worden van dit terrein als cultuurgrond
en het besluit tot het doortrekken van straten moest er
eenige tegemoetkomendheid tegenover Rinsma betracht
worden en dient men hem de vergoeding te geven,
waar hij volgens het contract recht op heeft.
De heer Turksma is niet geheel bevredigd. De wet
houder heeft niets nieuws verteld. Spr. had er niet op
tegen dat er schadevergoeding werd betaald, maar be
twijfelt, of die zóó groot had moeten zijn en heeft op
grond daarvan gezegd, dat de vrijgevigheid iets te
groot is geweest, 't Gaat hier ten slotte op zichzelf over
een klein bedrag, maar uit het antwoord van den wet
houder is toch niet duidelijk geworden, dat die schade
werkelijk is geleden. Spr. hoopt, dat men zich in het
vervolg bij dergelijke dingen streng houdt aan de nood
zakelijkheid en die is hier niet gebleken.
De heer De Boer (weth.) merkt op, dat de schade is
vastgesteld overeenkomstig het advies van den deskun
dige; deze kon daar dus volkomen mee accoord gaan.
De heer Turksma: Ja, maar pas „na besprekingdus
de voorstellen zijn niet van den deskundige gekomen.
De heer De Boer (weth.) wijst er op, dat Rinsma
zich heeft gewend tot den boekhouder van het Grond
bedrijf. Deze raadpleegt dan den deskundige en zoo
wordt de schade vastgesteld. De kwestie is op zakelijke
wijze behandeld en van misbruik of vrijgevigheid is
geen sprake.
De heer Hofstra meent tegen de bezwaren van den
heer Turksma te moeten opmerken, dat hij, na bestu
deering van de zaak, tot de conclusie is gekomen, dat
de huurder van zijn kant hier erg vrijgevig is. Wie
eenigszins bekend is met verhuizing van het eene gar-
deniersland naar het andere, het verplaatsen van
vruchtboomen, enz., zal in dit geval tot een heel andere
berekening komen t.o.v. de eventueele schade. Met een
vergoeding van 200.zijn B. en W. absoluut niet
te vrijgevig de huurder lijdt eerder schade dan dat hij
voordeel heeft, omdat het verplanten hem vrij wat hoo-
ger komt dan de vergoeding. Spr. kan zich met het
voorstel wel vereenigen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
Punt 12 (bijl. no. 32). Met algemeene stemmen wordt
besloten overeenkomstig het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
Punt 13 (bijl. no. 33). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer B. Molenaar heeft om tweeërlei reden be
zwaar tegen dit voorstel. Het is hem ten eerste niet
mogelijk, daaruit te lezen dat het hier een aanvraag
betreft, waarvoor de Raad volgens art. 5 van de be
bouwingsvoorschriften vergunning kan verleenen, n.l
voor het plaatsen van gebouwen voor „industrieele
doeleinden". Men vraagt hier niets meer dan toestem
ming voor het plaatsen van een aantal boxen, die men
aan bewoners in die omgeving wenscht te verhuren.
Door dit toe te staan zou men de bebouwingsvoorschrif
ten, die zijn gemaakt om eenige regeling in de bebouwing
daar tot stand te brengen, tot een aanfluiting maken.
De bevoegdheid van den Raad in dezen, om afwijkingen
van de voorschriften toe te staan, is beperkt en duidelijk
omschreven en dan moet men de zaak niet zóó uitleggen,
dat Hier van industrie sprake kan zijn.
In de tweede plaats acht spr. het in het algemeen
niet wenschelijk, dat daar in de bebouwde kom een
groot aantal boxen komt. De voorschriften zijn gemaakt
om regelend op te treden in een woonwijk en spr. acht
het voor de bewoners geen aangenaam gerucht, als
's nachts de eene auto zoo laat en de andere zoo laat
binnenkomt. Spr.'s hoofdbezwaar is echter, dat een
eventueele vergunning in strijd zou zijn met art. 5 der
bebouwingsvoorschriften en hij meent, dat de Raad op
grond daarvan geen vrijstelling kan geven.
De heer De Boer (weth.) memoreert, dat op dit ter
rein ook reeds vergunning is gegeven tot het stichten
van een sigarenmakerswerkplaats en wijst er op, dat
men dit terrein, door zijn onregelmatigen vormen groote
diepte, liever voor andere doeleinden beschikbaar stelt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Maart 1935.
67
dan het als tuin bij de woningen te trekken. Voor auto
boxen is het uitermate geschikt; veel menschen, die van
een auto gebruik maken, zullen daar dan stalling kun
nen vinden. Ook aan de Leeuwrikstraat zijn achter een
huizencomplex dergelijke boxen aangebracht. Nu mag
het toestaan van dezen bouw niet geheel volgens de
letter van de bebouwingsvoorschriften zijn, maar B. en
W. meenden dat, als men het begrip „industrieele doel
einden" niet al te beperkt neemt, het er zoo'n beetje bij
door kon en zij hebben daarom, toen een bouwonder
nemer zich hierover tot hen heeft gewend, geen bezwaar
gemaakt om deze zaak bij den Raad aanhangig te maken.
Meent de Raad echter, dat dit in strijd is met de voor
schriften, dan kan hij dit bij stemming doen blijken.
De heer B. Molenaar wijst er op, dat men ook bij het
vaststellen van de bebouwingsvoorschriften wel wist dat
het terrein wegens zijn diepte ongeschikt was en ook
dat het geschikt was voor autoboxen. Een vergelijking
met de aan de Leeuwrikstraat gebouwde autoboxen
gaat niet op, omdat men die, wegens het ontbreken van
bebouwingsvoorschriften, niet heeft kunnen keeren. 't
Zwakst is echter de wethouder als hij zegtdit kon er
zoowat bij door. Neen, het kan er heelemaal niet bij
door en het spijt spr. dat B. en W. dat zelf niet hebben
aangevoeld. Als de Raad eenmaal voorschriften heeft
vastgesteld, moeten B. en W. ook aan de hand daarvan
hun voorstellen bij den Raad indienen.
De heer Vromen moet den heer Molenaar bijvallen,
omdat hij het fout vindt, dat een verordening, die de
Raad zelf heeft vastgesteld, zoo kennelijk wordt over
treden. Als men de voorschriften op deze manier uit
rekt, krijgt men willekeur, wat absoluut fout is en waar
tegen in de eerste plaats de Overheid moet waken.
Als men de zaak zoo gaat aanpakken, werkt men boven
dien in de hand, dat men lichtvaardig verordeningen
gaat uitvaardigen, omdat men er toch zoowel dezen als
dien kant mee uit kan. Het is misschien gebleken, dat
de bebouwingsvoorschriften hier en daar te rigoureus
en niet in het belang van de bouwers zijn, maar dan
moet men overwegen ze te wijzigen, of ze in het vervolg
anders vast te stellen. Ze op een laksche wijze vast te
stellen en er zich dan niet aan te houden, is zeer funest
voor welke Overheid ook en daarom zal spr. tegen dit
voorstel stemmen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 16 tegen 12 stemmen, die van de heeren Turksma.
De Boer, Terpstra, mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi,
de heeren Balk, Botke, Hettinga, Feitsma. Ritmeester,
Westra, Buiel en Weima, verworpen.
Punt 14 (bijl. no. 41). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma vraagt, in verband met een naar
zijn meening indertijd ingekomen adres van bewoners
van de Nieuweburen om een andere indeeling van de
markt, of er in het huurcontract ook een clausule komt.
dat bij een eventueele andere indeeling van de markt
de huurprijs gelijk zal blijven.
De heer Wiersma wil graag weten wat de bedoeling
van het college is om den termijn van de pacht op 3
jaren te stellen. Is het, in verband met allerlei dingen,
die er kunnen gebeuren, niet beter het van jaar tot jaar
te doen
Spr. sluit zich verder aan bij den heer Turksma en
vraagt of er van de zijde van de neringdoenden aan de
Nieuweburen niet een adres is ingekomen om een
andere inrichting of opheffing van deze markt, omdat
deze menschen van de steeds verder gaande uitbreiding
een belemmering voor hun zaken ondervinden. Is het
juist, dat de markt niet alleen wordt gebezigd voor het
verkoopen van artikelen maar ook voor herstel en re
paratie, i, c. van schoenen en zoo ja, zouden B. en W.
dan geen pogingen aanwenden om te zorgen, dat de
markt niet ontaardt in een soort werkplaats
De heer Ritmeester (weth.) antwoordt, dat er inder
daad bij B. en W. verzoekschriften zijn ingekomen in
zake wijziging of een andere indeeling van de Zater-
dagavondmarkt. Deze heeft zich de laatste jaren sterk
ontwikkeld en de voordeelen van verpachting van deze
markt zijn, dat de inrichting goed is, de menschen er
goed voor zorgen en wij geen last hebben met het
schoonmaken te middernacht of op de eerste uren van
den Zondag, omdat de markt schoon wordt opgeleverd.
De bezwaren van de bewoners van de Nieuweburen
tegen de indeeling, die uit den aard der zaak bij B. en
W. is, gehoord de Marktcommissie, acht spr. deels juist,
deels sterk overdreven. Van dit laatste geeft hij enkele
voorbeelden. Aan den wensch om de noodige ruimte
tusschen de tentjes te maken, zoodat men daar tusschen
door kan, zal wel kunnen worden voldaan. Maar om
de tenten met de ruggen tegen elkaar te zetten, omdat
anders de bewoners, naar zij beweren, in het donker
worden gezet, gaat moeilijk, omdat het natuurlijk voor
de marktkooplieden voordeelen geeft als de tenten te
genover elkaar staan en men daar tusschen door kan
loopen, terwijl daar ook met de verlichting op is ge
rekend.
De Marktcommissie zal ook de inzenders van de
adressen hooren en als eerst maar vaststaat, dat de
markt blijft en verpacht wordt, zal men het over de
indeeling, zooals het meerendeel die wenscht, in het al
gemeen wel eens worden, al zal het zeer moeilijk zijn
om iedereeen tevreden te stellen.
De klachten over de buitengewone concurrentie van
de schoenmakers, die daar misschien wel eens een paar
gummi-hakken onder de schoenen slaan, acht spr. sterk
overdreven. Volgens den Comm. van Politie kan men
daartegen, op grond van de Arbeidswet, niet ingrijpen;
er is misschien wel iets aan te doen, maar het is moeilijk.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punten 15 en 16 (bijl. nos. 38 en 28). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeenkom
stig de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 17 (bijl. no. 31). De Voorzitter deelt mede.
dat een paar uur voor den aanvang van de Raadsver
gadering nog een adres is ingekomen van een tiental
kappers, die niet instemmen met de Maandagmiddag
sluiting.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi valt het op, dat
het verzoek van de kappers niet is uitgegaan van de
organisatie, maar dat een paar kappers handteekenin-
gen hebben verzameld en daarmee bij den Raad zijn
gekomen. Dat de organisatie er heelemaal niet in ge
kend is, werpt wel een eigenaardig licht op deze zaak.
De heer Vromen heeft gezien, dat men zich hierbii
nog gedeeltelijk beroept op een vergadering in 1933.
Er is nu weer een nieuw adres van enkele kappers.
Spr. hecht weinig waarde aan de indertijd gehouden
enquêtes en omdat hij het onjuist vindt om door een
kleine meerderheid, ook onder de kappers, een derge
lijke sluiting in deze bijzondere tijdsomstandigheden te
laten opleggen en hij dat ook sociaal niet noodig oor
deelt, zal spr. zoo vrij zijn tegen art. 4 te stemmen.
Verder zal hij er nu niet over uitweiden.