86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1935 lang is, dat de betrokkene moet komen in de schaal van 3000.tot 3400. Spr. acht de oorspronkelijke belooning van 2000.voor den veemarktmeester ook reeds aan den hoogen kant; dit blijkt ook, nu B. en W. den nieuw te benoemen veemarktmeester, die als zoo danig op dezelfde dagen zal moeten optreden als de tegenwoordige, een belooning van 500.— willen ge ven. De tegenwoordige veemarktmeester moge in die kwaliteit eenig meer werk en verantwoordelijkheid heb ben dan de nieuwe, maar in de belooning is dan ook een verschil van 1500.. Spr. erkent, dat omvang en beteekenis van de nieuwe functie inderdaad van zoodanigen aard zouden kunnen zijn, dat men alleen in verband daarmee het salaris van den te benoemen directeur van het nieuwe bedrijf vast stelt en dus loslaat hetgeen geweest is. Spr., die eiken Vrijdag een groot deel van het veemarktterrein bezoekt en er als zoodanig iets van meent te weten, durft echter zonder overdrijving zeggen, dat de werkzaamheden van den nieuwen directeur altijd zullen blijven behooren tot de zeer eenvoudige en dat elke „pientere vent" met eenig organisatievermogen deze zal kunnen verrichten. Hij betwijfelt voorts, of de omvang van den nieuwen dienst wel zoodanig is, dat de directeur van Maandag tot Zaterdag steeds een volle dagtaak zal hebben. Zon der geringschatting van den nieuwen dienst meent spr. te mogen zeggen, dat de omvang en beteekenis van het Woningbedrijf -vooral ook financieel veel grooter is, zoodat ook op grond daarvan vergelijking met een salarisschaal van 2900.tot 3400.als geldt voor den administrateur van het Woningbedrijf, spr. hier te hoog voorkomt. Ook bij beschouwing van de functie van commies ter secretarie, die in dezelfde schaal voorkomt, acht hij die schaal voor den nieuwen functionnaris over dreven. Hoewel het formeel onaanvechtbaar is dat, zooals B. en W. zeggen, het G. O. zich met deze zaak heeft ver- eenigd, merkt spr. toch op, dat bij de behandeling in het G. O. gebleken is, dat van de moderne ambtenarenorga- nisatie, welke z. i. met eenige kennis van zaken hierover kan oordeelen, n.l. van den C. N. A. B., de vertegen woordiger heeft te kennen gegeven, dat zijn organisatie op het standpunt stond een salaris van 2500.tot 3000. n.l. overeenkomstig dat van de boekhouders van de kleine bedrijven, toe te kennen. Deze vertegen woordiger heeft ten slotte gezegd B. en W, wenschen op het oogenblik 400.meer te geven en men plaatst ons daardoor in de situatie, dat wij ons bij deze aan gelegenheid zullen onthouden van eenig advies. Voor spr. heeft dat oordeel eenige waarde en beteekenis ook hij is van meening dat met een salaris van 2500.tot 3000.deze functie niet te laag is geclassificeerd en zelfs, dat de verantwoordelijkheid van de boekhouders der kleine bedrijven tot op zekere hoogte grooter is. Spr. doet daartoe voorlezing van art. 4 van de veror dening op den markt- en havendienst, waaruit z.i. blijkt, dat een groot deel van de financieele verantwoordelijk heid voor het marktwezen wordt verschoven naar den gemeente-ontvanger en dat de gaarders, hoewel wer kende onder leiding en toezicht van den directeur, toch zelf verantwoordelijk blijven voor de ontvangen gelden, terwijl de boekhouders van de kleine bedrijven zelf ver antwoordelijk zijn voor het financieel gedeelte van hun bedrijf. In het G. O. is ook besproken de vergoeding, die de tegenwoordige veemarktmeester genoot van de dag bladpers voor het verstrekken van persberichten om trent prijsverloop. aanvoer, enz. aan de veemarkt Het bedrag daarvan kent spr. niet precies, maar het zal wel als een goede tegemoetkoming kunnen worden be schouwd. Hij vraagt of deze zaak aan het college be kend en daar reeds besproken is en zoo ja, hoeveel die inkomsten bedragen en of B. en W. ook overwegen, waar bedoelde werkzaamheden absoluut in gemeentetijd wor den verricht, om eenige terugstorting, althans van een deel van die inkomsten in de gemeentekas te doen plaats hebben, zooals zulks in deze gemeente meer het geval is. Spr. informeert verder, of de woninghuur van de dienstwoning van den veemarktmeester slechts 100. s jaars bedraagt. Dit acht hij dan ook een factor van beteekenis bij de vaststelling van het salaris van den nieuwen directeur, vooral wanneer deze die woning blijft bewonen en die huur blijft doorloopen. Spr. kondigt namens zijn fractie een voorstel aan om het salaris van den nieuw te benoemen directeur, gelijk dat van de boekhouders van de kleine bedrijven, te be palen op 2500.— tot 3000. wat dan in het nieuwe art. 13bis der Salarisverordening tot uitdrukking zal moeten komen, door daarin als cijfers voor die bezol diging te lezen 2363.— tot 2835. Spr. zal echter eerst de nadere inlichtingen van het college afwachten. De heer De Boer (weth.) merkt op, dat de kwestie van dit salaris in twee vergaderingen van het G. O. is besproken in die van 27 Maart, waarin men nadere gegevens heeft gevraagd, en, nadat die aan de orga nisaties waren toegezonden, in die van 30 April. Spr. erkent, dat de woordvoerder van den C. N. A. B. in het G. O. aanvankelijk eenige bedenkingen had tegen dit salaris en een vergelijking heeft gemaakt met dat van de boekhouders van de kleine bedrijven. Deze vertegen woordiger heeft echter ook erkend, dat die vergelijking niet geheel opging, omdat genoemde boekhouders nog een directeur boven zich hebben, die uiteindelijk de verantwoordelijke persoon is, terwijl de directeur van den nieuwen dienst alleen te maken heeft met B. en W. Dat zal wellicht ook de reden geweest zijn, dat deze vertegenwoordiger niet, zooals de heer Wiersma zegt, zich van advies heeft onthouden, maar, zooals spr. het heeft opgevat, zich uiteindelijk, trots zijn bedenkin gen, bij dit salaris heeft neergelegd. Wat betreft de inkomsten uit de persberichten, heeft de voorzitter van het G. O. in die vergadering gezegd, dat die zaak wel degelijk bij B. en W. was besproken, maar dat vermoedelijk de tegenwoordige marktmeester in zijn nieuwe functie dat werk niet meer zal kunnen doen, zoodat het, op grond daarvan, niet mogelijk zal zijn met die inkomsten rekening te houden. B. en W. hebben aan het G. O. expres de stukken overgelegd, waaruit blijkt, wat de taak is van den nieu wen functionnaris en toen is over de vraag, of deze wel van Maandag tot Zaterdag werk heeft, verder in het G. O. geen woord gerept. Dan nog de kwestie van de woning. Spr. wil er ech ter eerst op wijzen, dat de heer Wiersma, die als Raads lid in het G. O. aanwezig was en daar wel geen stem recht, maar toch wel recht van spreken heeft, op al deze punten daar niet heeft geattendeerd. En hoewel spr. niet wil beweren, dat de heer Wiersma daarom het recht mist er hier op in te gaan, had hij het toch juister gevonden, wanneer de heer Wiersma in die vergade ring, waar hij krachtens zijn functie als Raadslid zitting heeft, met deze bemerkingen was gekomen. Of iemand een dienstwoning of een aangewezen wo ning moet betrekken dan wel, dat hij in zijn keuze ge heel vrij is, maakt een groot verschil en daarmee wordt bij het bepalen van den huurprijs altijd rekening gehou den. Spr. betoogt, dat het niet altijd aangenaam is bij de veemarkt te wonen, waarom de huur niet te hoog is geschat. De tegenwoordige veemarktmeester zou z. i. wel genegen zijn zelf in de huisvesting van zijn gezin te voorzien, wanneer hij daartoe het recht kreeg. De heer Turksma meent, dat de heer Wiersma bij de beoordeeling van de werkzaamheden van den vee marktmeester niet volledig is geweestnaast de Vrij- dagsmarkt zijn er nog de paardenmarkten, veekeurin gen, controle op personeel en op de werkzaamheden en administratie. Daar komen nu straks nog allerlei werk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1935 87 zaamheden bij spr. somt die op die alle te zamen veel van den directeur zullen eischen en hem een vol ledige werkkring zullen geven. Het is volkomen juist, dat men daarvoor een pientere man moet hebben men zal die zeker daarvoor vinden in den tegenwoordigen marktmeester, den heer Wiersma maar dat moet dan ook in het salaris worden uitgedrukt en dit is spr. niet meegevallen hij acht dit nog aan den lagen kant, al thans zeker niet te hoog. Het verstrekken van persberichten door den vee- marktmeester vormt hier geen uitzonderingspositie, maar is ter wille van het ontvangen van betrouwbare gegevens usance over het geheele land. De inkomsten daaruit zullen niet zoo bijzonder hoog zijn, dat daarop aanmerking moet worden gemaakt. Spr. meent dat het niet aangaat om zonder verdere bestudeering van de werkzaamheden, die verricht zullen worden, te trachten de positie van den nieuwen directeur te verkleinen. De heer Van der Schoot meent, dat de arbeid van den veemarktmeester vroeger van veel meer omvang was en men informeere eens, wat er toen voor werd betaaldEen salaris van 3400.— is voor velen om van te watertanden had men voor deze betrekking een oproep gedaan, dan zouden zeer velen met niet minder capaciteiten het graag voor een lagere belooning heb ben gedaan. Was het niet mogelijk om bij deze positie twee men- schen aan een boterham te helpen De functie van markt- en havenmeester zal misschien voor een goede uitvoering beter in één hand kunnen blijven, maar wat heeft de nieuwe veemarktmeester, die als zoodanig 500.zal verdienen, er nog bij Anders raakt dat salaris heelemaal kant noch wal. De heer Wiersma erkent, dat hij aan deze zaak in het G. O. weinig woorden heeft gewijd, maar in ver band met het ietwat persoonlijk element, dat de wet houder hierbij ter sprake heeft gebracht, maakt spr. van deze gelegenheid gebruik er op te wijzen, dat z. i. de Raadsdelegatie hier in het G. O. wel een eigenaardige positie heeft zooiets als een vijfde wiel aan een wa gen en dat het van beteekenis is, deze positie naar het voorbeeld van de regeling in andere gemeenten te verbeteren. Dat is echter van later orde. Spr. stelt vast, dat hij formeel uitdrukkelijk vrij bleef om deze zaken in de Raadsvergadering wèl te bespre ken. Nü wordt hem verweten, dat hij in het G. O. te weinig heeft gezegd, maar de voorzitter van het G. O. heeft hem na een vergadering van die commissie ook al eens toegevoegd, dat hij te veel had gezegd. Spr. weet alzoo langzamerhand niet meer welke zijn positie daar is en herhaalt zijn opmerking omtrent een noodige verbetering van de positie der Raadsleden in het G. O. Spr. heeft direct na de vergadering van het G. O., nog in het stadhuis, sprekende met den vertegenwoor diger van den C. N. A. B., gezegd de voorzitter heeft uitdrukkelijk gezegd ik stel vast, dat niemand bezwaar heeft. De vertegenwoordiger van den C. N. A. B. heeft hem toen uitdrukkelijk geantwoorddat kan de voor zitter zeggen, maar neem acte van mijn verklaring, dat de C. N. A. B. op het standpunt staat, dat hier een salarisschaal had moeten zijn van 2500.— tot 3000.—. en dat onze organisatie zich onthouden heeft van advies. Hij heeft dat later nog eens tegenover spr. herhaald, waarom spr. vasthoudt aan hetgeen hij in eerste in stantie heeft gezegd. T.o.v. de persberichten hult men zich bij B. en W ietwat in een waas en is spr. het eens met de in het G. O. gemaakte opmerking, dat het den betrokkene in zijn nieuwe kwaliteit van directeur ook nog heel goed mogelijk zal zijn om zich in een kort tijdsbestek zoo ie oriënteeren, dat hij die berichten kan doorgeven aan de pers. Aan het kweeken van emolumenten, wat ook voor andere ambtenaren beteekenis heeft, had ook hier beteekenis moeten worden toegekend, evenals aan de lage woninghuur. Blijkbaar is het juist, dat die maar 100.is, terwijl men aan het Openbaar Slachthuis, waar men ook heusch niet voor zijn pleizier woont, 300.voor een dienstwoning moet betalen. Spr. con stateert, dat men blijkbaar zeer tegemoetkomend is ge weest tegenover dezen functionnaris en dat men dit wil voortzetten. Tegenover den heer Turksma houdt spr. vol, dat men zich hier aan overdrijving schuldig maakt. De conse quentie daarvan zou eigenlijk een algemeene salarisver- hooging in Leeuwarden moeten meebrengen. Spr. is niet van meening veranderd en dient het vol gende voorstel in „Ondergeteekende stelt voor om de eerste zin van het nieuwe art. 13bis te lezen als volgt „De jaarlijksche bezoldiging van het personeel van den markt- en havendienst bedraagt voor den directeur 2363.tot 2835. De heer IJtsma meent dat, wanneer men het met zoo veel moeite verkregen instituut van het G. O. wil onder mijnen, men dan moet doen zooals de heer Wiersma heeft gedaan. Spr. wil daarmee allerminst zeggen, dat de Raad zonder meer altijd moet meegaan met wat in het G. O. is besloten, maar zoolang daar eenstemmig heid is, meent hij dat dit wèl moet. De heer Wiersma: Die was er niet. De heer IJtsma zegt, dat die er volgens de stemming wèl was. Wat de heer Wiersma zegt, is gebaseerd op praterij, die na de vergadering van het G. O. heeft plaats gehad. Moet men dit beschouwen als een aanval op het G. O., laat men dan consequent voorstellen het op te doeken. Maar zij, die dat niet willen, moeten een waarschuwend woord laten klinken om niet in die rich ting te gaan. De Raad dient af te gaan op het eenstem mig advies van het G. O., zonder zich aan die bespre kingen achteraf te storen, tenzij men, op grond dat er na de vergadering vertegenwoordigers tot een ander inzicht zijn gekomen, met een eenigszins redelijk voor stel zou komen om de zaak naar het G. O. terug te zenden. Spr. zal in het belang van de zaak, maar vooral in het belang van het instituut van het G. O., voor het voorstel van B. en W. stemmen. De heer Vromen schetst de moeilijkheid, waarin de Raad zich na de beide gedane mededeelingen bevindt, maar meent ook, dat er tusschen de mededeeling van den voorzitter van het G. O. en die van den heer Wiersma niet zoo n groot verschil bestaat. Als men de zaak rustig en objectief bekijkt, is er uit deze beide me dedeelingen dit te halen, dat de vertegenwoordiger van den C. N. A. B„ na bestudeering van de stukken, ten slotte, om geen moeilijkheden te krijgen, heeft gezegd vooruit maar, doch dat naar zijn eerlijk oordeel het voorstel onjuist was. De heer IJtsma stelt het voor alsof, wanneer bij een advies van het G. O., waarover z.g. eenstemmigheid bestond n.l. waarbij een van de meest deskundigen zich ten slotte slechts heeft neergelegd de Raad het zou vermeten het voorstel van B. en W. af te wijzen, het G. O. zou worden kapot gemaakt, maar dit is ab soluut onjuist. Spr. wijst er bij herhaling op, dat het G. O. niets anders is dan een commissie van advies. Gezien de moeilijkheden, stelt spr. voor, dit punt tot de volgende vergadering aan te houden en B. en W. uit te noodigen, de notulen van het G. O., voor zoover zij op deze zaak betrekking hebben, bij de stukken te voegen. Spr. meent zelfs, dat dit regel behoorde te zijn en dat er geen enkele reden is om de notulen, die ook door de vertegenwoordigers van de vakbonden worden gepubliceerd, geheim te maken. De Raad behoort in de eerste plaats kennis te nemen van de besprekingen in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 2