120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Augustus 1935. loopig geen rente zal moeten worden betaald. Soms vraagt het Rijk gedurende 4 jaren geen rente, maar zoodra men het Rijk er in haalt, spreekt dit natuurlijk ook in alle opzichten mee. B. en W. hebben gezegd, zooals spr. in Den Haag ook op een daartoe gedane vraag heeft herhaald, dat de gemeente zelf het geld gelukkig nog wel kan leenen. Het lijkt dus wel mooi met hulp van het Werkfonds te werken, maar men krijgt het geld niet cadeau, maar leent het slechts, niet van gewone crediteuren maar van het Rijk en men zal daarvoor hoogstens gedurende een paar jaar geen rente behoeven te betalen. De heer Muller betoogt, dat Haarlem, waarop o.a. het bericht betrekking heeft, heusch nog geen gesaneerde gemeente is, evenmin als Dordrecht, waar volgens het bericht sprake is van den bouw van een tunnel enz. raming 599.000.Waar het mogelijk is om via het Werkfonds dergelijke groote werken uit te voeren wat voor de gemeente alléén op moeilijkheden stuit dringt spr. er alsnog op aan, al wordt het geld dan misschien ook niet renteloos verstrekt, om in het belang van de stad en van de werkloosheid te trachten ver schillende groote werken hier ook op die wijze aan te pakken. De heer Vromen is in hoofdzaak bevredigd en kan de oplossing van B. en W. volkomen goedkeuren, maar vraagt, of de verbreeding van de St. Jacobsstraat uit den gewonen post op de begrooting kan worden betaald of dat het de bedoeling is dat deze uit een apart fonds wordt betaald. Dan had hij het voorstel daartoe liever hier bij gehad. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat het onder gewijzigd profiel brengen van de St. Jacobsstraat niet zoo n groot werk is en dat dit wel uit den post voor onderhoud kan worden betaald. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt aan Burgemeester en Wethouders de gevraagde machtiging verleend. Punt 2. De heeren Terpstra en Van Kollem vormen het stembureau. Benoemd wordt mej. A. J. Erdman Schmidt met 25 stemmen (1 biljet blanco en 1 van onwaarde). Punt 3. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt het te be treuren, dat het college weer precies hetzelfde systeem heeft gevolgd, door weer alleen leeraren ter benoeming voor te dragen, die reeds in een andere functie werk zaam zijn en dat men, niettegenstaande ieder het er druk over heeft dat het zoo allerongelukkigst is dat de jongeren zonder werk rondloopen en daardoor niet de gelegenheid hebben ervaring op te doen, aan hen toch niet de kans geeft om deze betrekkingen waar te nemen en daardoor ervaring op te doen. De heer Botke (weth.) herhaalt zijn vroeger reeds aangevoerde argumenten dat, evenals dat bij de gem. H. B. S., Meisjes H. B. S. en het Gymnasium het geval is, aan de lagere en middelbare avondhandelsschool ge routineerde krachten in dienst moeten worden genomen om met jongens en meisjes van 14 18 jaar de beste resultaten te bereiken, wat toch in de eerste plaats moet vooropstaan. Bij een proef, genomen met het aanstellen van niet geroutineerde krachten met M. O. bevoegdheid aan deze school, is dat gebleken een te gevaarlijk expe riment te zijn en is het op een mislukking uitgeloopen. Spr. heeft ook van de Industrie- en Huishoudschool, waaraan thans, in afwijking met vroeger, voor de alge meene ontwikkelingscursus slechts leerkrachten met hoofdacte mogen worden benoemd, de lijst gezien van de sollicitanten, die voor de betrekkingen in aanmerking komen en dat zijn bijna alle menschen, die een volle betrekking hebben, omdat men weet dat men daarmee goede resultaten bereikt. Spr. acht het in het belang van de leerlingen en ook van de school om hier leerkrachten te benoemen, van welke goed werk kan worden ver wacht. Feitelijk hadden de aanbevolenen reeds lang vast moeten zijn, maar door een in de lucht hangende reorganisatie zijn ze nog steeds tijdelijk aangesteld. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht het belang van het onderwijs ook een zeer voornaam ding, maar zooals de wethouder blijft bij zijn overtuiging, blijft spr. bij de hare en zij meent dat, waar een wil is, ook wel een weg is te vinden, waardoor het onderwijs niet zou lijden en toch aan degenen, die zoo graag willen wer ken, dit werk zou kunnen worden gegeven. De heer Vromen verklaart evenals het vorig jaar absoluut naast mevrouw Buisman te staan en de ge voerde politiek onjuist te achten. Dat dezelfde wijze van doen ook wordt gevolgd t.o.v. het Gymnasium en de gem. H. B. S. is in strijd met de werkelijkheid, omdat nog onlangs is getracht, alleen in het belang van de gemeente, de uren van de leerkrachten aan de Meisjes- H. B. S. door detacheering aan andere scholen vol te maken, zonder dat men zich afvroeg of dit in het belang was van die scholen zelfs is al eens gebleken dat dit niet in het belang was van het Gymnasium. Als men hier op deze wijze werkzaam is in het belang van de gemeentelijke portemonnaie, is het zeker een algemeen belang een weg te vinden om de jonge intellectueelen aan werk te helpen. Spr. herhaalt uitdrukkelijk, dat de door den wethouder aangevoerde argumenten niet altijd zijn gehandhaafd door de gemeente. De heer Botke weth.merkt op, dat bij het door den heer Vromen bedoelde voorstel tot detacheering van leerkrachten uitdrukkelijk is verklaard, dat daarbij het belang van het onderwijs onder de oogen zou worden gezien en spr. gelooft, dat door de maatregelen, die er zijn getroffen, dit belang niet is geschaad. Er is toe gezegd, dat van de detacheering een gepast gebruik zal worden gemaakt, terwijl de rector en Curatoren worden gehoord of deze in het belang van het Gymnasium is. Spr. betoogt nogmaals, dat aan de avondhandelsscholen menschen moeten worden aangesteld, die deze taak kunnen vervullen en dat zijn de thans aanbevolenen. De beraadslagingen worden gesloten. Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en Wethouders worden met 21 stemmen benoemd: I. tot directeur M. Steunebrink; II. tot: a. leeraren in Nederlandsch J. G. Groothoff en R. van der Noord; b. leeraren in Duitsch C. Vermeer en H. Smedes: c. leeraar in Duitsch en boekhouden J. Lef- fertstra; d. leeraren in Engelsch M. Steunebrink en P. Brommer; e. leeraar in stenografie en machineschrijven W. Röben; f. leeraren in boekhouden, handelsrekenen en handelsrecht H. Valkema en J. H. de Jager; g. leeraar in boekhouden en handelsrekenen S. Postuma. allen thans ook reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam. Er worden voor iedere vacature 6 biljetten blanco ingeleverd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Augustus 1935. 121 Punt 4. De aanbeveling van de Commissie luidt als volgt 1. mevr. A. Cathtourna, Nieuwestad 156; 2. C. LeopoldPostma, 45a; 3. Tj. C. J. TaconisVan der Leij, Harlingerstraatweg 64a. Op mevr. A. CathBouma worden 13 stemmen uit gebracht, op mevr. C. LeopoldPostma 12 stemmen en op mevr. Tj. C. J. TaconisVan der Leij 1 stem, terwijl 1 biljet blanco wordt ingeleverd. Geen volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan. Benoemd wordt mevr. C. LeopoldPostma, met 18 stemmen (8 stemmen op mevr. A. CathBouma en 1 biljet blanco). Punt 5. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 6 (bijl. no. 116). Naar aanleiding van een des betreffend, bij den Voorzitter ingekomen, ver zoek van den heer Turksma, worden de deuren gesloten en wordt in besloten zitting over gaan. Na heropening der openbare vergadering informeert de heer Buiel naar den afloop van enkele processen, die het vorig jaar aanhangig zijn gemaakt. De Voorzitter antwoordt, dat de heer Buiel na afloop der vergadering daaromtrent ter secretarie precies kan worden ingelicht. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punten 7 en 8 (bijl. nos. 111 en 114). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Punt 9 (bijl. no. 113). De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen vraagt, waar er vóór dien geen Raadsvergadering meer is, wat de bedoeling is van B. en W. t.o.v. de feestweek, die onmiddellijk aan den 31 en Augustus aansluit. De Voorzitter antwoordt, dat het de bedoeling van B. en W. was ook voor de vaste winkels in de stad j gedurende de feestweek ontheffing te verleenen. Het blijkt spr. nu echter, tenzij men de zaak op een eenigs- zins gewrongen wijze aan B. en W. overlaat, dat de Raad dit besluit zou moeten nemen. De heer Vromen acht het dan het eenvoudigste bij het hier voorgestelde op te nemen de data van 2, 3, 4. 5, 6 en 7 September 1935. De heer Weima acht het juister, dat het verzoek daartoe uitgaat van de winkeliers zelf en verwacht binnenkort van dezen een dergelijk verzoek. De Voorzitter antwoordt dat, als de winkeliers het na de Raadsvergadering zelf vragen, B .en W. wèl de gevraagde ontheffing kunnen verleenen, omdat de kwestie dan gerekend kan worden onder de „plotseling opkomende omstandigheden". Vindt de Raad het beter, dat de winkeliers het zelf vragen, dan kunnen B. en W. het dus doen, maar is de Raad het er over eens, dat de data van 2, 3, 4, 5, 6 en 7 September 1935 hierbij moeten worden genoemd, dan willen B. en W. hun voorstel wel zoodanig uitbreiden. Kan de Raad zich met dat laatste vereenigen De heer Hooiring vraagt of, als dat wordt aange nomen, het open zijn dan verplichtend wordt gesteld voor alle winkeliers. Practisch is het in ieder geval zoo. dat, wanneer er een paar open blijven, de anderen daar door gedwongen worden ook hun winkels open te houden, ook al zouden zij gaarne sluiten. Spr. zou daarom liever een verzoek van de winkeliers zelf af wachten en dan de beslissing overlaten aan B. en W. De Voorzitter zegt, dat B. en W. ook in dat geval alleen de bevoegdheid hebben te bepalen dat alle win kels open mogen blijven. De heer Weima meent, dat de winkeliers er het grootste belang bij hebben om, waar er in de avonduren veel volk in de stad zal zijn, dan open te kunnen blijven, maar acht het toch het meest juist daarop niet vooruit te loopen en een verzoek van hen af te wachten, dat z. i. zeer zeker zal inkomen. De heer Vromen vindt de wijze, waarop deze zaak wordt bekeken, niet geheel juist. Spr. meent, dat het wel degelijk op den weg van de stad ligt, waar men hier in de feestweek met alle geweld bij dag en bij avond menschen van buiten naar de stad wil trekken, dat zij zich ook des avonds van het noodige kunnen voorzien. Spr. betoogt, dat het een zeer gewrongen fi guur zou zijn om naar aanleiding van een na deze ver gadering inkomend verzoek van de winkeliers op grond van „plotseling opkomende omstandigheden" door B. en W. ontheffing te doen verleenen, omdat, wat hier staat te gebeuren, reeds lang bekend en gepubliceerd is. Juist omdat er vóór dien geen Raadsvergadering meer is, was dit voorstel voor spr. aanleiding om te vragen hoe komt het met de feestweek Z. i. ligt het wel degelijk op den weg van den Raad om de Winkel sluitingswet die dagen buiten werking te stellen. Willen de winkeliers daar geen gebruik van maken, dan moe ten zij het daarover onderling maar eens zien te wor den, maar de Raad dient niet geheel op het compas van de winkeliers te varen, doch behoort het algemeen be lang te behartigen, d.i. hier het belang van alle men schen, die naar Leeuwarden trekken. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. hun voor stel hebben aangevuld met de data van 2, 3, 4, 5, 6 en 7 September 1935 en vraagt of nog iemand daarover het woord verlangt. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat bij monde van den Voorzitter namens Bur gemeester en Wethouders is aangevuld. Punt 10 (bijl. no. 112). De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller maakt bezwaar tegen het wederom verleenen van ontheffing aan denzelfden bouwer en op dezelfde plaats voor het bouwen van een bergplaatsje of, zooals B. en W. het noemen, van een werkplaatsje. Den vorigen keer heeft spr. daar, op grond van de aan gevoerde argumenten, dat de bouwer daar voor een aantal woningen, welke hij er bouwde, een werkplaatsje noodig had, voor gestemd, maar hij voelt er absoluut niets voor om, als een bouwer een schadelijk stukje eirond heeft, dan maar steeds ontheffing te verleenen van de bebouwingsvoorschriften. Op grond daarvan is hij tegen dit voorstel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 2