134 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935. als er Zaterdags nog wordt gewerkt, daarmee nog rekening kan worden gehouden bij de vaststelling van het steunbedrag. Spr. betoogt uitvoerig dat ingevolge deze Min. aan schrijving, die al van veel vroeger dateert en waaraan thans ook hier uitdrukkelijk met begin September uit voering moest worden gegeven, den betrokkenen even goed dezelfde steun over hetzelfde tijdperk wordt ver leend. Er is geen sprake van, dat de menschen over bepaalde dagen géén uitkeering ontvangen, alleen krij gen zij die eenige dagen later en nu is door M. H., niet op aanschrijving van den Minister, maar op practische overwegingen aan de betrokkenen op den Zaterdag, dat zij geen steun ontvingen, een voorschot verleend, dat zij met zeer kleine bedragen kunnen terugbetalen. Waar omtrent deze terugbetaling ook met de officieele ver tegenwoordigers van de organisaties nog eenig overleg is gepleegd de regeling betreft uitsluitend georgani- seerden meenen B. en W. dat er geen aanleiding is voor een bepaalde partij, in dit geval de Comm. Partij Holland, om voor deze menschen op te treden. De eenig juiste weg is dus dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen ,ook omdat deze zaak niet bij den Raad maar uitsluitend bij B. en W. thuis hoort. De beraadslagingen worden gesloten. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen h. schrijven van een „Comité van Verweerhou dende voorstellen omtrent het opnemen van werklooze schippers in een steunregeling, het geven van zwem- en gymnastiekonderwijs aan schipperskinderen en vrijstel ling van de betaling van havengeld en drinkwater. Wordt voorgesteld dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Posthuma kan met dat voorstel wel accoord gaan, omdat z.i. een dergelijk adres behoort in te komen van een goed georganiseerde schippersorganisatie en hij niet den indruk heeft, dat het „Comité van Verweer" dat is. Overigens gelooft hij wel, dat het gewenscht is de waarheden, die er z.i. in het stuk staan, onder de oogen te zien; hij aarzelt niet te verklaren dat de steunrege lingen voor de schippers te laag zijn. Een steun van 8.voor man, vrouw en 4 kinderen is niet alleen in het algemeen te laag, maar ook in verband met het feit, dat de schipper, die vaart, datgene, wat hij dan meer verdient dan 12. niet mag gebruiken voor zijn gezin of zijn schip, maar voor het verder onderhoud in de weken, dat hij géén vracht heeft en dus op steun aangewezen zou moeten zijn. Spr. dringt met klem aan op een toezegging van B. en W„ dat zij hun invloed zullen aanwenden bij M. H. om den steun voor de schippers niet onbeduidend te verhoogen. De heer IJtsma betwijfelt zeer sterk of de wijze, waarop het gewoonte schijnt te worden om deze zaken in den Raad van Leeuwarden naar voren te brengen, wel in het belang zal zijn van de menschen. waarvoor het heet dat wordt opgetreden. Spr. had eigenlijk alleen B. en W. in overweging willen geven om bij adressen, die zij voorstellen voor kennisgeving aan te nemen, een enkele kantteekening te maken van de reden waarom, zulks ter wille van de sfeer van groote onbekendheid, die t.o.v. dergelijke zaken zoowel bij Raadsleden als ook bij adressanten gelijk hier dikwijls bestaat. Voor iedere groep, die te weinig krijgt, zoowel voor middenstanders als voor georganiseerde of ongeorganiseerde arbeiders, is wel een speech daarvoor op te zetten. Steun heeft altijd drie verkeerde kanten: hij is te laag voor dengene, die hem krijgt, kost te veel voor wie hem moet betalen en dege nereert vaak beiden. Werden de schippers door B. en W„ de ambtenaren of de daarvoor gestelde instanties niet behoorlijk te woord gestaan, dan zou die groep kunnen overwegen zich daarover tot den Raad te wenden, maar wat moet de Raad, nu hier boven over B. en W. heen wordt geadresseerd, in dezen doen Zal men na de hier ge geven gemoedelijke raad, of B. en W. hun best willen doen eenige verbetering aan te brengen, nu de schip pers gelukkig willen maken door B. en W. daarop „ja te laten antwoorden en is hier iemand, die verwacht, dat daardoor iets verandert Daarvoor moet er eerst iets anders in de wereld gebeuren Ook bij den heer Posthuma is er verwarring, als hij spreekt over „de steunregeling voor de schippers". Als er één woord van protest moest opgaan uit den Raad. moest dit worden gericht tot de Regeering, die voor groote groepen van zelfstandigen want dat zijn de schippers, voor zoover zij hun werk nog uitoefenen in tegenstelling met andere groepen van nijveren als de boeren, enz., die wél worden gesteund, in gebreke is gebleven om te steunen. Door hier te spreken van een steunregeling in den zin als die voor de arbeiders, brengt men de schippers zelf op een dwaalspoor. Zij vallen niet onder eenige steunregeling en hoewel door elke schippersvereeniging op alle wijzen is geprobeerd voor deze menschen een regeling te krijgen, is men daar tot nu toe niet in ge slaagd. De schippers vallen onder het leelijke woord „bedeelden" gewoon onder het Burgerlijk Armbestuur en dit mag uiteraard geen vaste bedragen voor steun vaststellen, maar slechts naar gelang van behoefte in den nood voorzien. Alleen zijn er normen om eenige richting te geven. Het is dus onjuist, dat de uitkeering voor de schippers 6.plus 0.50 per kind bedraagt; bij andere nooden in het gezin mag toch het B. A. zijn hulp verder uitstrekken. Spr. geeft toe, die bedragen zijn veel te laag en zijn voor alle groepen te laag, maar hij zou toch graag zien, dat de schippers niet op een dwaalspoor werden gebracht en niet de speelbal werden van de eene of andere politieke groep, die dit balletje in deze vergadering werpt. Aan de schippers, die daar van de dupe zouden worden, zou spr., over dit Comité heen, willen aanraden, om in samenwerking met B. en W. zich langs den hun wel bekenden weg tot andere instanties te wenden om steun voor hun wenschen te vinden. Spr. zou niet graag willen zeggen dit adres wordt niet behandeld omdat het van die of die komt, maar B. en W. kunnen onmogelijk aan het verzoek voldoen en bovendien zou, bij de gestelde normen, in dien het wél kon, menig schipper daar helaas nog slechter van worden, vooral het eerste jaar dat hij in de gemeente is. Spr. herhaalt zijn wensch om bij de stukken, welke worden voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen, voortaan eenigszins gemotiveerd op te geven, waaróm dit wordt voorgesteld, om daardoor allerlei vragen te voorkomen. De heer Buiël meent, dat er een tijd is geweest, dat de schippers zich haastten om Leeuwarden als ligplaats te kiezen en dat daarmee misschien thans de lage nor men voor den steun verband houden. Hij vraagt voorts of het ook mogelijk is, speciaal voor deze schippers, de kosten van ligging eenigszins te verlagen. En kan in verband met het feit, dat hier tegenwoordig een massa schippers liggen, die nóóit varen speciaal aan den Grachtswal, waar zich blijkbaar 's morgens en 's avonds wel eens onsmakelijke tafereelen afspelen aan een verlaagd liggeld niet de voorwaarde worden verbonden, dat de schepen op een bepaalde plaats moeten liggen 1 De heer J. Koopal sluit zich aan bij hetgeen de heer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935. 135 Posthuma heeft gezegd. Het moge juist zijn, dat er voor de schippers geen steunnormen zijn, maar practisch blijft het voor hen toch zoo, dat zij slechts 6.plus 0.50 per kind ontvangen en speciaal dat bedrag van 0.50 is veel te laag, het beteekent nog geen vier ons droog brood per dag voor een kind. De heer Praamsma vraagt, afgezien van zijn prin cipe, dat de Overheid op dit terrein wel eens veel doet, wat hij tot de taak der ouders acht te behooren, of het inderdaad juist is, dat de schipperskinderen op de o. 1. scholen anders worden behandeld dan de andere kin deren, dat zij van voorrechten zijn verstoken, waarvan de anderen genieten en dat hier dus met twee maten wordt gemeten. Daar zal dan zeker wel een deugdelijke motiveering voor zijn, die spr. dan wel gaarne zou willen hooren. De heer Botke (weth.) zegt dat de schippersschool, in normale tijden nog meer dan thans, een steeds wis selende bevolking heeft en dat in 1925, na overleg tus- schen verschillende autoriteiten, een uniform leerplan voor alle schippersscholen is opgesteld, dat door de meeste gemeenten is overgenomen. Daarin wordt niet van gymnastiek en zwemonderwijs gesproken, maar alleen van de vakken, die voor schipperskinderen in de eerste plaats noodig zijn, n.l. lezen, schrijven, reke nen, aardrijkskunde vooral van eilanden en zee mondingen en eenige kennis der natuur. Ook hier is in 1925 het zwaartepunt op die vakken gelegd en hoewel daarachter toen ook is genoemd het vak licha melijke oefening, is daarin nooit onderwijs gegeven, in hoofdzaak, omdat, zooals de heer Metzlar, die sinds 1919 hoofd van die school is, spr. heeft meegedeeld, de capaciteiten van de kinderen zoo buitengewoon uit- eenloopen, dat van dit onderwijs niet veel resultaten waren te verwachten èn omdat de leiding van oordeel was dat, waar deze kinderen al zóóveel te kort kwamen, de absoluut noodzakelijke vakken hun meer ten goede zouden komen. Ook geen van de autoriteiten noch de comm. van toezicht heeft ooit op deze zaak geatten deerd; ook zij hebben in 1925 niet de wenschelijkheid ingezien om lichamelijke oefening te doen geven. Dit zou trouwens bij het vrij groote verschil in leeftijd in de klassen ook moeilijk gaan. Spr. betoogt, dat hier dus niet is tekort gedaan aan deze kinderen, maar dat in hun welbegrepen belang het onderwijs is gegeven zooals het wordt gegeven. De heer Westra (weth.) meent, dat de Raad beter had gedaan over dit adres „la mort sans frase" uit te spreken, door het zonder bespreking voor kennisgeving aan te nemen, omdat het is binnengekomen van een zijde, die er blijkbaar een politieke zaak en een reclame object van wil maken voor een politieke partij van zoo danige sterkte, dat zij hier niet vertegenwoordigd is. De belangen van bepaalde groepen van de bevolking behoeft dit Comité niet te behartigen, omdat de groepen, waarvoor het blijkbaar in het leven is geroepen, hun eigen organisaties hebben, die den weg wel weten en ook bewandelen om te trachten voor die menschen te bereiken wat bereikbaar is. Bij M. H. is herhaaldelijk met vertegenwoordigers van de schippers gesproken en zij weten ook zeer goed, dat de behandeling, welke de schippers hier ondervinden, zeer gunstig afsteekt bij die in andere, zoowel stedelijke als plattelandsgemeenten. Spr. geeft daarvan enkele voorbeelden. De uitkeeringen aan de schippers zijn niet zeer hoog, maar er is hier al terecht opgemerkt, dat zij niet worden gegeven krach tens de eene of andere steunregeling, maar eenvoudig op grond van de Armenwet, naar gelang van behoefte. De groote moeilijkheid is nu dat, wanneer men hier nog verder zou uitgaan boven wat in andere plaatsen t.o.v. armenzorg in dezen geschiedt, dit tengevolge zou heb ben dat de trek van de schippers naar Leeuwarden, die nu reeds buitengewoon groot is in verband met de goede behandeling, welke ze hier ondervinden, dan nog grooter zou worden. Dat kan niet van Leeuwarden geëischt worden, maar alleen, dat krachtens de Armen wet een zeker minimum wordt gegeven, wat voor het uiterste levensonderhoud noodzakelijk is en tot nog toe is niet gebleken dat, wat hier in Leeuwarden wordt gedaan, in absoluten zin onvoldoende kan worden genoemd. Den heer J. Koopal lijkt het verkeerd om op grond van de vrees, dat door verhooging van steun de schip pers meer naar Leeuwarden zullen trekken, de steun niet te verhoogen en a.h.w. bij de grenzen van de ge meente te gaan staan met de woorden ge hoeft hier niet binnen te komen, want ook hier lijdt gij honger 1 Is de Raad van oordeel, dat de steun te laag is, dan ligt het op zijn weg om aan te dringen op maatregelen om dien te verhoogen en dan moet in de moeilijkheden, zoo die zich voordoen, op andere wijze worden voor zien. De uitspraak, dat de steun in absoluten zin niet te laag is, lijkt spr. te gewaagd, ook omdat men er rekening mee moet houden, dat het onderhoud van het schip moet doorgaan, iets wat echter thans in vele ge vallen reeds jaren is verwaarloosd, omdat het geld voor een voldoende voeding van de kinderen zelfs ontbreekt. Spr. blijft van B. en W. de toezegging vragen dat zij er bij het B. A. op zullen aandringen de uitkeering aan de schippers in gunstigen zin te herzien. Den heer Posthuma spijt het op zijn van B. en W. gevraagde toezegging geen bevestigend antwoord te hebben gekregen. Den heer IJtsma antwoordt spr., dat deze steunregeling niet maar „naar den zin" van de schippers veel te laag is, maar dat het bij een steun van 8. week in week uit, voor 6 personen, bittere noodzaak is, dat op verhooging wordt aangedrongen. De uitlating van den heer IJtsma, dat een dergelijk onderwerp eigenlijk niet de speelbal moet worden van een politieke groep in dezen Raad en die alleen maar kon slaan op de C. D. U„ die spr. hier vertegenwoor digt, heeft spr. getroffen, omdat speciaal de soc. dem. krachtens ervaring moeten weten, hoe pijnlijk het is, dat van andere zijde achter alle bedoelingen een ver keerd motief wordt gezocht. Spr. wil met nadruk zeg gen, dat hij dit adres alleen maar heeft aangegrepen om over deze zaak te spreken; iemand in dezen Raad kan echter getuigen dat hij, reeds vóórdat er iets van het adres bekend was, tóch reeds van plan was om t.z.t. over deze kwestie te spreken. Het is voor hem dus geen politiek spel, maar een eerlijk opkomen voor een deel van onze medemenschen, die in kommer en gebrek leven. Spr. noemt, in tegenstelling met den heer Westra, een steun van 8.voor een gezin van 6 personen wél in absoluten zin onvoldoende en hij hoopt dat deze dis cussie, ook al krijgt hij die toezegging niet, voor B, en W. aanleiding mag zijn om toch nog M. H. aan te sporen iets meer voor de schippers te doen. De heer Ritmeester (weth.) acht deze geheele zaak buiten de orde, omdat zij den Raad niet competeert; zij betreft niet M. H. maar het B. A. en dat is autonoom. Het gaat hier over het verstrekken van den noodigen geldelijken steun aan armlastigen en daarin kan de Raad op geen enkele wijze ingrijpen De heer Posthuma: Maar B. en W. toch wel De heer Ritmeester (weth.) Wanneer de Raad het niet kan, kunnen B. en W, het zeker niet, want de Raad staat hooger dan B. en W. En laten wij maar blij zijn dat dit niet kan, want nü heeft men hier nog een algemeene kwestie, maar dan zouden wij hier straks ook iedere bijzondere kwestie kunnen krijgen. Daar moeten wij afblijven. Als adressant zich tot iemand wil

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 2