144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935. neer eenvoudig de betrokken hoofdambtenaar door den Raad wordt aangewezen als verificateur. Hij wordt dan niet als zoodanig benoemd, maar alleen door den Raad dat is het verschil belast met de verificatie. De heer Wiersma blijft critiek oefenen op de ma nier van behandeling in het G. O. en hoopt dat de zaak daar niet weer op die wijze zal worden getracteerd. Wat het voorstel zelf betreft, gaat het bij hem niet zoozeer om de reorganisatie als wel om alle franje, die er omheen hangt. De motiveering voor de bevordering acht hij vrij zwak, evenals die voor de toelage van 750.welke hij boven een bruto salaris van 4000. niet weinig acht. Wel heeft spr. waardeering voor het slot van het betoog van den wethouder van Financiën. Hij zou wel licht geneigd zijn öf via den gedachtengang van de heeren Praamsma en Algera mee te gaan met reorgani satie óf via het voorstel, mits men dit ontdoet van de franje. Op grond van de uitlating van den wethouder, dat men de zaak later nog kan overzien t.o.v. bevor dering enz. vreest spr. echter, dat we er dan nog niet zijn en dat dan wel kan blijken dat er nog méér moet gebeuren. Waar blijft dan het motief van bezuiniging? De heer Botke (weth.) is er persoonlijk van overtuigd dat het gemeentebelang er mee gebaat zal zijn als dit besluit wordt genomen. Waar de verificatie geheel op dezelfde manier zal gebeuren en even goed zal mar- cheeren, mag men z.i. de hieraan verbonden bezuiniging niet afwijzen. Tegenover den heer De Bruin haalt spr. uit het advies van de Fin. Comm. in 1923 een andere zinsnede aan, waaruit z.i. blijkt, dat die commissie er niet zoo per se op stond dat het volgens het gedane voorstel moest gebeuren, maar dat er ook wel op andere wijze in kon worden voorzien, als men zeker was dat het dan ook goed zou geschieden. Daarover is toen niet gesproken, omdat er geen financieele gevolgen aan verbonden waren, maar nü is er wél een financieel voordeel bij betrokken, waarom spr. met het voorstel van B. en W. accoord gaat. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Hellema het volgende voorstel is ingediend ,,a. Ontwerp B art. I Te lezen: „De hoofdcommies, die door den Raad is belast b. Ontwerp C art. III Te lezen: „hoofdcommies door den Raad be- last c De Raad belast met ingang van een door Bur gemeester en Wethouders te bepalen tijdstip den hoofdcommies J. A. Hoogkamp, chef der afdeeling Financiën en Verificatie, met de veri ficatie van de gemeentefinanciën." Spr. stelt voor thans eerst te besluiten over het prin- j cipiëele punt, genoemd in het voorstel van B. en W. sub a. De heer Terpstra kan na alle besprekingen nog niet op goede gronden een besluit nemen en vraagt daarom, waar de ratio van dit voorstel z.i. bezuiniging is, of B. en W. hem de verzekering geven, dat, wanneer dit voorstel zonder eenige wijziging wordt aangenomen, werkelijk 2000.zal worden bezuinigd. De heer Ritmeester (weth.): Absoluut, ja. De Voorzitter deelt mede, nadat hem is gebleken dat het amendement-Hellema wordt ondersteund door me vrouw Buisman, dat straks eerst zal worden gestemd over het amendement, dat wijziging zou brengen in het voorstel van B. en W. sub a, welk voorstel het eigen lijke principe inhoudt en daarna over dit voorstel zelf. Alvorens tot stemming over te gaan zegt spr., dat de vele franje, die hier inderdaad omheen zit, oorzaak zou kunnen zijn, dat men de hoofdzaak, welke de heer Rit meester heeft naar voren gebracht, niet ziet. Naar spr.'s meening zal, door den chef van de afd. Financiën te belasten met de verificatie, de inrichting van de gemeente-administratie hier worden zooals die behoort te wezen. De heer Algera is mis, als hij de afd. Verificatie ver gelijkt met de Rekenkamer. Deze laatste ziet, behalve op de rec/ifmatigheid van de uitgaven ook toe op de doe/matigheid daarvan, terwijl de verificateur alleen toeziet op de rechtmatigheid en hij met de doe/matig heid niet heeft te maken. Spr. gaat daar nog nader op in en doet voorlezing van de omschrijving van de taak van den verificateur, die er niet is voor controle óp B. en W„ maar die ondergeschikt is aan B. en W. Op grond van spr.'s ervaring behooren in gemeenten van deze grootte alle ambtenaren van Financiën, die rechtstreeks ondergeschikt zijn aan B. en W., te worden vereenigd onder één afdeeling en dus onder den chef van de afd. Financiën. Nu is de toestand sinds 1923 anders geweest en, eerlijk gezegd, zou deze, omdat re organisatie moeilijkheden zou geven voor de personen en men hen op wachtgeld had moeten zetten, niet ver anderd zijn, wanneer de heer Nijholt niet was over leden: als er echter een vacature komt, maakt men daar gebruik van om de zaak, zonder de personen te schaden, te reorganiseeren. Er is een afd. Financiën en daaronder behooren alle financieele zaken, die B. en W. aangaan, dus ook de verificatie. Tot nu toe werd deze, zoowel gezamenlijk als door ieder afzonderlijk en zelfstandig verricht door de heeren Polet en Feddes en het is nu ook niet de bedoeling, dat de chef van Financiën alles zelfstandig doet; alleen is hij er wel verantwoordelijk voor dat het gebeurt zooals het behoort. Met betrekking tot de voorgestelde toelage betoogt spr., dat een salaris van ongeveer 4700.voor een chef van een afd. Financiën, welke alles omvat, niet te hoog is. Een vergelijking met de salarissen in andere provinciën doet zien, dat onze ambtenaren heusch niet aan de spits staan. Den heer Wiersma, die schijnt te twijfelen, voegt spr. toe, dat men niet de titels moet vergelijken, maar de werkzaamheden, de titels zeggen in dezen niets en het is een klein kunstje om iemand, door hem referendaris te maken, wat meer toe te stoppen. Spr. bestrijdt, na bespreking van de standpunten van de heeren De Bruin en Hellema, dat het voorstel van B. en W. zou zijn een tornen aan de rechten van den Raad, omdat de Raad zich indertijd dat recht heeft voorbehouden. Zou echter de groote zaak, dat de chef van de afd. Financiën onder zijn beheer krijgt een afdeeling, waar alle financieele aderen ineen loopen, te redden zijn door aanneming van het amendement- Hellema, dan zou spr. daarin mee kunnen gaan, hoewel hij het principieel onjuist acht, dat een ambtenaar, die door B. en W. wordt aangesteld, door den Raad wordt belast met de rest van het werk dat eigenlijk bij hem hoort. Spr. ontkent dat, wanneer van dezelfde afdeeling, waar men de mandaten schrijft niet zelf maakt maar alleen schrijft als B. en W. zeggen dat het moet een ander bij den Ontvanger controleert of deze de man daten op de juiste plaats en onder het juiste hoofdstuk heeft geboekt, daar eenige knoeierij van zou kunnen komen. Iets anders zou het zijn, wanneer de afdeeling machtiging had om zélf mandaten te schrijven. De steun dien de Raad aan den betrokken ambtenaar zou geven, die hij altijd voor den heer Polet die ondergeschikt was aan B. en W. geweest zou zijn en dien deze omgekeerd van den Raad zou hebben ondervonden, acht spr. dan ook voor de geheele positie geen verschil te maken. Logischer en juister zou hij het achten, wan neer de Raad principiëel zou kunnen aanvaarden dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935. 145 aan den hoofdcommies, chef van de afd. Financiën, automatisch de verificatie zal worden opgedragen. Daar zou spr. heel graag in meegaan. De principiëele kant van dit voorstel is spr. echter zooveel waard dat, als de Raad daarin wil meegaan, hij wel in een benoeming door den Raad van den amb tenaar, belast met de verificatie, wil meegaan De heer Hellema: Dus nemen B. en W. dat over De Voorzitter: Neen, dat niet. Spr. zou het jammer vinden als daartoe werd besloten, maar er zich bij kun nen neerleggen als het groote geheel er dan door kwam. Den heer Posthuma antwoordt spr. dat de heer Polet, toen de N.V. I. W. G. L. is opgericht, met goedvinden van B. en W. en zij vonden dat goed wegens het overwegend belang van onze gemeente, die toen 43 van de 60 aandeelen in die vennootschap had is aangesteld als accountant van de Waterleiding, waar voor hij een jaarwedde ontving van 400. Wordt nu de heer Polet gemeente-ontvanger, dan zal het de vraag zijn óf de Waterleiding zal zeggen: nu laten wij hem als verificateur bij ons ook maar gaan, maar verder kan spr. de vraag of eventueel de chef van de afd. Financiën benoemd zal worden tot accountant van de Waterleiding gerust met „neen" beantwoorden: daar is geen sprake van. Spr. stelt voor thans te stemmen over de punten a en b van het amendement van den heer Hellema, welke bedoelen om het voorstel van B. en W. sub a als volgt te doen luiden „te besluiten, dat met ingang van een door Burge meester en Wethouders te bepalen tijdstip de verifi catie van de gemeentefinanciën zal worden verricht door een daartoe door den Raad aan te wijzen hoofd ambtenaar ter gemeentesecretarie." De heer IJtsma meent dat, wat de Voorzitter zoo bui tengewoon duidelijk heeft gezegd, kort en bondig hierin culmineerthef de heele verificatie op, want die heeft geen enkele beteekenis natuurlijk niet bedoeld in het zakelijk werk, maar in den vorm, zooals die thans be staat Wanneer inderdaad de toestand is, zooals de Wethouder en de Voorzitter zeggen, is het amendement een lapmiddel, dat daaraan niets verandert, want dan blijft aan de afd. Financiën één man hoofdambtenaar en verificateur, n.l. de hoofdcommies, die door B. en W. is benoemd. Alleen zou dan de Raad, als hij dwars wilde, B. en W. voor de moeilijkheid kunnen zetten, dat hij dien hoofdambtenaar niet wilde aanwijzen als verificateur. Omdat het hier gaat over de afschaffing van de verificatie in den vorm, zooals in deze verorde ning staat, zal spr. tegen het amendement stemmen, omdat het gaat over het beginsel. De heer Hooiring zegt dat. wanneer B. en W. de voordracht opmaken voor de benoeming van een veri ficateur, dan bij aanneming van het amendement toch bijna nooit van de voordracht zou worden afgeweken, zoodat in de practijk B. en W. toch benoemd zouden krijgen die zij willen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-Hellema (punten a en b) op het voorstel van B. en W. sub a, zooals door den Voorzitter toegelicht, wordt met 15 tegen 12 stemmen, die van de heeren Botke, Muller, De Boer, Posthuma, Westra, Buiel, De Vries, Balk, Bos, IJtsma, Hooiring en Rit meester, aangenomen. De Voorzitter wil thans in stemming brengen het ge wijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a, de principiëele kwestie dus. De heer Wiersma zegt dat het hier terecht een prin cipiëele uitspraak geldt en zou het eenig artikel van Ontwerp A aldus willen amendeeren De Voorzitter: Het gaat nu niet over Ontwerp A, maar over het gewijzigde voorstel van B. en W. sub a. Dit voorstel wordt met 19 tegen 8 stemmen, die van de heeren De Vries, Wiersma. Feitsma, IJtsma, Algera, Muller, Praamsma en De Bruin, aangenomen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub b. Aan de orde is het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub c. De Voorzitter merkt op, dat art. I van Ontwerp B moet worden gewijzigd in den geest als door het amen dement-Hellema is aangegeven. De Ontwerpen A en B worden met algemeene stem men vastgesteld, met machtiging aan Burgemeester en Wethouders om in art. I van Ontwerp B de als gevolg van het amendement-Hellema noodige wijziging aan te brengen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig Ontwerp C (voorstel van Burgemeester en Wethouders sub d) met machtiging aan Burgemeester en Wethouders om in art. III de als gevolg van het amendement-Hellema noodige wijziging aan te brengen. De Voorzitter stelt het volgende punt aan de orde. De heer Posthuma wenscht een vraag te stellen over de orde en deelt mede, dat het hem en allen leden aan zijn kant is ontgaan, dat de Voorzitter, naast het be spreken van de wijzigingen in de Ontwerpen, tevens ook de Ontwerpen A en B in stemming heeft gebracht. De Voorzitter zegt de Ontwerpen duidelijk artikels- gewijze 'en in hun geheel aan de orde te hebben gesteld en machtiging tot wijziging van enkele artikelen te hebben gevraagd. De heer Wiersma heeft zoopas, toen hij bij punt a iets te voorbarig was, reeds te kennen gegeven een amendement op Ontwerp A te willen indienen. Door de wijze van behandeling is hem dit ontgaan. De Voorzitter geeft de mogelijkheid toe, dat hij over Ontwerp A eenigszins is heengeloopen, maar dat is niet het geval met de Ontwerpen B en C, waarvoor nog machtiging is gevraagd om verandering aan te brengen. De heer Wiersma: Staat U alsnog toe om een amen dement op Ontwerp A in te dienen De Voorzitter stelt dan opnieuw aan de orde Ont werp A. De heer Wiersma stelt als amendement op het eenig artikel voor dat in plaats van „9 adjunct-commiezen lste klasse; 4 adjunct-commiezen 2de klasse" wordt gelezen: „7 adjunct-commiezen lste klasse; 6 adjunct commiezen 2de klasse Dit amendement, dat wordt ondersteund, wordt met 19 tegen 8 stemmen, die van de heeren Algera, Muller, Praamsma, Van der Schoot, Posthuma, Wiersma, Feit sma en Terpstra, verworpen. Ontwerp A wordt met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 7