174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1935.
van Sept. tot Jan. een aanslag worden opgelegd en zal
van af Jan. tot Sept. de nieuwe wettelijke regeling,
die een geheel andere zal zijn dan de bestaande
moeten worden gevolgd. Het resultaat is een langer
uitgestelde aanslagregeling, waardoor de betaling door
de menschen wordt bemoeilijkt. Aanneming van het
voorstel-Koopal zal dan ook in de praktijk schadelijk
zijn èn voor de belastingbetalers èn voor de gemeente.
De heer J. Koopal antwoordt den heer IJtsma, dat
hij, juist omdat hij zich bewust is, dat er enkele tech
nische bezwaren aan zijn voorstel kunnen zitten, die
B. en W. beter kunnen overzien dan de Raad, dezen
vorm heeft gekozen om B. en W. uit te noodigen de
volgende vergadering met voorstellen te komen. Echter
houdt het voorstel een principieele uitspraak in, dat op
de minst draagkrachtigen speciaal op de inkomens
beneden 1200.geen zwaardere lasten mogen
worden gelegd en dat in strijd daarmede genomen be
sluiten niet mogen blijven bestaan. Daarom kan spr.
ook het advies van den heer Posthuma niet opvolgen.
Het belang van de continuïteit, ook van schoolgeldhef
fingen, kan spr. in het algemeen wel aanvaarden, maar
dit zal, waar het hier gaat over zulke principieel belang
rijke dingen als het opleggen van nieuwe lasten aan
menschen, die met minder dan 20 loon moeten rond
komen, voor het belang van de arbeidersklasse moeten
wijken. Spr. handhaaft dan ook zijn voorstel.
De heer IJtsma bestrijdt nog verder het voorstel van
den heer Koopal, die, als hij zoo bescheiden is te zeggen
dat B. en W. betere gegevens hebben, dan ook geen
limiet had moeten stellen. Beter ware het, dat hij zélf
probeerde de moeilijkheden onder de oogen te zien. Niet
omdat spr. het niet wenschelijlc acht het schoolgeld te
verlagen - zijn fractie doet elke poging daartoe
maar omdat het zoo'n weinig doordacht voorstel geldt,
zal spr. zijn stem daartegen uitbrengen.
De heer Balk hecht veel waarde aan de verbeterde
bepalingen voor grootere gezinnen met betrekking tot
kinderen, die verschillende scholen bezoeken en is,
omdat hij niet kan overzien hoe dit bij het voorstel-
Koopal zou worden geregeld, tegen dat voorstel, ook
omdat het tusschentijds wordt ingediend.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Koopal wordt met 28 stemmen tegen 1
stem. die van den heer J. Koopal, verworpen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 18 (bijl. no. 177). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Praamsma merkt op, dat in bijl. 117 in art.
7bis van de instructie van den gemeente-ontvanger deze
met de uitvoering van de verordening op het centraal
kasbeheer wordt belast, terwijl hier in art. Ibis staat,
dat B. en W. den beheerder van de centrale kas aan
wijzen. Kan deze tegenstrijdigheid ook tot een conflict
leiden
De Voorzitter zet uiteen, dat het inderdaad de be
doeling is. dat de gemeente-ontvanger beheerder zal zijn
van de centrale kas, maar dat, op grond van een elders
gevallen beslissing, de gemeente-ontvanger niet als zoo
danig in de verordening op het centraal kasbeheer mag
worden genoemd. Aan deze verordening moet, om hem
als zoodanig te kunnen krijgen, daarom art. 1 bis worden
toegevoegd, terwijl de gemeente-ontvanger in diens
instructie wat wèl mag met de uitvoering van de
verordening, voor zoover deze hem door B. en W.
wordt opgedragen, wordt belast.
De heer Algera acht het, ter verkrijging van meer
inzicht door de Raadsleden in die zaken, wenschelijk,
dat de in de tweede alinea van art, 8 bedoelde stukken
ter visie worden gelegd. Hij vraagt of B. en W. tegen
die gedachte ook bezwaar hebben.
Spr. dient het volgende voorstel in
„Aan art. X toe te voegen „welke ter visie van
den Raad worden gelegd."
De heer Ritmeester (weth.) vindt het wat overdreven
om deze stukken ter visie te leggen, maar heeft er, als
de heeren daar pleizier in hebben, niets tegen. Alleen,
het is een knappe jongen, die er uit wijs kan worden.
Spr. heeft echter bezwaar om het in de verordening vast
te leggen. Men schijnt dol te zijn op allerlei stukken,
waar men dan vaak allerlei dingen uithaalt, die er niet
in zitten. Spr. waarschuwt er voor, met verwijzing naar
de indertijd ook ter visie gelegde staten omtrent het
calorisch effect van het menggas, niet op die wijze
verder te gaan. Hij zegt toe, dat wat hier wordt ge
vraagd regelmatig ter inzage zal worden gelegd laat
men het echter alsjeblieft niet in de verordening vast
leggen, ook omdat dan alles dubbel moet worden ge
maakt.
De heer Algera neemt genoegen met de toezegging
van den wethouder en trekt zijn voorstel in.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 19 (bijl. no. 176). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Terpstra is bij dit voorstel via belangstelling,
verbazing en een kleine dosis ergernis gekomen tot de
gedachte, dat B. en W„ ofschoon het goede zoekende,
t.o.v. het vliegveld een tijdlang hebben gedwaald. Het
is nauwelijks een half jaar geleden, dat deze zaak ernstig
is behandeld; zelfs is gebleken, dat reeds op 2 Juli bij
B. en W. het voornemen bestond het kleine plan te
wijzigen in het groote. De Raad is de dupe geworden
van min of meer onvolledige inlichtingen en van de
wisselende gedachten van de deskundigen. Spr. pleit niet
tegen het groote plan, want ofschoon hem nog niet alles
helder is, moet hij, voor zoover hij daar kijk op heeft,
erkennen, dat deze verandering noodig is, maar tegen
de handelwijze, die z.i. B. en W. verkeerdelijk hebben
gevolgd. Spr. had toch den indruk, dat het kleine plan
na ernstig en nauwkeurig onderzoek door deskundigen,
die voor dergelijke onderwerpen zijn aangewezen, lang
zamerhand was gegroeid. Nu blijkt, dat reeds binnen
3 maanden een verandering heeft plaats gehad. Wie is
eigenlijk de promotor van dat groote plan
Spreker meent intusschen dat, alvorens hiermee ver
der te gaan, een poging moet worden gedaan in een
andere richting. Hij memoreert de door Prov. Staten en
de Kamer van Kooph. beschikbaar gestelde bedragen
voor het plan, zooals dat oorspronkelijk was en betoogt,
dat de Raad eerst thans genoemde lichamen dient te
verzoeken ook in de meerdere kosten van het groote
plan bij te dragen. Spr. wenscht daarom allereerst
namens zijn fractie deze motie voor te stellen
„De Raad van Leeuwarden,
a. kennis genomen hebbende van punt 19 der
agenda van heden;
gehoord de besprekingen,
noodigt B. en W. uit zich namens den Raad te
wenden tot de Provinciale Staten van Friesland en
de Kamer van Koophandel alhier, respectievelijk om
toekenning van de 30 subsidie voor het geheele.
gewijzigde plan en verhooging van de toegezegde 50
mille;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1935. 175
b. besluit tevens het onderhavige voorstel van de
agenda af te voeren en in de secties te gaan behan
delen,
en gaat over tot de orde van den dag."
Met betrekking tot het laatste deel van de motie zegt
spr., dat men, nu momenteel vele vragen misschien toch
niet beantwoord kunnen worden, de voorkeur geeft aan
behandeling in de secties.
T.a.v. het eerste deel erkent spr., dat men er over
kan twisten of de Provincie 30 subsidie heeft gege
ven alleen voor aankoop van de landerijen of ook voor
iets anders; doch overtuigd, dat Prov. Staten en de K.
v. K. zullen gevoelen het groote belang van het vlieg
veld. zooals dat nu moet worden, opdat dit het geheele
jaar zal kunnen worden gebruikt, hoopt spr., dat deze
lichamen een verhoogd subsidie zullen schenken.
Ofschoon spr. liefst de geheele motie eerst in behan
deling en in stemming zou willen doen brengen, heeft
hij er geen principieel bezwaar tegen om haar. zooals
door enkelen wordt wenschelijk geacht, te splitsen. Hij
laat zulks aan den Voorzitter over.
De Voorzitter doet voorlezing van de motie en acht
het juister, indien de heer Terpstra bij zijn opinie blijft,
dat het voorstel dan althans eerst in de secties wordt
behandeld en dat de heer Terpstra, nadat het resultaat
daarvan bekend is, pas bij de volgende openbare behan
deling eventueel weer met zijn voorstel komt, dat men
zich tot Prov. Staten en de K. v. K. zal wenden.
De heer Terpstra betoogt, dat hij beide zaken aan
elkaar heeft gekoppeld, omdat bij een spoedige behande
ling in de secties de zaak nog eens in de a.s. winterzit-
ting van de Staten zou kunnen worden behandeld. Hij
zal zich echter tegen splitsing niet verder verzetten,
wanneer hij, zooals zijn bedoeling is, met zijn motie maar
iets bereikt.
De heer Van der Meulen memoreert, dat zijn fractie
den vorigen keer het groote nut van de totstandkoming
van een vliegveld heeft erkend, maar dat zij toen niet
van ganscher harte aan dat voorstel heeft meegewerkt,
omdat de landeigenaren wèl den vollen prijs kregen
en misschien zelfs méér maar degenen, die daarvoor
hun arbeid zouden geven, slechts het werkverschaffings-
loon zouden ontvangen.
Deze Raadsbrief is nu een onaangename verrassing.
Spr. critiseert de voorbereiding in verband met het be
langrijke. thans benoodigde aanvullend crediet, te meer,
waar de vorige Raadsbrief den indruk wekte, dat ook
de hoogere autoriteiten zouden meegaan in het kleiner
plan er stond toen uitdrukkelijk in, dat de Minister had
te kennen gegeven toe te stemmen in den aanleg van
een vliegveld van bescheiden opzet.
Komende tot het principieele punt van de verdeeling
der kosten, betoogt spr., in aansluiting met de opmer
kingen van den heer Terpstra, dat men mag veronder
stellen, dat de belangen in de totstandkoming van het
vliegveld van de drie lichamen, gemeente, Provincie en
K. v. K„ zooals die indertijd zijn afgewogen in de toe
gestane percentages, nog gelijk zijn, waarom het spr.
verwondert, dat men in geen enkel opzicht op die kos-
tenverdeeling terug komt. Waaraan ligt nu deze min
of meer ongelukkige gang van zaken Ligt zij niet bij
de gemeente, maar is het een ongelukkige samenloop
van omstandigheden, geheel buiten haar schuld, dan kan
spr. niet inzien, waarom niet opnieuw 30 van de
meerdere kosten aan de Provincie kunnen worden ge
vraagd. Ten einde daaromtrent overleg mogelijk te
maken, heeft spr. ook sterk gedacht over aanhouding
van dit voorstel, maar hij wil eerst de nadere inlich
tingen van de tafel van B. en W. afwachten en zal
daarom ook nog niet stemmen voor het voorstel-Terpstra
om de zaak in de secties te behandelen. Spr. betoogt
nogmaals, dat het niet aangaat, dat de gemeente alleen
het volle bedrag van de extra kosten betaalt.
De heer Hellema vraagt ook inlichtingen, waarom het.
zoo spoedig na de eerste beslissing, beter wordt geacht,
het vliegveld te vergrooten. De reden daarvan wordt in
de stukken niet aangegeven, zelfs meent spr. daarin een
kleine tegenstrijdigheid te ontdekken. Uit het voorstel
van B. en W. leest hij n.l., dat B. en W. als 't ware
gedwongen zijn nu met een vliegveld van 70 H.A. te
komen in plaats van 40 H.A., terwijl men uit den brief
van den Minister van Waterstaat zou kunnen lezen, dat
de Minister eenigszins verwonderd is over die vergroo
ting. Spr. verzoekt duidelijke inlichtingen, ook t.a.v. de
technische redenen en vraagt, waar B. en W. wel 70
H.A. in orde willen maken, maar slechts 40 H.A. willen
gebruiken, of het wel geoorloofd is voor die reserve, die
op het terrein moet komen, direct zoo n groote som uit
te geven.
De Voorzitter meent, dat eerst moet worden uitge
maakt of het voorstel al of niet in de secties zal worden
behandeld. Vóór dien voelt spr. er niet voor om op de
principieele zaak in te gaan, tenzij de heer Terpstra
daarvan het al of niet handhaven van zijn voorstel zou
laten afhangen. Een argument, waaróm behandeling in
de secties noodig is, heeft spr. overigens niet gehoord.
Splitsing van het voorstel-Terpstra blijft spr. noodig
achten het voorstel tot behandeling in de secties moet
in ieder geval voorgaan.
De heer Terpstra zegt als motief voor het laatste deel
zijner motie wel degelijk te hebben genoemd de bezwa
ren tegen het voorstel van B. en W. spr. heeft die
zelf voorloopig achterwege gehouden welke z.i. in de
secties beter naar voren kunnen komen. Hij herhaalt
nog eens waarom hij beide deelen van de motie aan
elkaar heeft gekoppeld, maar legt er zich bij neer dat
het laatste deel het eerst in stemming wordt gebracht.
Misschien dat dan straks het eerste nog als punt 19 bis
aan de agenda kan worden toegevoegd.
De Voorzitter stelt dan eerst aan de orde het voorstel
van den heer Terpstra om het voorstel van B. en W.
in de secties te doen behandelen.
De heer IJtsma begrijpt het voorstel-Terpstra niet. Hij
wijst er op, dat sectie-onderzoek toch beteekentde
zaak tot de eerste instantie terugbrengen met als uit
eindelijke bedoeling een advies om het voorstel van B.
en W. al of niet gewijzigd in behandeling te nemen.
De mogelijkheid bestaat echter, dat het sectierapport
straks luidt om het voorstel van B. en W. in zijn geheel
te verwerpen. Hoe zal men nu aan anderen kunnen zeg
gen werk gij mee om een aanvullend subsidie te geven,
terwijl men zelf de zaak nog in behandeling moet
nemen
De heer Posthuma voelt, als iemand die de vroegere
behandeling niet heeft meegemaakt, wel voor de ge
dachte om het voorstel in de secties te behandelen en
vraagt, welke bezwaren B. en W. daartegen hebben.
De heer Balk begrijpt niet waarom men er op aan
dringt het gewijzigde plan in de secties te brengen,
terwijl men dat voor het oorspronkelijke plan niet heeft
gevraagd. Wat voor nieuws kan men daar mededeelen
De Raad is bij het eerste plan voldoende ingelicht en
zooals spr. het ziet, betreft het hier een uitbreiding, die
wel of niet gedaan moet worden, maar die het oor
spronkelijke plan weinig of niet verandert.
De heer Terpstra wijst, ter verduidelijking van een
deel der werkzaamheden in de secties, op de omstan
digheid, dat men t.a.v. het kleine plan z.i. van het groote
publiek ni.et de gewenschte medewerking en goedkeu
ring heeft ondervonden, zoodat al behoeft dit voor
de Raadsleden geen reden te zijn om anders te handelen