176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1935.
bij deze uitbreiding waarschijnlijk weer tegen de
publieke opinie zal worden ingegaan; bovendien zijn de
leden nog absoluut onbekend met de a.s. begrooting,
in het licht waarvan spr. deze zaak zou willen behan
delen. Hij had graag gewild, dat B. en W. of de weth.
van Fin. zooals elders is gebeurd hierbij een nota
hadden ingediend, die den Raadsleden eenig inzicht zou
geven t.a.v. de toekomstige begrooting en hij blijft van
meening, dat er vele vragen zijn, die beter en makke
lijker kunnen worden gedaan in de secties dan in open
bare vergadering.
Met betrekking tot de tegenstelling, waarop de heer
Balk heeft gewezen, zegt spr., dat een ezel zich niet
tweemaal stoot aan denzelfden steen en ook met het oog
op de onlangs gegeven uitdrukkelijke verzekering van
den weth. van Fin. ,,de toestand van de gemeente-
financiën wordt met den dag slechter", ziet spr. in een
behandeling in de secties veel voordeel.
De heer IJtsma meent, dat de heer Terpstra met zijn
eigen betoog de juistheid van spr.'s opmerking heeft
aangetoond en dat de heer Terpstra, hoewel eenige twij
fel naar voren brengende, met het oog op de bedoeling
van de sectievergaderingen zal toegeven, dat uiteinde
lijk daaruit toch zeker weer dit voorstel voor 't licht zal
komen. Het voorstel van den heer Terpstra heeft dus
alleen de bedoeling de zaak in een praatcollege te
brengen.
De heer De Boer (weth.) wijst er op, dat de heer
Terpstra indertijd in de Staten als algemeen rapporteur
heeft uitgesproken, dat de commissie van rapporteurs
het voorstel van alle kanten had bekeken en dat zij
eenparig tot de conclusie kwam dat dit, indien maar
eenigszins mogelijk, moest worden aangenomen. In ver
band daarmee doet het wat vreemd aan dat de heer
Terpstra, na het genomen principieel besluit, bij dit
voorstel tot uitbreiding de zaak weer van voren af in de
secties wil behandelen, Spr. adviseert het voorstel-
Terpstra niet aan te nemen, maar de zaak eindelijk tot
een oplossing te brengen, ook terwille van de honderden
werkloozen, die wachten op dit werkobject, dat vooral
of bijna uitsluitend is aangevat om die menschen aan
het werk te helpen. Spr. meent dat het voorstel-Terpstra
niet gaat in de richting van het gemeentebelang.
De heer Ritmeester (weth.) betoogt, op grond van de
ervaring met behandeling in de secties van het voorstel
omtrent het Politiebureau opgedaan, dat een dergelijke
behandeling geen nut heeft, omdat alle in de secties ge
dane vragen opnieuw in de Raadsvergadering worden
gesteld en door B. en W, moeten worden beantwoord.
Waarom langer uitstel, wat slechts moeilijkheden kan
geven t.o.v. aankoop van de terreinen welke nog
steeds moet plaats hebben van de werkverschaffing.
Dit is een object, waar tonnen gouds in zitten voor werk
verschaffing. De meerdere kosten van het nader voor
stel zijn voornamelijk werkverschaffingsloonen. waarin
het Rijk bijdraagt; daaruit volgt, dat dit voorstel de
gemeente practisch slechts een klein beetje meer kost.
De Voorzitter verzoekt thans niet te spreken over de
principieele kwestie.
De heer Ritmeester (weth.) wilde, waar hier het eene
aan het andere wordt vastgeknoopt, in korte woorden
het gevaar van uitstel schetsen. De toestand is dwin
gend, men kan het geheel wel overzien, over het prin
cipe is al beslist en de uitbreiding zal financieel, althans
voor de begrooting. niet van veel beteekenis zijn.
De heer Terpstra zegt, dat de heer De Boer, die spr.'s
houding in de Staten er met de haren heeft bij gesleept,
zich vergist. Ook is spr. een even groot voorstander
van toepassing van werkverschaffingsobjecten als alle
andere leden. Daar gaat het niet om. Spr. zal zich straks
waarschijnlijk vóór het vliegveld verklaren, maar
hij zal dat niet doen voor en aleer hij overtuigd is, dat
de financieele toestand van Leeuwarden dat toelaat.
Immers, er zijn twee factoren bij gekomen die toestand
is meer precair geworden en er wordt meer geld ge
vraagd. Spr. verdedigt nogmaals een ernstige behande
ling in de secties en verzoekt zijn voorstel daartoe in
stemming te brengen.
Het tweede deel van de motie-Terpstra (sub b)
wordt met 21 tegen 8 stemmen, die van de heeren
Terpstra, Feitsma, Wiersma, Van der Schoot.
Praamsma, J. Koopal, Posthuma en Algera, verworpen.
Aan de orde is thans wederom het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
De heer Turksma is t.o.v. dit plan nooit bijzonder
enthousiast geweest, maar hij zet uiteen, dat ook de V.
D. fractie van meening is, dat hiermee, door te werk
stelling van groote groepen werkloozen, het algemeen
belang wordt gediend.
In tegenstelling met den heer Terpstra betoogt spr.,
dat hij van tegenkanting van het publiek hier tegen niet
heeft vernomen, integendeel. Z.i. is hier ook sprake van
een provinciaal belang; Friesland moet in dit opzicht
niet, zooals zoo dikwijls het geval is, worden achteruit-
gesteld.
Spr. informeert of B, en W. naar aanleiding van het
indertijd door mevr. Buisman ingediende voorstel reeds
een onderzoek hebben ingesteld t.o.v. het zooveel moge
lijk inschakelen van particulieren bij dit werk. Hij toont
zich, op grond van wat daaromtrent in de stukken staat,
niet zoo erg gerust, dat met de in den Raad geuite
wenschen ernstig rekening zal worden gehouden.
Bij de hier uitgesproken wensch, om te trachten van
de Provincie en de K. v. K. een grooter bedrag te krij
gen, sluit spr. zich aan, terwijl hij vraagt hoe men in 't
algemeen dit plan denkt te financieren.
Spr. zal zich eventueel vereenigen met een onteige
ningsprocedure tegenover den heer Wassenaar, die dan
z.i. wel eens in een ongunstiger positie zou kunnen
komen, omdat B. en W. hem een zeer goed bod hebben
gedaan; evenwel verzoekt hij B. en W. den heer Was
senaar vooraf alsnog in de gelegenheid te stellen zich
te vereenigen met het bod van B. en W. Een bedrag van
3000.per H.A. voor den nog benoodigden grond
acht spr. ook den uitersten prijs.
Spr. vraagt of de in het vervolgschrijven van den
Burgemeester genoemde kosten van 28.275.voor
het graven van een afwateringssloot moeten worden
geteld bij het eerder genoemde bedrag van 12.200.-.
Óf geldt het hier een verhooging van dat laatste bedrag?
Het eventueel niet direct noodige terrein, dat zal worden
verhuurd, geeft in verband met den koopprijs natuurlijk
op zichzelf een verlies.
Spr. bepleit nogmaals inschakeling van particuliere
aannemers o.a. bij het graven van de sloot, wat daar
door z.i. goedkooper zal kunnen worden. Hij spreekt
de hoop uit, dat de Burgemeester vele onduidelijkheden
zal kunnen en willen wegwerken, b.v. hoe men er toe
komt, de berekening omtrent de plannen ten O. van
de stad ook maar toe te passen op terreinen ten W
van de stad. alsof de berekening per H.A. daar precies
dezelfde zou zijn. Met het prestige van den Raad had
men t.a.v. de opzet der plannen, vooral t.a.v. het bere
kenen per H.A. in het Oosten en daarna in het Westen
enz., wat meer rekening kunnen houden. Opheffing van
zijn bezwaren zal spr.'s stem ten gunste van dit voorstel
bepalen.
De heer Praamsma is van oordeel dat, wanneer den
avond voor de officieele behandeling een nog nadere
toelichting aan de Raadsleden moet worden gezonden.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1935. 177
dit dan het duidelijkste bewijs is, dat de voorbereiding
niet is geweest zooals zij bij een dergelijke belangrijke
zaak had moeten zijn. Z.i. hadden de deskundigen bij
het vaststellen van het eerste plan moeten en kunnen
weten dat het landingsterrein te klein zou zijn. En zal
men, waar de Burgemeester in zijn stuk zegt, dat deze
uitbreiding noodzakelijk is om bij schemer donker te
kunnen landen, nu nog eens voor een dergelijke verras
sing komen, wanneer men ook werkelijk bij donker wil
landen
Dit voorstel stemt minder aangenaam. De te besteden
prijzen voor het land loopen zeker met een 250.a
300.boven het publiek bod uit. Erger is nog, dat
er een paar perceelen zijn gekocht, die nu niet meer
noodig blijken te zijn. Waar komt verder het geld hier
voor vandaan, uit leening of zijn er voldoende kasmid
delen Spr. informeert voorts ook naar het resultaat
van het indertijd aan mevrouw Buisman toegezegde
onderzoek omtrent de mogelijkheid van inschakeling van
particulieren.
De heer Terpstra is, nu zijn motie gedeeltelijk is ver
worpen, verplicht nogmaals het woord te vragen. Hij
informeert opnieuw belangstellend, wie de promotor is
geweest van het nieuwe plan. Uit de stukken krijgt hij
achtereenvolgens den indruk, dat dit zoowel van G. W.,
den Burgemeester, B. en W.. Waterstaat als het Frie-
sche Luchtvaartcomité kan zijn uitgegaan.
Spr. ziet het zoo en daarom heeft hij ook het voor
stel gedaan om een adres te verzenden aan de Staten
en aan de K. v. K. dat, indien dit heele nieuwe plan
in April 1935 aan de orde was geweest, de Staten waar
schijnlijk neen, z.i. meer dan zeker 30 van de
geheele som zouden hebben gegeven, terwijl hij ook
overtuigd is dat de K. v. K. dan ten minste eenige dui
zenden meer had gegeven. Door deze nu gevolgde han
delwijze zou men dan alzoo een belangrijk verlies hebben
geleden.
Spr. herhaalt zijn opmerkingen over de door hem ge-
wenschte nota met inlichtingen omtrent den financieelen
toestand. Volgens de stukken zouden eigenaren, die in
den koop hadden toegestemd reeds op 1 Nov. 1935 hun
geld ontvangen. Spr. vraagt waar dat geld zoo plotseling
vandaan kwam, terwijl men voor hoog noodige verbete
ring van productieve objecten als Zaailand en Veemarkt
geen geld heeft.
Van de dure perceelen, die nu blijken onnoodig te zijn
aangekocht, zal de prijs, waarvoor ze worden verhuurd,
zeker niet in overeenstemming zijn met den koopprijs.
En hoe komt het, dat de afwateringssloot thans
28.000.moet kosten in plaats van 12.000.
De Voorzitter kan zich begrijpen, dat de leden t.a.v.
sommige punten eenigszins verbaasd zijn, omdat zij niet
steeds de geheele voorbereiding hebben meegemaakt. Hij
komt er echter tegen op, dat er wordt gezegd nu wordt
er weer duur land gekocht, dat blijkt niet noodig te zijn
alsof B. en W. daar aardigheid aan zouden hebben.
De heer Terpstra althans kon weten, dat dit afkomstig
is van de plaats van Van Eijsinga, die in haar geheel
is gekocht en dat den vorigen keer ook al bekend was
dat enkele stukken daarvan spr. noemt die buiten
het eigenlijke terrein zouden vallen.
De zaak is verder veel eenvoudiger dan zij hier wordt
voorgesteld. Onder aanhaling van wat daaromtrent in
bijl. no. 75 op pag. 142 is gezegd, betoogt spr. uitvoerig,
dat den vorigen keer is besloten tot aankoop van bijna
64 H.A. en dat thans slechts uitvoering wordt gegeven
aan het toen reeds aangekondigde voornemen om. ter
afronding van het bezit, er nog eenige H.A. waarover
toen nog geen overeenstemming kon worden bereikt,
want anders was het direct al gebeurd bij te koopen.
Dat betreft nu ruim 8 H.A., terwijl voor een paar per
ceelen, ook reeds in bijl. no. 75 genoemd, nog steeds een
te hooge prijs wordt gevraagd. Deze aankoop is dus
geheel in overeenstemming met den vorigen Raadsbrief
en ook zonder het nader voorstel om thans direct 70
H.A. te egaliseeren in plaats van 40 H.A. waarvan
spr. liever spreekt dan van het groote' en „kleine"
plan zouden B. en W. zeker daarmee bij den Raad
gekomen zijn.
Op de vraag wie de promotor van dit plan is geweest,
antwoordt spr., dat het heel eenvoudig uit den loop der
omstandigheden is voortgekomen. Wat betreft het on
derzoek door deskundigen, zegt spr., dat, hoewel B. en
W. alle moeite hebben gedaan bij de K.L.M. en bij de
Rijksdeskundigen voor de Luchtvaart, die deskundigen
hier niet hebben willen komen, vóórdat B. en W. ver
gunning hadden aangevraagd bij den Minister, wat niet
eerder kon gebeuren dan nadat de Raad een besluit had
genomen. Wel hebben enkele deskundigen en vliegers,
die hier particulier kwamen, desgevraagd echter niet
officieel als hun opinie te kennen gegeven, dat het
terrein hun uitstekend geschikt leek, maar de officieele
deskundigen zijn hier pas geweest, nadat er vergunning
bij den Minister was aangevraagd en dezen hebben
toen gelukkig de meening van de vliegers bevestigd. Zij
achtten het bij de verdere bespreking echter verstandiger
om direct het geheele terrein van 800 X 800 M. aan te
leggen en dit, afgescheiden van de vraag, waar precies
het landingsterrein zou komen, geheel te draineeren. Bij
verlichting van het terrein zouden dan b.v. ook vlieg
tuigen, die niet bij daglicht uit Amsterdam waren opge
stegen -spr. heeft in zijn nader schrijven niet willen
spreken van nacht- of blindvliegen en daarom het woord
„schemerdonker" gebruikt hier in dezen tijd van het
jaar nog kunnen landen. De dienst van G. W. vond het
op technische gronden ook beter het geheele terrein
direct te draineeren en vooral ook met het oog op het
groot aantal werkloozen, waaraan men het volgend jaar
het geld tóch kwijt zou zijn maar dan aan steun
hebben B. en W. zich daarmee vereenigd. Dan kan het
aan den Oostkant geprojecteerde landingsterrein, dat
volgens deskundigen van de K.L.M. beter 100 a 200 M.
naar het Westen kan worden verschoven, ook op de
meest geschikte plaats en liefst zoo klein mogelijk wor
den ingericht, om het overblijvende te verhuren. Op de
terreinen, die naar spr.'s meening wel iets, maar zeker
niet ƒ300.— a 400.— te duur zijn gekocht, zou dan
b.v. in de zomermaanden een landingsterrein van 600 X
600 M. kunnen worden gebruikt en in de winter
maanden, na verwijdering van een eenvoudige afstek-
king het geheele terrein. Dit alles moet echter nog nader
worden uitgewerkt.
Spr. betoogt, dat B. en W. dus niet slecht zijn voor
gelicht en niet plotseling over stag zijn gegaan, maar
dat uit vlieg- en uit grondtechnisch oogpunt en uit een
oogpunt van werkverschaffing dit plan beter word*
geacht.
Spr. wil zijn nadere „nota" liever beschouwd zien als
een onderhandsch briefje met een antwoord op hem
gestelde vragen, waarvan hij ook anderen heeft willen
laten profiteeren. Het verschil omtrent de kosten van
de sloot is te verklaren, doordat de directeur alleen
de eigenlijke kosten van het graven van de sloot heeft
genoemd, terwijl spr., waar dat slechts een onderdeel
is, ook de kosten van het verwerken van den vrijgekomen
grond er heeft bijgeteld. Verder is, zooals spr. nog eens
uiteenzet, een bedrag van 38.000.van het verschil
in kosten tusschen beide plannen te verklaren uit de
thans voorgestelde bemaling, die, aanvankelijk voor dit
terrein niet noodig geacht, door den vliegtechnischen
dienst, in verband met de landingsmogelijkheid van
grootere verkeersmachines, wèl noodig werd geoor
deeld.
Wat de bedragen van de Provincie en K. v. K. be
treft, merkt spr. op, dat men deze niet cadeau krijgt,
maar dat het rentelooze voorschotten zijn en dat beide
lichamen bok voor hun deel blijven participeeren in de
opbrengst. Naar spr.'s oordeel hebben de Provincie en