184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935.
moeilijkheden kan krijgen door het feit, dat de Bouw
en Exploitatie Mij ,,Het Engelsche Plein'' een N. V.
in oprichting is.
De Voorzitter is van oordeel, dat hetgeen de Raad
thans toestaat, aan de personen, die het stuk hebben
onderteekend, wordt toegestaan, en ziet daarin geen
bezwaar.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt of het
maken van een vluchtheuvel, waarop zij bij de vorige
begrooting ook heeft gewezen, nu meteen onder oogen
zal worden gezien.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat thans, zoodra de
Fonteinsloot is gedempt, met de werkzaamheden op het
Engelscheplein zal worden begonnen. Het is de bedoe
ling zulks in 1936 te doen.
De heer Buiël heeft het zóó opgevat, dat de overeen
komst eerst wordt aangegaan als de N.V. is opgericht
Het ontwerp luidt toch zóó, alsof de N.V. al was op
gericht en al rechtspersoonlijkheid had verkregen.
De Voorzitter voorziet geen moeilijkheden. Als de
personen vertrouwd zijn, komt de zaak voor elkaar. De
thans gevolgde handelwijze lijkt spr. de meest practische,
omdat, als men de transactie thans met de personen
aangaat, deze later op de N. V. moet worden over
gedragen.
De heer IJtsma kan met de toelichting van den Voor
zitter niet meegaan. De personen zullen wel vertrouwd
zijn, maar het lijkt hem toch moeilijk onderscheid tus-
schen de personen te maken. Waar men thans niet een
overeenkomst aangaat met een rechtspersoonlijkheid,
ware het z.i. beter het voorstel zoo te amendeeren, dat
men de overeenkomst aangaat met de „inmiddels op
gerichte N.V.". Gaan de werkzaamheden door als de
N.V. eens niet wordt opgericht
De Voorzitter zegt, dat de vergunning aan de N.V.
wordt verleend, hetgeen uit de stukken blijkt. De N.V.
moet er dus komen.
De heer Turksma meent, dat uit het begin van het
ontwerp duidelijk blijkt, dat de betreffende personen
zich in een N.V. moeten hebben vereenigd.
De heer IJtsma is, wanneer inderdaad de opvatting
is. dat géén handelingen zullen worden verricht, tenzij
de N.V. in rechten is getreden, gaarne bereid zijn amen
dement in te trekken.
De heer Hellema vraagt of de statuten van de N.V.
zijn overgelegd. Z.i. moet men, als men aan een N.V.
iets verkoopt, toch ook weten hoe die N.V. werkt.
De Voorzitter antwoordt, dat geen crediet wordt
gegeven, en zou iets op crediet worden gegeven, dan
zou zekerheid moeten worden gesteld.
Den heer Praamsma is het opgevallen, dat hier grond
wordt verkocht voor 3.per M2., terwijl bij punt 20
van de agenda van den heer Reisma 4.per M2. is
bedongen voor kleine middenterreinen en scheeve hoek
jes bouwgrond. Komt dit door het feit, dat het hier een
terreintje betreft dat geheel is ingebouwd en daardoor
voor de gemeente totaal waardeloos is geworden
Voorts zou spr. gaarne eenige toelichting hebben op
het smalle, achter de school ontworpen plantsoentje, dat
z.i. als zoodanig, wegens de geringe diepte, totaal on
geschikt is.
Dat bij dit plan, evenals bij punt 19 der agenda, de
beplanting voor particulieren door de gemeente zal
worden uitgevoerd, lijkt spr. minder wenschelijk, omdat
dergelijke werkzaamheden z.i. op den weg van het par
ticuliere bedrijf liggen.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat het door den heer
Praamsma bedoelde terreintje thans als gardeniersland
in gebruik is. Oorspronkelijk was het geheele terrein
gereserveerd voor één groot gebouw (b.v. een school).
Toen daar echter niets van kwam, is het als bouwterrein
uitgegeven en is dit, nu moeilijk te bereiken, binnen-
terreintje blijven liggen. Wordt de Fonteinstraat ver
lengd, dan kan het in exploitatie komen en dat is nu
het geval. Het terrein heeft alleen waarde voor de
eigenaren van de naastgelegen terreinen, waarom de
prijs niet hooger dan 3.kan worden gesteld. Met
het terrein van den heer Reisma kan het niet worden
vergeleken, omdat de ligging van dat terrein t.o.v. de
openbare straat, geheel anders is.
Wat het plantsoentje betreft, dit komt op het uit
breidingsplan voor en moet dus worden aangelegd.
Dat de beplanting door de gemeente geschiedt, is wel
hierom het beste, omdat de gemeente voordeeliger bij
de kweekers kan inkoopen, terwijl ook de soort der
beplanting door haar wordt bepaald.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 22 (bijl. nos. 120 en 173). De algemeene beraad
slagingen worden geopend.
De heer Algera zegt, dat het er bij dit voorstel om
gaat, of er aanwijsbare voordeelen voor de gemeente
zijn te behalen. B. en W. geven zelf als zoodanig aan
bezuiniging waarover een ander lid van spr.'s fractie
zal spreken en vereenvoudiging door centralisatie.
Aan de hand van hetgeen daaromtrent in zeer alge
meene termen in de eerste alinea van bijl. no. 120 is
gezegd, betoogt spr., dat het hier niet gaat over het
feit, dat de hier bedoelde werkzaamheden op het ge
meenschappelijk terrein der gemeentezorg of der sociale
zorg liggen, maar wél over de vraag, of de terreinen,
waarop de genoemde werkzaamheden betrekking heb
ben, geheel of gedeeltelijk over elkaar heen liggen en
of er aanrakingspunten zijn. Het „nauw onderling con
tact" is z.i. zeer goed door de telefoon te bereiken. Wat
betreft de „centralisatie van de administratie" is spr.
uit een catalogus van Samsom niet gebleken, dat er één
enkel model is, dat betrekking heeft op beide deelen van
den hier te vormen dienst. Het „dubbele werk", dat
zou kunnen worden voorkomen, heeft de wethouder in
de vergadering van 3 September van vrij grooten om
vang genoemd er zou één directeur en misschien één
man personeel kunnen worden uitgespaard. Waaruit
bestaat dan dat dubbele werk Spr. acht wat meer
specificatie van den Raadsbrief gewenscht. Welke zijn
de „allerlei andere in de practijk gebleken bezwaren"
Spr. stelt ten slotte deze concrete vragen Hoe bevalt
de huidige toestand, n.l. één directeur voor de Arbeids
beurs en M. H. samen Doet de tegenwoordige functi-
onnaris thans evenveel werk als vroeger de beide
samen
De heer Wiersma voelt veel voor samenvoeging van
beide diensten, maar betwijfelt of samenvoeging in één
gebouw daarvoor wel zoo noodzakelijk is. Als de moti
veering daarvan niet dringender is dan dat er weliswaar
in het gebouw van M. H. nog wel eenige reserve-ruimte
is, maar dat die in de toekomst voor het Stadsverzor-
gingshuis noodig is, huivert spr. er voor om hiervoor
ƒ20.300.te voteeren. Waar blijft de bezuiniging, als
daaruit de rente en aflossing van dat bedrag moeten
worden betaald Het financieel budget moet toch om
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935. 185
laag. Wat bedoelt men met de in uitzicht gestelde
„jaarlijks toenemende bezuiniging" Spr. is daaromtrent
zonder nadere feiten en bewijzen niet gerust. Zal men
t.z.t. niet weer voor financieele verrassingen komen te
staan
Maken de resultaten van de samenvoeging van den
dienst in 2 gebouwen, welke er thans practisch reeds
bestaat, het noodzakelijk tot de voorgestelde maatregel
over te gaan En geeft de berekende bezuiniging ad
ƒ3500. hoofdzakelijk een gevolg van uitschakeling
van één directeur, niet een geflatteerd beeld Want
wat wordt er van gemeentewege aan ziekte- of wacht
geld aan den vroegeren directeur van M. H. uitgekeerd
Met het oog op de teekening van het nieuwe gebouw
vraagt spr. of B. en W. pertinent kunnen toezeggen,
dat daaraan mettertijd niet een concierge zal worden
verbonden. Immers, in dat geval zou weer een deel van
de voorgespiegelde bezuiniging verloren gaan. Spr. sluit
zich aan bij de opmerkingen en vragen van den heer
Algera z.i. worden er bij den opzet van den nieuwen
dienst niet belangrijk veel arbeidskrachten uitgespaard.
En waaruit vloeit voort, na de zinsnede in bijl. no. 173,
dat ,,de onderwerpelijke reorganisatie geen wijziging
brengt in de taak van de desbetreffende ambtenaren"
zoodat dus bijna geen enkel lager salaris verbeterd
wordt dat aan den directeur wél een salarisverhoo-
ging van 1200.a 1300.in maximum wordt ge
geven Moet spr. daaruit begrijpen, dat de meerdere
verantwoordelijkheid en het meerdere werk uitsluitend
drukt op den directeur en dat het andere personeel daar
niets van ondervindt Hij kan zich dat niet voorstellen.
Het heeft spr. gefrappeerd, dat er den laatsten tijd
telkens aan ambtenaren, die al een inkomen van
ƒ3000.a 4000.— hebben, nog iets wordt toegestopt.
Spr. acht zooiets. gezien het begrootingsaspect en den
toestand, waarin velen thans verkeeren, moreel eigenlijk
niet te verantwoorden.
Waar over de salariskwestie nog nader zal worden
gesproken, geeft spr. als voorloopige conclusie van zijn
fractie, dat deze, hoewel bezwaren hebbende, met de
reorganisatie kan meegaan, maar dat zij de uitgaaf voor
samenvoeging in één gebouw niet absoluut noodzakelijk
acht.
De heer Hellema, die niet enthousiast over dit voorstel
is, vraagt, hoe de proef met één directeur voor beide
diensten is bevallen en of die niet kan worden besten
digd. Indien dat niet zoo is, dan heeft de bezuiniging
uit het lijstje der salarissen blijkt, dat alleen de jongste
klerk de dupe van de historie wordt, afgezien van die
van één directeur z.i. niet veel te beteekenen en is
de verandering, gezien de 20.000.die moeten
worden uitgegeven, door deze bezuinigingen niet vol
doende gemotiveerd. Misschien kunnen B. en W. hem
duidelijk maken, dat samenvoeging een aanmerkelijke
arbeidsbesparing geeft, hetgeen uit de stukken niet is
te lezen. Zoo, zonder meer, voelt spr. niet de noodzake
lijkheid van samenvoeging.
Zijn verdere vraag is, of de voorgestelde verbouwing
het is een betrekkelijk klein gebouw ook voor de
toekomst voldoende in den dienst kan voorzien. De
samenvoeging mag misschien wenschelijk zijn, gezien den
tinancieelen toestand van de gemeente meent spr. alleen
dan zijn stem aan dit voorstel te kunnen geven, indien
hij door B. en W. alsnog wordt overtuigd van de nood
zakelijkheid daarvan. Spr. heeft mede het woord ge
voerd namens mevrouw Buisman.
Den heer Posthuma, die van meening is dat B. en W.
in de vergadering van 3 Sept. j.l. meer den nadruk
legden op de te verwachten bezuiniging, verheugt de
gewijzigde houding van B. en W„ welke z.i. meer in
overeenstemming met de werkelijkheid is. Spr. betoogt,
aan de hand van het lijstje der salarissen, dat de samen
voeging een bezuiniging van niet meer dan 1000.
zal medebrengen.
Toch moet z.i. dit voorstel worden aangenomen,
omdat de daarmee beoogde centralisatie de betrokken
diensten ten goede zal komen en bovendien het perspec
tief opent, dat, bij eventueele uitbreiding van arbeid,
met de nu ruime personeelsbezetting kan worden vol
staan.
Wat het salaris van den directeur betreft, tegen de
z.i. groote verhooging van 1228.— heeft spr. princi-
pieele bezwaren, gezien het feit, dat aan den eenen kant
een groot aantal medeburgers door onvoldoende steun
en werkloozen-uitkeering gebrek lijdt of zijn inkomen
sterk ziet dalen, terwijl aan den anderen kant de belas
tingen stijgen, waardoor de druk nog zwaarder wordt.
Er zal een neergang in de salarieering moeten komen,
daar waar dit kan. Het Chr. Dem. beginsel eischt, dat
eerst voor het noodige, dan voor het nuttige en ten
slotte voor het aangename moet worden gezorgd en
waar de betrekking reeds zoovele voordeelen, als
bestaanszekerheid, pensioen-, ziekteregeling enz., biedt,
wordt z.i. bij een salaris van max. 4725.het noodige
en nuttige overschreden.
Een ander bezwaar geldt de verhoudingen in de voor
gestelde salarissen. Spr. kan niet aanvaarden, dat des
directeurs arbeid kwalitatief en kwantitatief van zooveel
meer waarde is, dat diens salaris 1% maal zoo hoog
moet zijn als dat van den hem in rang opvolgenden
ambtenaar. Voorts betoogt spr., dat, waar B. en W.
in hun voorstel het salaris van den vroegeren directeur
van het armwezen hebben overgenomen, dit niet had
mogen gebeuren, in aanmerking nemende het feit, dat
dit salaris in 1925 met 750.is verhoogd om den heer
Audier, die solliciteerde, hier als directeur te behouden.
Spr. zal dan ook bij de behandeling van art. 19bis
een amendement indienen om het salaris van den direc
teur te bepalen op 3030.3925.
De heer Terpstra acht het, om misverstand te voor
komen, noodzakelijk te herinneren aan de bezwaren,
welke door hem en den heer Turksma in de Comm.
voor O. W. naar voren zijn gebracht. Hun hoofdbe
zwaar was al hebben zij dan per slot van rekening
het advies dier commissie mede onderteekend posi
tief te weten, of de dienst door samenvoeging werkelijk
zou worden bevorderd en of er werkelijk voldoende
werd bezuinigd. Nadere bestudeering van de stukken
en een onderzoek ter plaatse heeft spr. echter huiverig
doen worden voor dit plan. Spr. wil zich eerst bepalen
tot de vraag is het juist, dat in het gereorganiseerde
gebouw straks een concierge zal worden benoemd.
De inzage van de begrooting heeft doen zien, dat
de toestand van de financiën buitengewoon ernstig is.
Daarom zou spr. gaarne antwoord hebben op de vraag,
waar het hier z.i. om gaathoe bevalt de proef met
één directeur
Spr. heeft zich over de beginselverklaring van de
C. D. U. verblijd, maar wil opmerken, dat dit algemeen
leidend beginsel het eigendom is van alle partijen.
Den heer Praamsma is het opgevallen, dat het rapport
van den waarnemenden directeur van M. H„ waarop
het eerste voorstel van B. en W. was gebaseerd en
welk rapport z.i. vaag en zonder steekhoudende argu
menten was, thans niet meer bij de stukken lag en
dat nu, in tweede instantie, het voorstel berust op een
rapport van den dienst van G. W. Waar wordt mede
gedeeld, dat in het Stadsverzorgingshuis ruimte genoeg
is, om eventueel de samengevoegde diensten te kunnen
onderbrengen, acht spr. het niet wenschelijk, dat de
dienst van M. H. verhuist naar het Jac. Kerkhof, omdat
dan zeer veel ruimte in het Stadsverzorgingshuis onge
bruikt komt te staan.
De directeur van G. W. wijst er in zijn rapport op
op grond van een wetenschappelijk onderzoek