186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935.
dat er in de naaste toekomst meer oudere dan jongere
menschen zullen zijn en dat het aantal verpleegden dus
zal toenemen, waardoor meer ruimte noodig zal zijn,
maar spr. meent, dat, al zou dit het geval zijn, dank
zij de sociale wetgeving, V. O. V. enz., dit niet ten
gevolge behoeft te hebben, dat er meer verpleegden in
het Stadsverzorgingshuis zullen zijn. Wanneer spr. let
op het feit, dat men niet heeft geaarzeld een zekere
reserve voor een paar crisisjaren aan te wenden, dan
spreekt daaruit positief dat men in de veronderstelling
leeft, dat over eenigen tijd de economische toestand
weder normaal zal zijn, en is hiermede in tegenspraak,
dat men voor de uitvoering van crisismaatregelen een
nieuw gebouw gaat stichten, om in lengte van jaren in
stand te kunnen houden. Spr. is van meening, dat dit
voorstel wel wenschelijk en mooi, maar niet noodzake
lijk is.
Wat de begrooting dezer verbouwing betreft, getoetst
aan de prijzen, welke hier ter stede voor prima uitge
voerd nieuw werk worden betaald, komt hem deze
verbazend hoog voor en hij meent dat deze verbouwing
publiek, onder architectuur, voor 5300.minder heel
best is uit te voeren. Spr. wil de begrootingscijfers
wel nader bespreken, maar het lijkt hem gewenscht, dat
de wethouder hierover eerst meer licht geeft.
De heer Molenaar zegt, dat de vorige sprekers vooral
gewezen hebben op den financieelen kant van de zaak
en z.i. te weinig op den socialen kant.
Het eerste voorstel met zijn weinige wachtruimte
voor de bedeelden en steuntrekkenden, dat in de Comm.
voor O. W. werd behandeld, hield z.i. niet genoeg
rekening met den socialen kant en dat heeft mede ten
gevolge gehad, dat het aan B. en W. werd teruggezon
den en dat later dit gewijzigde voorstel is gedaan.
Spr. wijst uitvoerig op den tegenwoordigen. z.i. erger
lijken. toestand in het Stadsverzorgingshuis, waar de
bedeelden en steuntrekkenden uur aan uur in een nauwe
steeg te koop staan om hun onderstand te krijgen. Met
dit euvel is bij het nieuwe plan rekening gehouden door
het aanbrengen van meer wachtruimte, al zijn daardoor
de kosten een paar duizend gulden hooger geworden.
Er is hier veel gesproken over wenschelijk en nood
zakelijk. maar z.i. is het noodzakelijk, dat deze belang
rijke verbetering voor de bedeelden tot stand komt.
In verband met de opmerking van den heer Praamsma
over de hooge begrooting, zegt spr., dat de begrootingen
van G. W. den toets der critiek altijd hebben kunnen
doorstaan en dat het altijd geen maatstaf is, uit de
uitslagen van aanbestedingen te concludeeren, dat een
begrooting te hoog is opgezet.
Spr. vindt echter het systeem van vergelijking van de
cijfers met die van andere deskundigen onjuist en voor
den Raad van geen beteekenis.
De heer J. Koopal sluit zich, wat betreft het salaris
van den directeur, aan bij den heer Posthuma. Naar zijn
meening moet het voorstel echter om zijn sociale strek
king worden aangenomen.
Spr. vraagt voorts of het ook mogelijk is, den jong-
sten klerk, die ontslagen zal worden, een andere be
trekking te geven, en of het niet logischer is het werk
in eigen beheer uit te voeren.
De heer Turksma heeft, evenals de heer Terpstra, in
de Comm. voor O. W. bezwaar gemaakt tegen het
financieele gedeelte, doch is anderzijds gezwicht voor
den socialen kant van het vraagstuk. Spr. meent echter,
dat de zoo zeer gewenschte scheiding tusschen de
bokken en de schapen ook bij dit plan niet volkomen
zal kunnen worden bereikt, als de menschen niet op
verschillende uren in het gebouw worden onderge
bracht, een maatregel, die ook bij het oude gebouw in
de Haniasteeg, waar bij eenige verandering over een
grootere ruimte beschikt kan worden, zou kunnen wor
den toegepast. Met het oog echter op het feit, dat het
Stadsverzorgingshuis op 2 bedden na bezet is, kan spr.
geen vrijheid vinden zich tegen het voorstel te ver
klaren. Als hij echter meegaat, doet hij dat niet con
amore en hij hoopt, dat door eenige amendementen de
kosten nog iets lager zullen worden.
De heer Westra (weth.) wil beginnen met uiteen
te zetten hoe B. en W. tot dit voorstel zijn gekomen.
Reeds enkele jaren geleden heeft spr. mogen opmer
ken, dat er in den Raad en in het College van B. en W.
een communis opinio bestond, dat de geheele zorg van de
hulpbehoevenden en de steuntrekkenden enz. behoorde
te worden ondergebracht in een dienst voor Sociale
Zaken of M. H. Om practische redenen (op wachtgeld
stelling functionnarissenkon niet eerder daartoe worden
overgegaan, hoewel de reorganisatie steeds dringender
werd. B. en W. kwamen reeds tot de conclusie, dat,
indien deze gemeentelijke zorg op de beste wijze zou
worden uitgeoefend, er een wethouder moest zijn, die
zich uitsluitend daarmee bezig hield en die tevens kon
trachten een reorganisatie van de diensten voor te
bereiden. Als men weet, dat deze dienst in November
zorgde voor 1581 gezinnen en op de begrooting voor
1936 plm. 1.000.000.voor dezen dienst is uitge
trokken, dan is het wel duidelijk dat men ook moet
zorgen, dat deze groote som zoo goed mogelijk wordt
uitgegeven. Om dit te bereiken is naar spr.'s meening
een jaarlijksche uitgave van plm. 50.000.-, plus
20.000.verbouwingskosten, niet te hoog.
Toen de directeur van het Armwezen niet in aan
merking kon komen voor een benoeming als directeur
van het nieuwe M. H. is, als tijdelijke maatregel en
tevens om een proef te nemen, de directeur der Arb.
bemiddeling en Werkloosheidsverzekering directeur
van de beide diensten geworden. Het is B. en W. thans
door de practijk gebleken, dat samenvoeging onder één
directeur inderdaad zeer goed mogelijk is, doch dat de
diensten alleen goed kunnen loopen, indien zij in één
gebouw worden ondergebracht. Dit bleek al zeer
spoedig. De tijdelijke toestand van thans is een hulp
brug, een noodtoestand, die financieel niet kan worden
vergeleken met den toestand die er zal komen. Men
vergelijke den ouden toestand met den nieuwen. Het
is duidelijk gebleken dat, wanneer de diensten niet in
één gebouw komen, veel te veel van den directeur
wordt geëischt, iets wat niet in het belang van den
dienst kan zijn. Bovendien wordt bij samenvoeging nog
wat ander personeel uitgespaard.
Spr. betoogt, dat een verbouwing van het gebouw
van het Stadsverzorgingshuis, waaraan wél in de eerste
plaats in verband met de daar beschikbare ruimte is
gedacht, op bezwaren stuitte, omdat niet alle beschik
bare lokalen voor dat doel geschikt waren en omdat
daar ook verbetering voor de aanwezige ouden van
dagen noodig was. Bovendien blijkt uit de stukken,
dat een rationeele verbouwing van het Stadsverzor
gingshuis naar spr. meent 19.800.zou moeten
kosten. Nu heeft de tegenwoordige dienst van M. H.
met het Stadsverzorgingshuis niet anders te maken,
dan dat hij zijn bestuur met die instelling gemeen heeft
Het gezamenlijk onderbrengen van M. H. en de
Arbeidsbeurs in het gebouw van de Arbeidsbeurs bleek
bovendien mogelijk met een verbouwing, die weinig
duurder was dan in het Stadsverzorgingshuis, maar die
voor den dienst, vooral van de Arbeidsbemiddeling, dit
voor had, dat het gebouw een betere, juistere ligging
had dan een gebouw, dat aan twee nauwe stegen is
gelegen. Het is dus alleszins begrijpelijk, dat B. en W.
aan dit plan de voorkeur hebben gegeven.
Het salaris van den directeur van de Arbeidsbeurs
wordt niet verhoogd, maar wél zal deze, indien hij tot
directeur van M. H. wordt benoemd, een hooger salaris
krijgen. De vergelijking, die men hier maakt, is niet
juist. Eerder zou men verwachten, dat er stemmen op
gingen om het bestaande salaris nog iets te verhoogen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935. 187
omdat de directeur van de samengevoegde diensten een
grooteren werkkring krijgt dan de directeur van de
Stads-Armenkamer vroeger had. In 1925, toen diens
salaris is omhoog gebracht, was zijn taak lang niet zoo
omvattend als die van den nieuwen directeur. B. en W.
meenen dat aan den directeur van een zoo omvangrijk
bedrijf zeer hooge eischen kunnen worden gesteld en
dat het voorgestelde salaris niet te hoog is. In het G. O.
had men daar ook geen bezwaar tegen.
Met de .jaarlijksche toenemende bezuinigingwordt
bedoeld, dat elk jaar, door de aflossing, de rente lager
wordt. Het wachtgeld van den vroegeren directeur van
de Stads-Armenkamer heeft met deze zaak niets te
maken de kwestie is dat, wanneer deze samenvoeging
niet tot stand komt, er naast den directeur van de
Arbeidsbeurs een nieuwe directeur van M. H. zal
moeten worden benoemd.
Spr. noemt de fantasie van den heer Wiersma
wiens gewoonte het zoo wat wordt om te zeggen, dat
er binnenkort nog wel andere financieele voorstellen
zullen volgen in verband met diens vraag over het
eventueel aanstellen van een concierge, onbegrensd. De
heer Terpstra is daarop doorgegaan. Waar haalt men
dien concierge, waarover zelfs in de stukken niet gespro
ken wordt, vandaan Zoo kan men wel doorgaan met
fantaseeren, maar dat is geen manier van debatteeren.
Spr. verklaart, dat die concierge alleen bestaat in de
geachte verbeelding van den heer Wiersma.
De kwestie van de toelage voor den Rijksdienst van
de Arbeidsbemiddeling acht spr. niet precies gelijk aan
het andere geval, dat hier is genoemd en zal hij dus
buiten beschouwing laten. Het antwoord op de vraag
van den heer Hellema, of B. en W. het mogelijk achten
zonder samenvoeging in één gebouw de beide diensten
samen te voegen, moet absoluut ontkennend luiden.
Mocht de Raad besluiten beide diensten niet in één
gebouw onder te brengen, dan zullen B. en W. dit
voorstel intrekken.
Wanneer straks de kantoorruimte in het Stadsver
zorgingshuis is ontruimd, zal daar niet, zooals de heer
Praamsma meent, slechts 10 a 20 in gebruik blijven,
maar, naar spr. vermoedt, meer dan 50 bovendien
is het de vraag reeds jaren geleden als zoodanig
gesteld of het niet gewenscht is, dat in de inrichting
van het Stadsverzorgingshuis zelf verbetering komt.
Het is spr. niet mogelijk de vragen van den heer
Algera minutieus te beantwoorden. Men moet ook iets
aan het practisch inzicht van B. en W. overlaten. Als
B. en W. inderdaad tot het inzicht komen, dat deze
zeer belangrijke dienst op deze wijze behoorlijk is uit
te oefenen, dan zal de Raad, waar B. en W. straks
dank is gebracht voor het gevoerde beheer, ook voor
dit onderdeel, eenigszins zijn vertrouwen aan B. en W.
moeten geven. Spr. hoopt werkelijk in het belang van
de 1500 ingezetenen, waarvoor door de gemeentelijke
Overheid moet worden gezorgd en van een juist gebruik
door dezen dienst van het groote bedrag aan belasting
geld, dat de Raad deze voorstellen zal aannemen.
De heer De Boer (weth.) bestrijdt den heer
Praamsma, die zegt, dat de begrooting van de verbou
wing f 5000.te hoog is. Laat hij de posten, welke
te hoog zijn, noemen en aantoonen op grond waarvan
zij te hoog zijn geraamd De heer Praamsma had als
lid van de Comm. v. O. W. benoemd moeten worden,
dan had hij daar voor 100 antwoord op zijn vragen
kunnen krijgen, maar hij had zich toch ook tot den
directeur van G. W. om inlichtingen kunnen wenden
In deze vergadering is het onmogelijk op de onderdeelen
der begrooting in te gaan.
Tot nu toe is er geenerlei aanleiding geweest om de
begrootingen van G. W. in twijfel te trekken. Het
gewijzigde plan voorziet, naast de kantoorruimten voor
M. H„ in voldoende wachtruimte al zullen er ver
schillende uren moeten worden gesteld om alle onder
steunden onder te brengen en bovendien is in het
bedrag van 20.300.nog een behoorlijke centrale
verwarming opgenomen.
Den heer J. Koopal antwoordt spr., dat het de bedoe
ling is verschillende onderdeelen van het werk aan te
besteden, doch dat de hoofdleiding bij G. W. blijft,
vooral ook omdat de dienst zelf onderwijl moet door
gaan.
De heer J. Koopal herhaalt zijn vraag, wat er met den
jongsten klerk zal gebeuren.
Wat de uitvoering in eigen beheer betreft, lijkt hem
het betoog van den wethouder niet logisch. Juist omdat
het hier een klein werk betreft en de dienst moet door
gaan, kan het gemakkelijker geheel in eigen beheer
uitgevoerd worden.
De heer De Boer (weth.) geeft toe, dat, waar de
dienst moet doorgaan, het altijd lastig is er een aan
nemer tusschen te halen.
Den heer Algera is door het lange betoog van den
wethouder v. Soc. Zaken niet aannemelijk gemaakt
de noodzakelijkheid van dit voorstel. Spr. begrijpt niet,
dat, als de waarneming van beide diensten voor den
directeur te zwaar is zooals de wethouder heeft
betoogd het voor hem zooveel lichter wordt, als
hij in plaats van in twee gebouwen, in één gebouw
moet zijn en een paar keer heen en weer loopen wordt
voorkomen. Over zakelijke dingen toch kan hij telefo-
neeren. Op zijn desbetreffende vragen heeft spr. geen
antwoord gekregen. De heer Westra interrumpeert nu
welmen moet B. en W. vertrouwen. De consequentie
daarvan is echter, dat B. en W. dan steeds zouden
kunnen volstaan met te zeggen hier is een voorstel,
het kost zooveelvertrouw ons en accepteer het. De
Raad heeft echter zelf de noodzakelijkheid en wensche-
lijkheid van de voorstellen te beoordeelen.
Spr. vertrouwt, dat de wethouder alsnog antwoord
op zijn vragen, die de grondslag van dit voorstel betref
fen, zal willen geven.
Den heer Hellema spijt het, dat hij nog niet is over
tuigd van de noodzakelijkheid van deze groote verbou
wing. Zelfs heeft de rede van den wethouder zijn
twijfel daaromtrent nog versterkt. Spr. heeft daaruit
geconcludeerd, dat de genomen proef niet heeft vol
daan.
De heer Westra (weth.) Goed heeft voldaan, als
wij maar één gebouw hadden gehad.
De heer Hellema meent, dat men dat niet kan beoor
deelen. De proef is genomen met één directeur over
twee gebouwen en die proef is mislukt. Als gezegd
wordt, dat thans te veel van den directeur wordt
geëischt, dan zou spr. gaarne willen weten waardoor
dat straks beter wordt. Z.i. is het op het oogenblik
alleen een kwestie van heen en weer loopen, dus niet
van arbeidskracht en arbeidsprestatie. Waar echter
door den wethouder geen argumenten zijn genoemd,
waarom de dienst in één gebouw beter en goedkooper
is het eene klerkje is geen argument en men dus
een groote onbekendheid tegemoet gaat, lijkt het spr.
beter twee hoofden van dienst te nemen.
Bovendien heeft het spr. gefrappeerd dat, nu men na
de indiening van het voorstel in Augustus weet welk
een buitengewoon groot tekort moet worden overbrugd
wat niet anders kan geschieden dan door de verzwa
ring der lasten en verlaging der salarissen, terwijl men
slechts uitgaven mag voteeren voor hetgeen absoluut
noodzakelijk is, de wethouder het met geen enkel woord
waardig heeft gekeurd daarop te zinspelen. Alleen als
men absolute zekerheid heeft, dat de interne dienst beter
wordt en de directeur het werk beter kan doen dan tot