188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935.
nu toe, mag naar spr.'s meening tot deze samenvoeging
in één gebouw worden overgegaan. Het spijt hem bui
tengewoon dat B. en W. deze zaak afhankelijk hebben
gesteld van het gebouw.
Voorts zou spr. gaarne vernemen of de directeur
buiten het in de stukken genoemde salaris, ook een
salaris van het Rijk geniet.
De heer IJtsma onderstreept hetgeen de heer Mole
naar heeft gezegd. Men moet de sociale strekking niet
voorbijzien en niet vergeten dat de menschen sneller
kunnen worden geholpen. Of de diensten over elkaar
heen loopen, mag naar spr.'s meening voor iemand die
met staat- en kaartwerk en eenigszins met den dienst
bekend is, geen vraag zijn. Beide diensten werken voor
een groot gedeelte met dezelfde gegevens en wanneer
de diensten in één gebouw zijn, heeft men alle gegevens
bij elkaar, wat zeker economischer zal werken.
Spr. is voorts van meening, dat, waar binnenkort alle
salarissen onder de loupe zullen worden genomen, het
salaris van den directeur geen struikelblok mag worden.
Spr. kan zich voorstellen dat zij, die geen vertegen
woordigers in het college van B. en W. hebben, eenigs
zins anders tegenover het voorstel staan dan zij, die
daarin wel vertegenwoordigd zijn, maar hij wil den
tegenstanders op het hart drukken, aan den vooravond
van de begrooting toch geen, door B. en W. welover
wogen, voorstel, dat is voortgevloeid uit besluiten van
den Raad, ondersteboven te kegelen om een klein on
derdeel. Dat zou zeker niet in het algemeen belang zijn.
De heer Terpstra acht het niet noodig, dat, wanneer
hij vraagt of er ook een concierge zal komen, zooals
een gedeelte van het publiek vermoedt, de wethouder
zoo n grooten mond opzet en zegt dat hij fantaseert.
Wat dat betreft, heeft spr. in den wethouder zijn meer
dere gevonden.
Spr. had verwacht, dat, nu de wethouder mededeelde
dat een vijfde deel der begrooting moet worden uit
gegeven aan steun een bedrag waar men van
schrikt hij erbij had gevoegd dat B. en W. daarom
van oordeel zijn, dat alle onnutte uitgaven moeten
worden vermeden. Het is nu juist de nuttigheid waar
het om gaat, en was spr. ervan overtuigd, dat deze
verbetering werkelijk in het belang van de steuncrek-
kenden was het lijkt thans meer in het belang van
de ambtenaren te zijn dan zou hij met de volle
100 het voorstel meegaan, maar daarvan is hij
juist niet overtuigd en wanneer er nog een concierge
bij komt, dan zal dat voor hem een aanleiding zijn om
tegen het voorstel te stemmen.
Voorts kan spr. zich begrijpen dat er misschien aan
leiding gevonden kan worden om het salaris van den
directeur te verhoogen, maar er zullen in dezen tijd
weinigen in Nederland zijn, die een dergelijke salaris-
verhooging krijgen en het doet bij spr. de vraag rijzen
of de directeur der Arbeidsbemiddeling dan vroeger
wel een volledige dagtaak had.
Te 5.48 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 8 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als des middags.
De heer Molenaar zegt, dat hij hier precies hetzelfde
heeft gezegd als wat hij eerder op een andere plaats
heeft betoogd. Bij een goede bestudeering van de tee-
kening blijkt z.i., dat deze dienst in het nieuwe gebouw
behoorlijk en in een behoorlijke ruimte wordt onder dak
gebracht.
Wat spr. zeer sterk bevreemdt is, dat men van V.D.-
zijde met verontwaardiging tegenover den weth. van
Soc. Zaken heeft uitgeroepen het ergste is, dat U geen
rekening hebt gehouden met den financieelen toestand
van de gemeente, want er is zooveel veranderd tusschen
Augustus en nu. Waar dit een voorstel is, niet van den
weth. van Soc. Zaken, maar van het college als zoo
danig, waarin ook een V.D. weth. van Fin. zit. past
het niet, dit als een bezwaar aan te voeren tegenover
den weth. van Soc. Zaken, maar zou men dat verwijt
dienen te richten tot het geheele college als zoodanig.
De heer Wiersma sluit zich met nadruk aan bij de
voor de tweede maal aan den weth. van Soc. Zaken
gestelde vragen. Uit diens betoog concludeert spr. dat,
indien de samenvoeging in één gebouw niet door den
Raad wordt geaccepteerd, er van de geheele reorgani
satie niets zal komen. Ofschoon spr. in laatste instantie
zijn standpunt daardoor niet zal laten beheerschen, spijt
het hem toch, dat de zaak in dat licht wordt gesteld,
ook omdat hier nog zweeft de kwestie, of de eenhoof
dige leiding tot nu toe al of niet heeft voldaan. Wat
heeft de wethouder ten opzichte daarvan precies be
doeld
De weth. van Soc. Zaken heeft gesproken over de
geachte verbeelding" van spr., dat spr.'s fantasie „on
begrensd" was en alsof daarvan in den Raad meer is
gebleken. Persisteert de wethouder daarbij en wenscht
hij dat niet terug te nemen (de heer Westra geeft in
derdaad te kennen dat hij zulks niet wenscht te doen)
dan wil spr., hem op dien weg volgende, verklaren, dat
hij, door die woorden pijnlijk getroffen en zich beleedigd
achtende, er in deze omstandigheden nauwkeurig op let,
van welke zijde ze komen. Er zitten hier meer wet
houders, waarmee spr. meermalen verschil van meening
heeft, maar zij hebben getoond hun zaken te beheerschen
en spr. geeft den heer Westra in overweging om dat
voorbeeld te volgen en te toonen althans van die voor
drachten, welke op zijn portefeuille betrekking hebben,
de materie te beheerschen.
De heer Posthuma is door het betoog van den heer
Westra aan het wankelen gebracht om uitgenomen
het salaris van den directeur met dit voorstel mee
te gaan, omdat de wethouder met groote beslistheid
heeft uitgesproken dat, vóórdat men de resultaten van
samenvoeging kan beoordeelen, de diensten in één
gebouw moeten zijn ondergebracht. Spr. schaart zich dan
ook aan de zijde van den heer Hellema hij herhaalt
waarom hij voor samenvoeging was, maar wil thans
eerst afwachten wat het college nog verder zal zeggen.
De heer Westra heeft met zijn betoog volkomen
beaamd dat, gelijk spr. bij een vorige gelegenheid als
een vermoeden heeft uitgesproken, men met de samen
voeging van de diensten schijnt te wachten tot een
betrokken amtbenaar is verdwenen. Het spijt spr. dat
dit zoo is, omdat z.i. een dergelijke politiek aan de
gemeente heel wat geld kost.
Spr. blijft er bij dat de salarissen, waarvan het kan,
naar beneden moeten en hij heeft gemotiveerd, waar
dat kan gebeuren. In 1925, toen er 750.bij het
salaris van den directeur is gelegd, ging het niet om
een directeur van het armwezen, maar om een bepaal
den persoon, dien men wilde houden. Dat element is
nu niet in 't geding. Wordt spr.'s amendement aange
nomen, dan zal dat nóg voor den directeur, onder wiens
eenhoofdige leiding de beide diensten komen, een bedui
dende salarisverhooging beteekenen, maar dan zal er
750.meer worden bespaard. Waar de heer IJtsma
heeft verklaardwij doen mee, als het er om gaat
de kop er van boven af te nemen, hoopt spr., dat dit
bij de stemming over het amendement zal blijken.
De heer Hellema zegt, dat hij den weth. van Soc.
Zaken, die zeer nadrukkelijk namens het college heeft
gesproken, ook niet alleen als weth. van Soc. Zaken
maar tevens als wethouder, namens het college spre
kende, heeft geantwoord. Het is spr. niet duidelijk in
welk opzicht het hem niet past zijn opmerkingen te
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935. 189
maken. Hij meent dat, als hier een voorstel aanhangig
wordt gemaakt vóór den fatalen brief over den toestand
1936, men de zaak anders kan en mag beschouwen dan
na dien tijd. Spr. krijgt uit hetgeen de heeren IJtsma
en Molenaar hebben gezegd den indruk, dat dit a.h.w.
een plan is van socialistische zijde, omdat hun beider
verdediging gaat over een kwestie, waar het hier niet
over gaat. Voor spr. gaat het hierom le dat het voor
stel onvoldoende is gemotiveerd en 2e dat de financieele
toestand zoodanig is, dat alle niet noodzakelijke uitgaven
op het oogenblik moeten worden vermeden.
Den heer Praamsma verheugt het, dat deze verbou
wing zal worden aanbesteed.
Spr. is uit het betoog van wethouder Westra nog
duidelijker geworden, dat na de samenvoeging in één
gebouw, de ruimte in het Stadsverzorgingshuis voor
80 'r ongebruikt komt te staan. Hij vraagt alsnog ant
woord op zijn vraag, waarom men denkt dat de crisis
nog zoo lang zal duren, door een dergelijk duur gebouw
te stichten, terwijl men uit andere beslissingen zou con-
cludeeren, dat men meent, dat deze crisistijd binnen
enkele jaren tot normale toestanden zal terugkeeren.
Hij schaart zich geheel aan de zijde van hen, die
zeggen, dat de motiveering van dit voorstel totaal on
voldoende is en waar hem uit niets is gebleken, dat de
samenvoeging noodzakelijk is, kan spr., den toestand der
gem. financiën in aanmerking nemende, geen vrijheid
vinden aan dit voorstel mede te werken.
Spr. geeft den wethouder van O. W. toe, dat het
hier normaal niet de plaats is om over details van een
begrooting te spreken, maar hij wil, na hetgeen de wet
houder heeft gezegd, nu toch enkele grepen doen en hij
zal, zoo mogelijk ook den heer Molenaar, trachten dui
delijk te maken, dat de begrooting inderdaad aan den
hoogen kant is opgezet. Daartoe vergelijkt spr. de ver
schillende posten met die van soortgelijk particulier
werk en hij komt dan tot de conclusie, dat de begrooting
5300.te hoog is geraamd.
Mevrouw Van Dijk Smit is, na alle discussies, niet
aannemelijk, dat door dit voorstel inderdaad bezuinigd
zal worden.
Naar aanleiding van de opmerking van den heer
Hellema, zegt spr., dat h.i. ook vóór 1 Augustus iedereen
wist men denke aan de correspondentie, gevoerd
tusschen Ged. St. en B. en W., welke dateert van min
stens 17 Mei hoe precair de toestand van de finan
ciën in Leeuwarden was.
De heer Westra (weth.) meent, dat over dit voorstel
niet veel nieuwe dingen meer naar voren zijn te brengen,
omdat het door de discussies tot den grond is uitgeput
Hij heeft sterk den indruk, dat er van deze en gene zijde
eenigszins naast elkander heen wordt gepraat en het lijkt
hem in het belang van een juiste beslissing noodzakelijk
de zaak nog eens precies zuiver te stellen.
Spr. herinnert er aan, dat de Raad betrekkelijk kort
geleden den dienst van M. H. heeft ingesteld en dat in
feite de reorganisatie van dat bureau wordt besloten
in dit voorstel.
Men kan op het oogenblik uit de debatten onder
scheiden drie vormen van reorganisatie
ie. de diensten van Arbeidsbemiddeling en M. H.
volkomen intact te laten. Dan blijft de Arbeidsbeurs
kosten, wat zij altijd gekost heeft 12.700. en de
dienst van M. H. ƒ38.500.— totaal ƒ51.200.
2e. het voorstel van B. en W., de samenvoeging
van öeide diensten in één gebouw, waarvan de kosten
ƒ47.700.zullen bedragen, plus de rente en aflossing
van de verbouwingskosten ad ƒ20.000.Bij dit voor
stel, dat voorloopig een kleine, naar B. en W. hopen
jaarlijks iets toenemende, bezuiniging zal medebrengen,
en dat door hen noodig wordt geacht, hebben zij reke-
ning gehouden met de financiëele omstandigheden der
gemeente, die ook vóór 1 Augustus althans aan
B. en W. voldoende bekend waren, al wisten zij
toen de begrootingscijfers nog niet precies er is hierbij
de grootst mogelijke zuinigheid betracht.
3e. samenvoeging van beide diensten over twee ge
bouwen. Deze oplossing zal ook 47.700.kosten,
welk bedrag niet met de rente en aflossing, maar wel
met een ander zeker bedrag moet worden vermeerderd,
omdat de dan verkregen oplossing een minder rationeele
is, en dus duurder moet worden gewaardeerd.
Dat men bij dit voorstel den financiëelen toestand der
gemeente haalt, vindt spr. lichtelijk overdreven, omdat
het gaat om de meer of mindere waardeering van dit
voorstelde een heeft er meer, de ander minder voor
over. B. en W. meenen werkelijk (de practijk heeft het
hun geleerd), dat het gewenscht is, dat het voorstel
wordt aanvaard. Denkt de Raad er anders over en wil
hij den dienst over twee gebouwen verdeelen, dan zal
dat nader door B. en W. moeten worden overwogen
B. en W. kunnen hun voorstel niet handhaven als
het niet in zijn geheel wordt aangenomen.
Den heer Algera antwoordt spr. dat de voordeden
van samenvoeging in één gebouw hierin zijn gelegen,
dat een betere werkverdeeling plaats heeft. Wanneer
de werkzaamheden aan de Arbeidsbeurs een bepaalde
top vertoonen, heeft men minder arbeid bij M. H. en
omgekeerd. Door samenvoeging kan nu een bepaalde
ambtenaar met werkzaamheden van de beide diensten
worden belast, waardoor het verschil van het jongste
klerkje, dat echter niet op straat zal worden gezet, ont
staat. Spr. licht uitvoerig toe hoe de werkloozen dan
bij de eene, dan bij de andere afdeeling moeten zijn
(kasuitkeering, crisissteun. onderstand, werkverschaf
fing), wat bij samenvoeging over twee gebouwen, dub
bele gegevens beteekent. Het is wel heel duidelijk dat
de diensten over elkaar heen loopen en in elkaar grijpen
en dat één administratie, onder één leiding in één ge
bouw de meest rationeele wijze van werken is. Wan
neer de dienst in twee gebouwen wordt ondergebracht
zal de directeur steeds van den eenen dienst naar den
anderen moeten loopen zij hebben ook verschillende
werkuren wat niet in het belang van den dienst kan
zijn. De toestand, zooals die op het oogenblik is, zal
dan ook niet mogen worden bestendigd en het is èn in
het belang van den dienst, èn van de gemeente, èn van
de menschen die er mee te maken hebben, dat die zoo
spoedig mogelijk wordt veranderd.
Bij de opmerking van den heer Praamsma betreffende
den duur der crisis, heeft spr. gedacht aan hetgeen
Minister Oud heeft gezegd, n.l. dat verbetering van
den toestand misschien dichter nabij is, dan men ver
wacht. Naar spr.'s meening moet men zich echter
maar met de gedachte vertrouwd maken, dat er waar
schijnlijk nog een zeer langen tijd een groot aantal
werkloozen en hulpbehoevenden zal zijn. Mocht het
echter zijn dat de toestand der gemeente zich op gun
stige wijze ontwikkelt, dan zal men dan ook wel in
staat zijn het betrekkelijk kleine bedrag voor deze be
bouwing spoedig af te lossen, maar naar spr.'s oordeel
is het beter voorloopig nog wat pessimistisch te wezen.
Op de vraag, welk bedrag door het Rijk als toelage
wordt gegeven, antwoordt spr. dat daarvoor een bedrag
van 225.— wordt ontvangen, dat voorzoover hem
bekend is het spijt hem dat hij de stof op het oogen
blik niet beter beheerschtover drie ambtenaren
wordt verdeeld.
Naar aanleiding van de vraag of de directeur der
Arbeidsbemiddeling vroeger wel een volledige betrek
king had, zegt spr. dat de directeur van de eene instel
ling het gemakkelijker kan hebben dan die van een
andere en dat hij wel den indruk heeft dat een directeur
van een Arbeidsbeurs in den tegenwoordigen tijd, nu
er niet veel arbeid te bemiddelen is, geen drukke werk
kring heeft, maar de wet eischt dat de gemeente een
dergelijke -instelling heeft met aan het hoofd een di
recteur.