192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935.
De heer Westra (weth.) betoogt, dat het bij het
sinds vroeger belangrijk uitgebreide aantal armbezoe
kers in de praktijk noodzakelijk is gebleken, dat één
der armbezoekers, die trouwens als zoodanig dienst
blijft doen, de leiding heeft, zulks om eenheid en in
analoge gevallen gelijkluidende adviezen te krijgen. Ook
het bestuur van M. H. en de directeur staan op dat
standpunt, evenals spr. zelf. Men behoeft niet bang
te zijn, dat er voor den hoofd-armbezoeker een andere
armbezoeker bij komt.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat de
leiding berust bij den directeur en begrijpt niet waarom
plotseling deze wijziging noodig is, vooral nu er ook
nog een kassier-boekhouder bij is gekomen.
De heer Westra (weth.) zegt dat reeds 2 jaren
geleden door den verificateur de noodzakelijkheid van
een kassier-boekhouder is betoogd. De directeur heeft
met de boekhouding niets te maken en bij zijn uitge
breide taak kan hem niet ook nog het werk van den
hoofdarmbezoeker worden opgedragen. Deze laatste,
die uit de armbezoekers is genomen, functionneert, voor-
loopig zonder extra vergoeding, reeds eenigen tijd als
zoodanig, zeer ten genoegen van het Bestuur der instel
ling.
De heer Wiersma dient, in overeenstemming met
hetgeen door de moderne en de Christelijke ambtenaren-
organisatie in het G. O. is betoogd, het volgende voor
stel in
„Ondergeteekende stelt voor in artikel 5 de vol
gende wijziging aan te brengen
twee adjunct-commiezen le klasse
een commies 2e klasse
zulks wegens de belangrijke taak, die z.i. ook de adj.-
commies aan de Arbeidsbeurs als vervanger van den
directeur, heeft. Spr. herhaalt in dit verband zijn opmer
king in eerste instantie over de verdeeling van de ver
antwoordelijkheid. enz. Voorts informeert spr. waaruit
men den nieuwen adj.-commies heeft gecreëerd
immers het aantal klerken is 8 gebleven en of de
twee jongste klerken, die tot nu toe op arbeidscontract
werkzaam waren, ook bij den nieuwen dienst worden
ondergebracht.
De heer Westra (weth.) zegt t.a.v. de hier gememo
reerde, in het G. O. gedane, voorstellen, dat de perso-
neelorganisaties natuurlijk meer op de persoonlijke be
langen van het personeel letten, terwijl B. en W. meer
in 't bijzonder letten op de belangen van den dienst en
dat die beide belangen niet altijd geheel met elkaar
overeenkomen.
De door B. en W. voorgestelde formatie is gebaseerd
voor zoover de administratie betreft op drie afdee-
lingen, n.l. arbeidsbemiddeling steunverleening en
armenzorg. Aan het hoofd van elke afdeeling meenen
B. en W. feitelijk te kunnen volstaan met een adjunct
commies 2e klasse, maar waar één van deze drie ambte
naren zal moeten worden aangewezen als vervanger
van den directeur bij vacantie, ziekte, enz., is in de
formatie als zoodanig één adjunct-commies le klasse
opgenomen.
T.a.v. de eerste, tweede en derde klerken, enz. bij
de verschillende afdeelingen van den dienst moeten B.
en W. inderdaad eenige vrijheid hebben, omdat ten
slotte ook de omvang van dezen dienst niet voor altijd
vast staat en zij dus ook gelegenheid moeten hebben
minder klerken enz. aan te stellen. De tijdelijke klerken
zullen zooveel mogelijk in de formatie worden opge
nomen er zijn daartoe enkele vacatures opengehouden.
Misschien zal een enkele naar een anderen dienst over
gaan, maar in geen geval komen er menschen op straat.
De Voorzitter doet voorlezing van het amendement-
Wiersma. Spr. had, als de heer Wiersma dezen kant
op wil, nog liever, dat werd voorgesteld twee adjunct
commiezen le klasse en twee adjunct-commiezen 2e
klasse, omdat volgens dit amendement B. en W. ver
plicht zouden worden één van de adjunct-commiezen
2e klasse te bevorderen tot le klasse.
Het amendement-Wiersma wordt met 22 tegen 6
stemmen, die van de heeren Wiersma, Feitsma, Van
der Schoot, Praamsma, Terpstra en Algera, verworpen.
De heer Hellema informeert naar aanleiding van
het feit, dat ook controleurs „naar behoefte" zullen
worden aangesteld en zij evenveel verdienen als de
armbezoekers, naar het verschil tusschen beide functies
en hoeveel er van elk op het oogenblik bij het bureau
werkzaam zijn.
De heer Westra (weth.) antwoordt, dat de speciale
taak van de controleurs is straatcontröle, d.i. het nagaan
of de als werkloos ingeschrevenen ook werkelijk niet
aan den arbeid zijn enz. en controle of steunverleening
enz. werkelijk noodig is. Voor den crisissteun zijn
speciaal controleurs gewenscht door de Regeering en op
haar uitdrukkelijk aandringen is voorloopig één van de
armbezoekers, die ook een aanstelling heeft als zoo
danig, omdat hij er buitengewoon geschikt voor was
en er zelf ook mee accoord ging, met de controle
belast. Men zal trachten het met dezen eenen contro
leur te blijven doen.
In naam zijn er op 't oogenblik 10 armbezoekers,
waarvan 3 of 4 nog niet in vasten dienst, terwijl 1 in
een niet vervulde vacature in administratief werk is
geplaatst. Deze directeur, die den toestand zoo heeft
gevonden, meent, dat dit aantal, door de zaak iets
anders te organiseeren, op den duur iets kan worden
beperkt. Wordt het voorstel aangenomen, dan wordt
ieder in zijn functie geplaatst en kan men verder zien.
Een paar, die in lossen dienst zijn, zullen misschien nog
voorloopig in tijdelijken dienst blijven, maar het kan
ook zijn, dat er een enkele moet verdwijnen.
De heer Hellema begrijpt dan niet,dat hier speciaal
5 armbezoekers zijn genoemd, terwijl de rest onder de
volgende alinea „naar behoefte" zal worden aange
steld. Spr. zou dan willen voorstellen in plaats van „vijf
armbezoekers" enz. te lezen „armbezoekers, contro
leurs, eerste, tweede en derde klerken en machine-
schrijvers naar behoefte," enz. Dan krijgt men een meer
zuiveren toestand. De bepaling omtrent het aantal arm
bezoekers heeft geen zin, als men een controleur te werk
kan stellen, zonder dat deze onder het genoemde aantal
armbezoekers valt.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. zooveel mogelijk
de aanstelling van het aantal ambtenaren ter beoordee
ling aan den Raad hebben gelaten. Wil men hier echter
voorstellen om in dezen meer te delegeeren aan B. en W„
dan nemen zij dat gaarne aan.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi begrijpt ook niet
het verschil, waarom hier van een maximum van 5
armbezoekers wordt gesproken, maar van controleurs
naar behoefte.
De heer Westra (weth.) zegt dat men, de bedoeling
van den Minister niet kennende, de mogelijkheid moet
hebben om het aantal controleurs, wanneer dat wordt
geëischt, uit te breiden. T.a.v. de armbezoekers heeft
de Raad thans een rem meer dan 5 kunnen B. en W.
volgens dit artikel niet in vasten dienst aanstellen en
dit is juist aan het oordeel van den Raad overgelaten,
opdat men zal weten waar men aan toe is. T.a.v. het
aantal controleurs kón dat om genoemde reden niet.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935. 193
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht dit geen
motief om de aanstelling van controleurs naar behoefte
onbeperkt aan B. en W. over te laten. Eventueele aan
merkingen van den Minister kunnen toch altijd worden
ondervangen door wijziging der verordening.
De Voorzitter vraagt wat nu wordt voorgesteld.
De heer Hellema begrijpt, waar de heer Westra
speciaal drukte op „in vasten dienst", dat de 5 arm
bezoekers in vasten dienst zullen worden aangesteld en
dat de eerste, tweede en derde klerken, controleurs en
machineschrijvers niet in vasten dienst naar behoefte
zullen worden aangesteld.
De VoorzitterOók in vasten dienst.
De heer Westra (weth.) wijst er op, dat B. en W.
op grond van het Ambtenarenreglement verplicht zijn
deze ambtenaren in vasten dienst te benoemen. Is het
voor tijdelijke werkzaamheden, dan kunnen B. en W.
menschen aanstellen op arbeidscontract.
De heer IJtsma zegt, dat z.i. de uiteenzetting van den
wethouder mank gaat. Men heeft hier nog altijd den
ouden toestand, dat men de eigenlijke armbezoekers
ook de algemeene controle enz. van de Rijkssteunrege
ling laat doen. Z.i. moet in deze verordening scherp
uitkomen, dat, zooals de Minister voorschrijft, de dien
sten van bedeelden en steuntrekkenden gescheiden moe
ten zijn. Armbezoekers bezoeken bedeelden, maar zijn
niet voor onderzoek en rapport omtrent steuntrekken
den. Spr. kan niet begrijpen welk bezwaar er tegen
het maximum aantal is en als het aantal controleurs
voor de uitvoering der Rijksregeling naar behoefte moet
worden uitgebreid, dan zal dat wel zijn, omdat de Minis
ter het decreteert.
De heer Westra (weth.) zegt, dat hetgeen de heer
IJtsma voorstelt, in de praktijk niet mogelijk is, hetgeen
hij met een voorbeeld aantoont.
De ambtenaren van het Ministerie komen hier reeds
lang en aangaande deze kwestie zijn geen moeilijkheden
ontstaan alles loopt als gesmeerd. Deze geheele zaak
is op advies van den directeur, na voorlichting van die
ambtenaren, zoo gebeurd en spr. begrijpt niet welke
bezwaren men hiertegen heeft.
De Voorzitter doet lecture van een tweetal amende
menten, onderteekend door mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi en den heer Hellema, luidende als volgt
a. „Ondergeteekenden stellen voor niet een hoofd
armbezoeker te benoemen, in plaats van vijf te lezen
zes"en
b. „Voorstel art. 5
eerste, tweede en derde klerkenenz. in tijde
lijken dienst."
De Voorzitter vraagt, waar dan de klerken in vasten
dienst blijven.
De heer Hellema betoogt dat, wanneer men niet in
tijdelijken dienst benoemt, men ook niet kan benoemen
naar behoefte, zooals in dit artikel staat, omdat men
dan, ook als er géén behoefte meer is, zit met vast
personeel. Spr. meent dat uit de toelichting van den
wethouder t.o.v. de armbezoekers moest volgen, dat
de daarna genoemde ambtenaren in tijdelijken dienst
komen.
De Voorzitter zegt, dat de bedoeling van deze ver
ordening is, dat het daarin genoemde personeel in
vasten dienst komt. Het aantal van de le, 2e en 3e
klerken is niet bepaald en het komt spr. ook gevaarlijk
voor, dit in de verordening op te nemen, omdat een
andere personeelsformatie op een bepaald oogenblik
beter voor den dienst kan zijn. Daarom moeten B. en
W. zelf de bevoegdheid hebben personeel op arbeids
contract aan te stellen. Bovendien wijst spr. er op, dat
de Raad het ambtenarenreglement in dezen negeert.
Spr. heeft er geen bezwaar tegen, dat een vast aantal
in de verordening wordt opgenomen, mits dit niet te
klein is.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat in een formatie-
verordening als deze, evenals bij de andere bedrijven,
het maximum aantal van het personeel is genoemd. Voor
aanstelling van meer personeel is wijziging der veror
dening noodig in afwachting daarvan kan aanstelling
plaats hebben op arbeidscontract. Spr. betoogt dat B.
en W., ook t.a.v. de controleurs in verband met de
Rijksvoorschriften, eenige ruimte moeten houden en dat
men de verordening niet zóó moet opvatten, dat het
daarin genoemde personeel precies zoo zal worden aan
gesteld.
De heer IJtsma wijst er den heer Westra nog eens
met nadruk op, dat volgens den Minister steunregeling
en armenzorg geheel apart moeten worden gehouden
en dat de verordening hier tegen de wetgeving ingaat.
Na nog eenige discussie, waarbij de heer Hellema
inlichtingen vraagt over de voorgestelde redactie en
zich daartegen blijft verzetten, omdat hij onderscheid
wenscht te maken tusschen vasten en tijdelijken dienst,
wordt het amendement HellemaBuisman sub a met
15 tegen 13 stemmen, die van de heeren Buiël.
Hellema, Terpstra, Algera, Turksma, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi, de heeren Posthuma, Wiersma,
Feitsma, Ritmeester, Balk, Van der Schoot en
Praamsma, verworpen.
Nadat over het amendement Hellema-Buisman, sub b
naar aanleiding van enkele opmerkingen van den heer
Hellema, nogmaals eenige discussie is gevoerd, wordt
dit met 25 tegen 3 stemmen, die van de heeren Hellema
Terpstra en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
verworpen.
Artt. 512 worden onveranderd vastgesteld, waarna
de geheele verordening wordt vastgesteld.
Te 10.35 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 10.50 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Aan de orde is Ontwerp B.
Art. I.
De Voorzitter doet lecture van een door de heeren
Posthuma en Wiersma ingediend amendement, luidende
als volgt
„Amendement op art. 19bis:
te lezen in plaats van (4e regel) „van 3780.
tot 4725.—", „van 3030.— tot 3975.—"."
De heer IJtsma heeft verklaard bij een algemeene
salarisherziening gaarne er aan te zullen meewerken om
den kop van de hoogste salarissen af te nemen, maar
gaat niet in op deze politieke onhandigheid van den heer
Wiersma en verklaart zich tegen een incidenteele ver
laging van het salaris van een bepaalden functionnaris.
De heer Hellema, die geen duidelijk antwoord van
den wethouder heeft gekregen op zijn vraag betreffende
de Rijkstoelage, stelt voor in artikel 19£>is bij het salaris
van den directeur te voegen de woorden„zonder