196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935.
dat een dergelijke vraag op het oogenblik niet aan de
orde is en die kwestie bij de begrooting onder de oogen
moet worden gezien.
Al weet spr. wel dat, bij behandeling van dit punt
bij de begrooting, de korting niet kan ingaan op 1 Janu
ari, tenzij met terugwerkende kracht, begrijpt hij toch
niet waarom men thans reeds met dit voorstel komt.
Immers in 1934 zijn B. en W. zoo vrij geweest op 1
Januari voorloopig, in afwachting van het te nemen
besluit, belangrijk op de salarissen te korten dit had
ook thans kunnen geschieden. Spr. zal, indien ten slotte
zou blijken, dat geen 10.000.voor kindertoeslag uit
de begrooting kan worden gevonden, zelfs zoover willen
gaan. dat hij er dan voor zou gevoelen de salarissen
met 6 te korten, maar dit slechts in het uiterste geval.
Spr. herinnert voorts aan de wijziging van de Pen
sioenwet in 1934, waardoor van de salarissen en loonen
van het gemeentepersoneel in 1934 15J/£ werd ge
kort, met 10 pensioenpremie en 5J/£ verlaging.
Tevens werd toen vanwege Gedeputeerde Staten het
advies van den Raad gevraagd, om voor de Burge
meester, Secretaris, Ontvanger en Commissaris van Po
litie ook een pensioensverhaal van 10 vast te stellen,
doch dan tegelijk de tot toen voor deze functionnarissen
geldende salariskorting te laten vervallen. De Raad
adviseerde dienovereenkomstig, doch namens zijn fractie
wees spreker er toen reeds op, dat hij er tegen was, dat
daardoor op de salarissen van deze hoofdambtenaren
5\/2 '}'r minder werd gekort dan op die van al het andere
personeel. Ook in vele andere gemeenten en waarlijk
niet altijd van spr.'s politieke richting sneed men toen
deze kwestie op dezelfde wijze aan. In den Raad bestond
toen geen meerderheid voor spr.'s meening. Thans staat
spr. nog op hetzelfde standpunt en meent, dat aan Ged.
Staten moet worden verzocht de voor al het andere
personeel geldende korting, ook voor genoemde func
tionnarissen toe te passen, en deze dus thans een korting
op te leggen van 10.5 Hij hoopt dat hier thans
een meerderheid voor zal zijn spr.'s fractie is hier voor.
Spr. sluit zich verder volkomen aan bij de zienswijze
van den heer Balk, die er niet tegen op ziet deze zaak
te bezien, los van de Regeeringsvoorschriften.
De heer Buiël wijst er op, dat t.a.v. punt 24 van loon-
druk van bovenaf kan worden gesproken, omdat die
verordening door den Minister moet worden goedge
keurd, maar dat bij dit punt van een dergelijken druk
geen sprake is. Op grond van gewijzigde omstandig
heden als gevolg van een bespreking in de Tweede
Kamer, betoogt spr. dat, hetgeen men thans doet, ge
heel uit vrijen wil wordt gedaan, en men er zich van
zekere zijde dus niet meer op kan beroepen, dat, indien
de Raad geen korting toepast, de Kroon zulks wel zal
doen. Dat men toch met dit voorstel komt, bewijst dat
men ook van de zijde der S. D. A. P. wel eens van in
zicht verandert.
Dat dit voorstel los van de begrooting in den Raad
is gekomen, ligt naar spr.'s meening aan de beslissing
van den Centralen Raad van Beroep, dat een salaris
verlaging niet met terugwerkende kracht mag worden
toegepast.
Spr. is van oordeel, dat nu men thans noodgedwongen
tot een salarisverlaging moet overgaan, ook de kwestie
van den kindertoeslag onder de loupe moet worden ge
nomen. Hij is er van overtuigd, dat, wanneer de S. D.
A. P. con amore daaraan medewerkt, aan de groote
gezinnen, ook aan die van hun eigen partij, een groote
dienst wordt bewezen, te meer nu er waarschijnlijk ook
een straatbelasting zal worden ingevoerd, en hij meent
dat er van die zijde wel zeer ernstige bezwaren moeten
zijn om tegen het voorstel tot invoering van een kinder
toeslag te stemmen.
De heer J. Koopal constateert, dat uit bijl. 188 op
nieuw blijkt, dat zij, die omstreeks vier jaar geleden
reeds verkondigden, dat de opleving voor de deur stond,
slechte profeten zijn geweest. De crisis van het kapita
lisme heeft integendeel verder om zich heen gegrepen
en de arbeidersklasse heeft tal van verslechteringen on
dergaan, ondanks het bezit van omvangrijke organisa
ties ter verdediging van het levenspeil. Bij de begrooting
hoopt spr. daarop en op de financiëele politiek van de
gemeente terug te komen.
Wat het voorstel zelf betreft, vraagt spr. of de con
tinuïteit, waarvan de weth. van Fin. de vorige vergade
ring de wenschelijkheid heeft betoogd, niet geldt t.o.v.
de loonen en salarissen. En vinden B. en W. het niet
billijk, als er verlaagd zal worden, dan op de hoogere
en hoogste salarissen een grooter percentage te korten
dan op de toch al lage werkliedenloonen Spr. vraagt
in overeenstemming met een zelfde opmerking van den
heer Westra bij punt 22 t.o.v. het salaris van den direc
teur van M. H. zijn de loonen en salarissen der ge
meentewerklieden en lagere ambtenaren te hoog Wei
neen toch zeker? Welnu, tast die dan ook niet aan.
Maar wil men tóch verlagen, dan is het logisch, eerst
aan de Kroon en aan Ged. Staten een drastische ver
laging voor te stellen van de salarissen van den Burge
meester, den Secretaris, enz. en dan te zien, hoeveel er
nog gekort moet worden op de andere loonen en sala
rissen.
Spr. stelt deze vraag zonder den indruk te willen wek
ken dat hij ook maar in één enkel opzicht met de voor
gestelde verlaging accoord kan gaan. De loonen en het
overgroote deel der salarissen laten z.i. deze verlaging
niet toe. De in de Staten-Generaal gevoerde klasse-
politiek, waardoor de gemeenten geen sluitende begroo
tingen meer kunnen opstellen, mag z.i. voor een socialist
geen reden zijn om het levenspeil der arbeidersklasse te
verlagen. Spr. gaat daar nader op in en betoogt dat,
wanneer de begrooting niet sluit, de verantwoordelijk
heid daarvan komt op hen, die de Regeeringspolitiek
steunen, n.l. de bezittende klasse, die geen afstand wil
doen van haar voorrechten en de burgerlijke partijen
als trouwe beschermers van die voorrechten. Wanneer
hier thans verklaard wordt dat men met een bloedend
hart aan de loonsverlaging zal medewerken, kan spr. dat
niet als ernstig gemeend aanvaarden. Zij die zoo spre
ken dienen hun hartebloed te reserveeren voor den strijd
tegen de Regeering. Wie tegenover de Regeerings
politiek staat, heeft ook te staan tegenover de resultaten
daarvan in de gemeenteraden. Socialisten dienen hun
stem niet te geven aan voorstellen tot algeheele uit
buiting van de kleinen.
Spr. sluit zich dan ook volledig aan bij de in het
G. O. gebleken principiëele bezwaren tegen het vast
koppelen der bezoldigingen aan den stand der begroo
ting en acht het een gelukkig verschijnsel, dat de orga
nisaties unaniem de voorstellen van B. en W. hebben
afgewezen. Dat is in vergelijking bij vroeger een stap
vooruit, maar er zullen meerdere moeten volgen. Spr.
acht het een algemeen belang, dat het voorstel van B.
en W. wordt afgewezen en zal daarom met overtuiging
zijn stem daar tegen uitbrengen.
Mevrouw Van DijkSmit zal in verband met den
slechten financiëelen toestand haar stem geven aan een
salarisverlaging van 5 Zij vreest echter dat door
kindertoeslag de bezitters van groote gezinnen heele-
maal aan lager wal zouden komen. Want al geeft zij
toe, dat er hier en daar misstanden kunnen worden op
geheven en dat natuurlijk de groote gezinnen de zwaar
ste lasten krijgen, wanneer men door invoering van
kindertoeslag één misverstand opheft, krijgt men er tien
voor terug. Een groot gezin met gezonde menschen kan
b.v. veel beter rondkomen dan een klein gezin, waarvan
man en vrouw sukkelend zijn of wanneer b.v. de vrouw
zielsziek is. Het ligt niet op den weg van de Overheid
zich te bemoeien met den toestand van het gezin, ook
omdat dan de groote gezinnen in 't gedrang zullen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 23 December 1935. 197
komen. Bij vacatures zal men toch allicht in verband
met het hoogere loon, dat men anders moet uitkeeren
niet aan sollicitanten met groote gezinnen en met de
zelfde en misschien zelfs betere capaciteiten de
voorkeur geven en datzelfde zal zich langzamerhand
ook bij particulieren gaan afspelen. Bovendien is een
kindertoeslag tot den leeftijd van 16 jaar niet billijk,
omdat in vele gezinnen zelfs door kinderen tot 28 jaar
nog nooit iets wordt verdiend.
Tegen een progressieve verlaging voert spr. aan,
dat de hoogste salarissen indertijd met veel minder
hooge percentages zijn verhoogd dan de lagere en dat
voor de hoogstbezoldigden al geldt een progressieve
belasting, zoodat zij dubbel zouden worden getroffen.
Ook zal het gevolg zijn, dat wij bij vacatures niet meer
zullen krijgen die wij wenschen, maar personen, die
minder onderlegd zijn. Verder betoogt spr., dat de
hoogere ambtenaren een groot aantal uitgaven hebben
tengevolge van hun beroep en om daarmee op de hoogte
te blijven. Bovendien zou bij een progressieve verlaging
de verhouding tusschen de loonen en salarissen geheel
te loor gaan en zou aan personen, die dikwijls over
belangrijke zaken en groote uitgaven enz. hebben te
beslissen, de lust tot hun werk benomen worden. Spr.
noemt een dergelijke loonsverlaging dan ook allesbe
halve rechtvaardig.
De heer Van der Schoot vraagt zich af, wanneer dit
zelfde punt hier twee maanden eerder en dan aan de
hand van de begrooting had kunnen worden besproken,
of dan deze salarisverlaging wel absoluut noodig was
geweest en men dan het tekort, dat moet worden
gedekt, niet op andere wijze had kunnen vinden. De
Raad staat nu echter voor een voldongen feit en zal
noodzakelijk deze verlaging moeten aannemen. Op die
gronden wil spr. dit voorstel aanvaarden, maar een
algemeene verlaging van 5 over de geheele linie
druischt in tegen zijn overtuiging. Waar meerdere in
komsten zijn, kan ook meer worden bijgedragen en
het is spr. onverklaarbaar dat het college, waarin nog
wel twee socialistische wethouders zitten, de kleine man
hetzelfde percentage wil laten bijdragen als de anderen.
De heer IJtsma heeft gezegd er in mee te kunnen gaan
dat van de hooge salarissen de kop wordt afgenomen.
Tegenover mevrouw Van Dijk betoogt spr.. dat óók
de werkman kosten heeft om zich in zijn vak te bekwa
men en om bij te blijven. Spr. bepleit met aandrang,
dat de Raad overeenkomstig het idee van den heer
Wiersma zal besluiten tot invoering van een salaris
korting naar draagkracht.
De Voorzitter deelt mede, dat van de heeren Wiersma
en Balk het volgende voorstel is ingekomen
„De Raad van oordeel, dat de voorgestelde loon
en salarisverlaging van het gemeentepersoneel het
noodig maken de uitkeering aan de grootere ge
zinnen nader te regelen, verzoekt B. en W. op de
gemeentebegrooting voor het jaar 1936 een bedrag te
plaatsen, dat voldoende zal zijn om aan degenen van
het personeel, die in het onderhoud van een gezin van
meer dan 2 kinderen moeten voorzien, een toeslag te
verstrekken van ƒ1.per week per kind, beginnende
bij het derde kind en tot den leeftijd van 16 jaar.'
De heer Muller zegt, dat men voor de droeve nood
zakelijkheid staat met het oog op de begrooting, deze
korting op het gemeentepersoneel toe te passen, wil
men de cultureele dingen behouden.
Wat de progressieve regeling van de korting betreft,
zegt spr., dat progressie wel mooi klinkt, maar bij nadere
beschouwing blijken er zelfs groote onbillijkheden in
te zitten. De heer Wiersma wil beneden 1500.— 4
korten en van 1500.3000.6 zoodat bij
een salaris van 1501.6 wordt gekort. Bij het
voorstel van B. en W. 5 wat z.i. een belangrijk
verschil is bij een dergelijk klein salaris. Als men de
zaak progressief wil maken, moet men de grenzen groot
trekken, anders schept men onbillijkheden. Spr. is tegen
progressieve korting.
Aangaande den kindertoeslag betoogt spr., dat hij en
zijn fractie in het algemeen zijn tegen kindertoeslag en
hij sluit zich aan bij hetgeen mevrouw Van Dijk hier
omtrent heeft gezegd. Ook hij vreest, dat men straks
in de particuliere bedrijven die per slot van rekening
geen filanthropische instellingen zijn alleen die men
schen in dienst zal nemen, die geen of weinig kinderen
hebben, waardoor de groote gezinnen de dupe worden.
Verondersteld dat hier een benoeming moest plaats
hebben en de kindertoeslag werd toegepast, dan zou het
gemeentebelang meebrengen, dat men den candidaat
zonder kinderen zou verkiezen boven den even bekwa
men candidaat met b.v. 12 kinderen, omdat men daar
door 600.zou besparen. Het groote gezin zou hiervan
dus de dupe worden. Wij kennen hier niet het stelsel
van loon naar behoefte en daarom zijn wij ook tegen
den kindertoeslag.
De heer Posthuma is ook van meening. dat, gezien
de begrooting, aan de salarissen zal moeten worden
getornd. Het is echter de vraag hoe. Spr. staat, wat
de progressie betreft, aan de zijde van den heer Wier
sma en hij meent, dat mevrouw Van Dijk ten opzichte
van deze zaak den klemtoon op het verkeerde onderdeel
legt. Het gevolg van deze verlaging zal zijn het bezuini
gen op de luxe en aangename dingen van hen, die meer
verdienen, maar dit weegt voor spr. niet zoo zwaar als
het zich moeten ontzeggen van het noodige voor het
eerste levensonderhoud voor de minst gesitueerden.
Spr. is ook van meening, dat de Overheid in dezen tijd
rekening moet houden met de groote gezinnen.
Naar aanleiding van hetgeen mevrouw Van Dijk over
de kleine gezinnen, die door ziekteomstandigheden zoo
veel duurder zouden kunnen zijn dan groote gezinnen,
en de heer Muller over de onbillijkheid van de progressie
b.v. bij een salaris van 1501.heeft betoogd, zegt spr.
dat dit grensgevallen zijn. Men moet deze als een klein
argument van nadeel beschouwen en niet als een ver
oordeeling, wanneer het gevolg zal zijn, dat door de
benadeeling van één een geheele klasse bevoordeeld
wordt.
Het systeem dat spr. voorstaat is, dat vooral in dezen
tijd de grootere inkomens meer gekort moeten worden
dan de kleine. Spr. zal dan ook voor de moties van de
heeren Balk en Wiersma stemmen.
De heer Hooiring betoogt, dat een kindertoeslag thans
onbillijkheden zal scheppen, omdat het zelfs voor een
gezin met een inkomen van meer dan 5000.met
7 of 8 kinderen, ondanks de verlaging, een salaris-
verhooging zal beteekenen.
Spr., gaarne aannemende, dat de door den heer
Wiersma genoemde cijfers i.z. de progressieve korting
juist zijn, meent deze toch momenteel niet te kunnen
beoordeelen. Hij acht het bezwaarlijk de kwestie van
den kindertoeslag aan een verlagingsvoorstel vast te
koppelen en geeft in overweging t.z.t. over den kinder
toeslag een principieel debat te houden.
De heer IJtsma, zich afvragend waarover eigenlijk
wordt gesproken, constateert, dat een kwestie wordt
behandeld, die zelfs niet in een voorstel is belichaamd.
Een voorstel tot progressieve korting heeft de heer
Wiersma niet gedaan. De consequentie van de door
dezen gevolgde wijze van behandeling is naar spr.'s
meening deze, dat het de bedoeling is dit vraagstuk
naar de begrooting te verwijzen.
De heer J. Koopal. die van oordeel is, dat de arbei
ders genoeg klappen hebben gehad en dat daaraan een
einde moet komen, heeft naar spr.'s meening vergeten
op te merken, dat het te danken is aan de krachtige