2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1936. zijn dan 79.1 en waar nu blijkt, dat het normale per centage maar 41.7 is, dat het van belang kan zijn zich omtrent het uit te keeren subsidie voor het vliegveld zekerheid te verschaffen. Mocht dit dan blijken geen 100 te zijn, dan is er z.i. alle reden om zich opnieuw tot Ged. Staten te wenden met de mededeeling. dat in dit geval hun motiveering onjuist is geweest en dat daarom alsnog een verhoogde bijdrage van de Provincie wordt verzocht. De heer Terpstra is niet bevredigd, vooral, omdat de Raad z.i. heeft besloten ook volgens spr.'s toelichting daarbij om te adresseeren aan Prov. Staten. Spr. verzoekt hierbij ook meteen het antwoord van de K. v. K. te mogen bespreken. De Voorzitter: Is U daarmee bekend Het is nog niet in het college van B. en W. behandeld. De heer Terpstra meent toch zeker, dat het bij de stukken lag, maar zoo niet, dan is hij er in elk geval officieus mee bekend. Spr. vervolgt, na bekomen verlof van den Voorzitter, dat het, z.i. terecht, door de K. v. K. aan B. en W. eenigszins kwalijk wordt genomen dat zij, alvorens in den Raad te komen met een wijziging van het bestaande plan, niet de beide andere deelhebbers, de K. v. K. en de Prov. of Ged. Staten, daarin hebben gekend. Dat dit niet is gebeurd, acht spr. een fout in het beleid, die tot gevolg kan hebben, dat de gemeente op den duur een aanzienlijk verlies kan lijden. De heer Hellema betoogt op grond van de indertijd gepubliceerde cijfers, dat z.i. Ged. Staten van meening zijn. dat het uit den begrootingspost voor werkverschaf fing voor dit werk te voteeren bedrag van 100.000. volledig door het Rijk zal worden vergoed. Waar dat nu nog niet zoo zeker schijnt, gaat spr. volkomen ac- coord met het voorstel-Van der Meulen, om aan Prov. Staten een extra subsidie te vragen, indien mocht blijken dat die 100.000.niet ten volle door het Rijk zal worden vergoed. De Voorzitter memoreert nogmaals de verhoudings- 139 yg cijfers van deelname in den aankoop enz. 26(j en volgens welke ook eventuëele revenuen zou- 260 den worden verdeelddaaruit blijkt z.i. wel degelijk dat, zooals ook het standpunt is van Ged. Staten, de kosten van „aanmaak van het terrein" hier eigenlijk buiten zijn gehouden. Op grond van die opvatting be toogt spr. tevens uitvoerig, dat B. en W. niet vooraf er de Prov. Staten en de K. v. K. in behoefden te ken nen, dat er thans 70 in plaats van 40 H.A. zou worden gedraineerd en dat het in wezen voor die beide lichamen geen verschil maakt of het arbeidsloon 100.000.of ƒ200.000.— zal bedragen. Overigens heeft dit schrijven van de K. v. K. nog niet bij de stukken gelegen, wel een ander. Indien echter t.z.t. mocht blijken dat door Soc. Zaken niet een zoo hoog percentage in de kosten van werk verschaffing zal worden gegeven als oorspronkelijk is gedacht, hebben B. en W. geen bezwaar om zich alleen op grond daarvan en niet omdat er thans een grooter terrein in orde wordt gemaakt alsnog recht- I streeks tot de Prov. Staten en de K. v. K. zelf niet het bureau te wenden met het verzoek om een hoo- geren steun te verleenen. De heer Terpstra dankt den Voorzitter voor diens eindconclusie en meent, dat verwerkelijking daarvan alleen kan worden voorkomen wanneer het Rijk de volle 100 geeft. De heer Hellema vraagt of ook bekend is op welke gronden Ged. Staten meenden, dat de volle 100 door het Rijk zou worden vergoed. De Voorzitter antwoordt, dat dit eigenlijk meer een idee dezerzijds is geweest, dat door Ged. Staten is over genomen. B. en W. hebben altijd hoop gehad hun van ter zijde ingegeven dat het percentage veel hoo- ger zou zijn dan anders en daarop is die 100.000. gebaseerd. De heer Westra (weth.) zegt, dat bij de oorspronke lijke besprekingen met Ged. Staten en de K. v. K. door B. en W. is uitgegaan niet absoluut van het feit, dat door het Rijk 100 zou worden betaald, maar wèl van de gedachte dat, ook indien er géén vliegveld zou wor den aangelegd, toch door gemeente en Rijk de gelden voor werkverschaffing zouden moeten worden betaald, zoodat die gelden buiten beschouwing konden blijven. Er is toen zéker gedacht aan een hooger percentage dan het destijds geldende van 46 en nu hebben in den laatsten tijd waarschijnlijk Ged. Staten, zich baseerende op het thans foutief gebleken normale percentage van 79.1, gedacht aan een heel hoog percentage. De heer Hellema is van meening dat dit laatste on juist moet zijn, omdat Ged. Staten blijkens hun brief reeds in Mei 1935 van oordeel waren, dat de kosten van werkverschaffing ten volle door het Rijk zouden worden betaald. De in December hier genoemde 79.1 staat daar dus geheel los van. Spr. wil graag weten op qrond waarvan in Mei 1935 die 46 is veranderd in 100 De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat bij de eerste besprekingen tusschen de drie deelnemende lichamen B. en W. voor zich de overtuiging hadden gekregen, vooral ook op grond van den verkregen indruk, dat een vlieg terrein in het Noorden en wel in Leeuwarden door het Rijk zoo op prijs werd gesteld, dat de volle kosten van het in orde maken van het terrein uit 's Rijks kas zouden worden betaald. Er was toen dus geen sprake van dat die kosten uit eenig fonds voor werkverschaffing van de gemeente zouden komen. Thans wéét men nog niets, behalve dan dat men kan hopen op de medewerking van Soc. Zaken op het punt van werkverschaffing. Bij de vorige bespreking heeft spr. zich gebaseerd op het toen aangenomen percentage van 79.1. Hij acht het ook thans nog niet uitgesloten, dat het Rijk zooveel belangstelling toont, dat het sub sidie méér zal bedragen dan het gewone percentage, (thans 41.7), maar men weet dat niet. De oorspronke lijke gedachte van B. en W. komt echter ook tot uit drukking in den brief van Ged. Staten. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi meent dat het van grooten invloed op het voor of tegen stemmen van verschillende Raadsleden kan geweest zijn of de werk- verschaffingsloonen geheel door het Rijk of ook voor een groot deel door de gemeente zouden worden betaald. De Raad blijkt nu eenigszins foutief te zijn voorgelicht. De Voorzitter zegt, dat hem het percentage, dat het Rijk bijdraagt, eigenlijk heel weinig interesseert, omdat, zooals hij laatst ook reeds in zijn nota heeft uiteengezet, men de gelden, die nu aan arbeidsloonen worden uit gegeven, het volgend jaar tóch kwijt zal zijn maar dan aan steun wanneer dit werk niet wordt uit gevoerd. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi acht het toch een heel groot onderscheid of het Rijk de werkverschaf- fingsloonen geheel betaalt dan wel of deze door de gemeente met steun van het Rijk worden betaald. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1936. 3 De Voorzitter herhaalt zijn opmerking alleen is het z.i. zoo, dat een eventueele bijdrage van het Rijk voor de gemeente is meegenomen en dat men naast de uit gaven, die men toch krijgt, aan inkomsten een grooter of geringer voordeel zal hebben, al naar gelang van het percentage, dat het Rijk zal geven. Den heer IJtsma spijt het, dat de Voorzitter in laatste instantie de zaak zoo stelt, omdat een dergelijke uit lating slechts nadeel aan de gemeente kan doen. Liever trachte men eensgezind zijn uiterste best te doen alsnog van het Rijk de volle 100 van de werkverschaffings- loonen uitbetaald te krijgen. De Voorzitter zegt nogmaals, dat B. en W. geen be zwaar hebben om, indien blijkt dat het percentage, dat het Rijk zal bijdragen, lager is dan dat, wat B. en W. oorspronkelijk hebben gedacht, zich dan alsnog recht streeks tot de K. v. K. en de Prov. Staten te wenden. De beraadslagingen worden gesloten. Het schrijven sub d wordt, met inachtneming van de door den Voorzitter namens Burgemeester en Wethou ders gedane toezegging, voor kennisgeving aangenomen. e. schrijven van de Kamer van Koophandel en Fa brieken houdende verzoek over te gaan tot verlaging van de op de bedrijven drukkende gemeentelijke lasten; schrijven van de Alg. Winkeliers-, Industrie- en Handelsvereeniging houdende verzoek om niet over te gaan tot invoering van een straatbelasting; g. verzoek van A. Schrijver, Groningerstraatweg no. 71, om bij invoering van een straatbelasting rekening te houden met zijn bezwaren t.o.v. zijn perceel. De stukken sub eg zullen worden behandeld bij de begrooting voor 1936. h. verzoek van L. Becherer, A. Gal en J. Wiersma, j te Lekkum om over te gaan tot trottoiraanleg aan den Lekkumerweg of tot restitutie van de daarvoor gestorte gelden. Wordt voorgesteld dit verzoek ter afdoening in han den van Burgemeester en Wethouders te stellen. De beraadslagingen worden geopend. Den heer De Bruin komt het voor, als waar is wat in het adres wordt gezegd, dat het Gemeentebestuur in gebreke is gebleven deze zaak behoorlijk af te doen. Hij vraagt, waarom dit werk zoo geweldig is getrai neerd. Is dat alléén gebeurd in verband met de ver andering van den weg, dan heeft spr. geen bezwaar tegen afdoening door B. en W., maar dan zou hij wel op spoed willen aandringen. De heer Algera meent, dat de kern van de heele zaak ligt in de overdracht van dit plekje grond en dat, in tegenstelling met wat in het adres wordt gezegd, de gemeente het trottoir wèl wil aanleggen, doch dat Kolk steeds weigerde om aan de voorwaarde, den grond daarvoor over te dragen, te voldoen. Spr. vraagt, aan welken kant hier het gelijk is. De Voorzitter zegt, dat in het adres niet de geheele waarheid staat. Destijds is er een overeenkomst met Kolk aangegaan, waarbij van weerskanten iets zou worden gepresteerd en nadat de gemeente daarmee was begonnen, is Kolk er van zijn kant op een gegeven moment mee opgehouden. Zoo is, behalve andere din gen, die nog niet zijn geschied, ook deze grond nog nooit door hem overgedragen. Daarop wachten B. en W. en achteraf achten zij het nu zelfs jammer, dat door hen de slootdemping is toegestaan en tot gaslevering is overgegaan. Het geld voor den aanleg van het trottoir is inder daad betaald. Om misverstand te voorkomen zegt spr. echter dat, indien te eeniger tijd de geheele overeen komst zou worden verbroken met als gevolg het opnieuw graven van de sloot en stopzetting van de levering van gas dat geld dan niet aan de bewoners maar aan Kolk zal worden terugbetaald, omdat de ge meente alleen met hem heeft te maken. De beraadslagingen worden gesloten. Het verzoek wordt ter afdoening in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld. •i schrijven van de Centrale ter bevordering van de Zedelijke Volksgezondheid voor Leeuwarden en om streken, houdende mededeeling van de oprichting van deze vereeniging en verzoek om medewerking in voor komende gevallen. Onder mededeeling dat Burgemeester en Wethouders gaarne de gevraagde medewerking willen toezeggen wordt voorgesteld dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Molenaar vraagt niet het woord omdat zijn fractie niet sympathiek staat tegenover deze nieuwe centrale, maar omdat het haar op z'n zachtst gesproken sterk verwondert, dat de initiatiefnemers of stichters van de centrale hebben gezorgd, dat er onder alle onder teekenaars geen een soc. dem. is. Hoe men ook tegen over de soc. dem. mag staan, er kan toch nimmer wor den ontkend De Voorzitter merkt op, dat de Raad daar buiten staat. Een dergelijke mededeeling kan niet anders dan voor kennisgeving worden aangenomen. Meent de heer Molenaar, dat er ook andere namen onder den brief hadden moeten staan, dan schrijve hij daarover aan deze vereeniging. Spr. staat, ook na herhaald aandrin gen van den heer Molenaar, niet toe, dat deze hier over de samenstelling van deze commissie spreekt, ook niet in verband met het beroep, dat hier op den Raad wordt gedaan. De heer Molenaar, die zich niet met de meening van den Voorzitter kan vereenigen, maar zich ten slotte naar diens opvatting schikt, verklaart, dat indien t.z.t. door deze organisatie werkelijk een beroep zal worden gedaan op den Raad, de soc. dem. hier dan zullen zeg gen. wat spr. thans wenschte te zeggen. De beraadslagingen worden gesloten. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen. j. brieven van den Centralen Ouderraad, de afd. Leeuwarden van den Bond van Ned. Onderwijzers, de afd. Friesland der Ver. van Leeraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding in Nederland, de Ver. „Zwembad Groote Wielen" en de Sociaal Democrati sche Vrouwenclub te Leeuwarden om het zwemonder wijs te handhaven. Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1936. k. bericht van den heer H. de Jong dat hij de be noeming tot Voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis aanneemt; dat Burgemeester en Wethouders aan de aan te leggen straten tusschen Wijbrand de Geeststraat en Molenpad de volgende namen hebben toegekend Van Cronenburchstraat, Cornelis Frederikstraat en Lambert Jacobszstraat; aan die ten Westen en Zuid-Westen van het EngelschepleinP. C. HooftstraaJ, MarnixstraaJ. Coornhertstraat, Ruusbroecstraat, Roemer Visscher- straatj, Anna Bijnsstraat en Spieghelstraataan die ten Westen van den Lekkumerweg: Valckénaerstraat en Bogermanstraat. De mededeelingen sub k en Z worden voor kennis geving aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 2