Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936. offers slechts van tijdelijken aard zullen zijn, de bodem ingeslagen. Hier ligt de kern van het verschil tusschen de R. S. en alle andere partijen. Zoolang de tegenwoordige, kapitalistische, verdeeling van het bezit in stand blijft, zal er geen sprake kunnen zijn van voortdurend toenemende verbetering in het levenspeil der groote massa. Daarom is de strijd der R. S. gericht op de onmiddellijke vernietiging van de kapitalistische eigen domsverhoudingen en op de vestiging van het socia lismeniet als toekomst-ideaal, maar nu. Daaruit vloeit voort, dat zij niet medewerken aan maatregelen, waardoor de levenspositie van het proletariaat ook maar wordt aangetast. Want hierdoor verzwakt men de strijdkracht van het proletariaat en versterkt men de positie van de bezittende klasse. Spr. wil er trouwens met nadruk op wijzen, dat. zelfs als men uitgaat van den wil om deze begrooting sluitend te maken, men geen maatregelen behoeft voor te stellen als thans weer aan de orde zijn. Wanneer toch een lid der burgerlijke partijen als de heer Turksma in het volle besef van zijn verantwoordelijk heid uitspreekt, dat de voorgestelde straatbelasting niet behoeft te worden geheven en voor deze rond 200.000.andere dekkingsmogelijkheden aanwijst, dan blijkt daaruit met overgroote duidelijkheid, dat men het dus zonder deze heffing zou kunnen doen. vooral omdat een dergelijke uitspraak komt van een lid van de V. D. fractie, dat natuurlijk door zijn contact met den weth. van Fin. van de beteekenis van zijn uitspraak doordrongen is. Maar wanneer de gemeente het kan stellen buiten deze pl.m. 200.000. dan is zeker het brengen van deze gemeente in de 3e klas der Gemeentefondsbelasting niet noodzakelijk, kan men de schoolgeldheffing terugbrengen tot het oude peil en den prijs van het gas met een cent ver lagen, behoeft men niet allerlei subsidies te schrappen en zou men het schoolzwemonderwijs intact kunnen laten, zonder dat de begrooting ,,in gevaar" zou worden gebracht. En wanneer men dan bovendien door een zoo nauwkeurig mogelijk doorgevoerde classificatie in de straatbelasting deze sterk progressief zou hebben gemaakt, zou men een stap dichter gekomen zijn bij een begrooting, die wel niet democratisch zou kunnen worden genoemd, maar die toch in die richting zou gaan. Spr. meent dat, zoolang een poging van B, en W. uitblijft om ook den Raad er van te overtuigen, dat de genoemde classificatie „minder juist" is, zij, die deze classificatie wèl juist achten, zich er ook van kunnen onthouden om het waarom daarvan aan te toonen. In dit verband vraagt spr. waarom B. en W. niet gekomen zijn met een voorstel om de opcenten op de Pers. bel. zoo te wijzigen, dat het tarief uit art. I der verordening niet ophoudt bij een huurwaarde van 600. maar ook voor hoogere huurwaarden de stijging in het aantal opcenten wordt voortgezet. Op deze wijze zou nog een niet onbelangrijk bedrag kunnen worden geheven, weliswaar bijna uitsluitend van de meest draagkrachtigen, maar dat is ook juist spr.'s bedoeling. Hij heeft deze vraag ook in de secties gesteld, maar er geen voldoende antwoord op gekregen. Spr. kan niet aannemen, dat men dit punt bij den opzet der begrooting vergeten heeft. Er is in dezen Raad reeds eerder over gesproken en vooral de S. D. wet houders weten, dat over een dergelijke belastingwijzi ging in de kringen der S.D.A.P. herhaaldelijk ge sproken is. Spr. heeft met een en ander aangetoond, dat deze begrooting sluitend had kunnen worden gemaakt, zonder aantasting van de levenspositie der groote massa, ja zelfs zou het mogelijk zijn geweest de op de massa drukkende lasten bij een sluitende begrooting nog iets te verlichten. Intusschen voegt spr. er in alle oprechtheid aan toe, dat, ook al zou de begrooting daarmee niet sluitend zijn te maken, hij toch niet zou hebben medegewerkt aan maatregelen, die het levens peil der massa aantasten. Spr. bevindt zich bij dat standpunt in goed gezel schap. Waren het niet alle in het G. O. vertegenwoor digde vakorganisaties, die als principieel bezwaar uit spraken om de loonen en salarissen van het gemeente- personeel te koppelen aan den stand der begrooting Men kan zich afvragen, wat deze uitspraak beteekent, als de voorzitter van den C. N. A. B. in dezen Raad tóch vóór de loonsverlaging stemt maar de uitspraak is gedaan. Welnu, zoo min als voor dat deel der arbeidersklasse de stand der begrooting de maatstaf mag zijn waaraan zijn levenspeil gemeten wordt, zoo min mag het dat zijn voor alle overige deelen der arbei dersklasse. In de S.D.A.P. dacht men daarover tot voor kort evenzoo. Als bewijs citeert spr. uit een artikel van 1931 van den in de S.D.A.P. niet onbekenden heer Van Eek uit Leiden de volgende passage„als de inwilliging van volkomen redelijke levenseischen van het proleta riaat afstuit op de onmacht en nog te meer als zulks afstuit op den onwil van de gemeentebesturen heeft de sociaal-democratie de zijde te kiezen en te houden van het in beweging gekomen proletariaat en alle verantwoordelijkheid voor een dergelijk gemeentebe stuur af te wijzen.". Afwijzen der verantwoordelijkheid beteekent tevens niet zitting nemen in commissies die B. en W. moeten bijstaan en evenmin in een commissie, die den tekst van strafverordeningen moet vaststellen, zooals door de S. D. aan spr., zonder overleg, was voorgesteld. De opmerking van den heer IJtsma, dat het zoo jammer was dat spr. geen zitting had genomen in de Comm. voor de Lichtbedrijven, was van een typeerende onzakelijkheid, want al had spr. daarin toegestemd, dan zou het toch niet die der Lichtbedrijven zijn geworden, zooals de heer IJtsma heel goed weet. En dat het werk in de commissies vruchtbaar zou zijn te noemen, is alleen maar mogelijk, wanneer men dit beziet van den overkant der klassescheiding. Intusschen is het S.D.A.P.-standpunt in het geci teerde artikel door die partij verlaten. Zij aanvaardt die verantwoordelijkheid thans wèl, omdat herstel van de kapitalistische bedrijvigheid voor haar politieke pers pectieven noodzakelijk is. En zoo komt men dan tot een politiek, waarbij allerlei kwade zaken worden aanvaard, omdat het anders nog erger zou worden. Dan komt men er toe om productieve werken als sport- en vliegvelden tegen werkverschaffingsloon te laten uitvoeren in plaats van tegen vol loon, met als motief, dat het altijd nog beter is dat de arbeider werkt tegen laag loon dan dat hij aangewezen is op den nog lageren steun. En bij de bespreking over de verlaging der gasprijzen, welke een onredelijke belasting inhouden, acht men het noodzakelijk de arbeiders er op te wijzen, dat er dan een andere vorm van belasting zou moeten komen, die even onredelijk zou zijn. Spr. heeft reeds aangetoond dat dit niet juist is. En op dezen weg voortgaande, komt men er toe een Plan van den Arbeid op te stellen, dat, om het kwaad van de massa-werkloosheid uit te roeien, een zoo dras tische loonsverlaging voorstelt als de bezittende klasse van dit land nog niet heeft durven voorstellen. Wan neer men leest op pag. 39, dat de arbeiders, die bij 40- urige arbeidsweek aan het groote-werken-plan zullen arbeiden, een loon zullen verdienen, dat normaal ligt ongeveer midden tusschen hun steun en het loon van het vrije bedrijf op pag. 52 „ons standpunt is. dat in de gegeven omstandigheden het nadeel door de arbei ders, gemeenschap en patroon gezamenlijk moet worden gedragen" en men daar de loonsverlaging fixeert oo 11 na eerste compensatieop pag. 70 dat er 2 mil- lioen beschikbaar wordt gesteld of pl.m. 17 cent per week per arbeider als compensatie voor een loonsver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936. 29 laging van i/g deel van het loon, dan heeft men een tamelijk juist beeld van de consequenties van deze poli tiek. Het teekent de politieke karakterloosheid van de Comm. Partij Nederland, dat zij zich op dit moment achter dit plan stelt. Men komt op deze manier tot vertooningen, zooals er momenteel een te Rotterdam plaats vindt. De Regee ring wil daar verdergaande bezuiniging, meer offers van de groote massa. Het gemeentebestuur zegt dit niet te willen. En nu komt het Volksblad van 29 Jan. j.l. ons vertellen, dat het college van B. en W. aldaar moet blijven zitten, „desnoods ten koste van offers". Het moet dus gaan doen wat de Regeering wiloffers brengen. Dat deze offers dan afgedwongen zullen zijn is niet juist, omdat dwang de resultante moet zijn van een voorafgaande krachtmeting. Wanneer na een ver loren staking de arbeiders een loonsverlaging moeten aanvaarden, dan is dat een dwangpositie. De onder kruiper, die de loonsverlaging vóór den strijd reeds aanvaardt, is daartoe niet gedwongen. Spr. herhaalt het reeds geciteerde artikel van den heer Van Eek en zegt, dat dit meteen de sleutel geeft tot het begrijpen van de politiek zijner partij. Wij weten, aldus spr., dat vandaag of morgen het proletariaat in beweging komen zal. De Juni-dagen in Amsterdam, de Tilburgsche staking zijn de onmisken bare symptomen. Die beweging stelt zich niet ten doel het socialisme te vestigen. Dergelijke volksbewegingen komen als gevolg van een niet meer te dragen ellende en het eerste doel is: een einde aan die ellende te maken. Wanneer die bewegingen uitbreken, hopen wij, R. S.. de kracht te vinden om daaraan leiding te geven en om te zetten in een strijd voor het socialisme om er een sociale omwenteling van te maken, die de chaos en wanorde van thans beëindigt. En intusschen zal spr.'s partij voortdurend op de bres staan voor de directe belangen der arbeidersklasse, want zoodra de strijd om de directe levensbelangen consequent wordt doorgezet, komt de vraag van de macht aan de orde. Géén medewerking dus aan welke verslechtering ook, voortdurend de arbeidersklasse er op wijzen, dat zij de verdediging van haar levenspositie in eigen hand moet nemen en niet mag vertrouwen op samenwerking met de vijandige klasse. Aan de voorgestelde begrooting, die de posities van de groote massa der ingezetenen van deze stad niet verbetert maar opnieuw aantast, zal spr. dus zijn goed keuring niet kunnen geven. De heer Terpstra, die de vorige maal zijn rede heeft afgebroken, wenscht nog te spreken over de afschrij vingen. Tegen de voorgestelde verlaging daarvan, die weliswaar ook in andere gemeenten is ingevoerd, nadat zij het eerst in Amsterdam door de S.D.A.P.-ers is toegepast, heeft spr. veel bezwaar. Het doel, het ver krijgen van meerdere inkomsten, bereikt men er z.i. niet mee. Spr. mag toch aannemen, dat de afschrijvings percentages, die verband moeten houden met den le vensduur van het object, indertijd in het algemeen na nauwkeurige overweging zijn vastgesteld. Nu is één van tweeën juistóf dat is indertijd niet op voldoend ernstige wijze gebeurd, óf men moet hier iets achter zoeken, dat minder goed is. Ook in het particuliere bedrijf staat men op het standount dat men, zelfs als er geen winst is, afschrijvingen moet maken... (De heer BuielVoor de belasting) ook voor de belas ting, maar ook voor de zaak, omdat het anders op eigen schade uitloopt. Daarom begrijpt spr. niet dat men in de gegeven omstandigheden den moed heeft, die per centages te verlagen, want het gevolg zal kunnen zijn, dat men straks moet komen met extra afschrijvingen. Het is spr. achteraf gebleken, dat de toestand aan het Openb. Slachthuis iets anders is, omdat daar al vol doende is afgeschreven, maar in het algemeen geldt toch, dat de percentages niet willekeurig veranderd moeten worden en daarbij wenscht spr. geen rekening te houden met een eventueele winst of verlies van een bepaald bedrijf. Spr. stelt vervolgens bij herhaling de vraag, of men ook heeft overwogen de gelegenheid open te stellen om de erfpacht af te koopen. Elders bestaat wel de gewoonte om de keuze te geven tusschen koop en erf pacht of wordt de grond in eeuwigdurende erfpacht gegeven (Menaldumadeel) met herziening van den canon om de 25 jaar. In verband met den canon in Leeuwarderadeel dringt spr. er tevens krachtig op aan dezen hier te verlagen. De redeneering: iets goedkoopere grond met hoogeren canon komt op hetzelfde neer als duurdere grond met lageren canon, is theoretisch juist, maar practisch niet. En vooral houde men niet kramp achtig vast aan het geven van grond in erfpacht. De berekening in de M. v. A., waaruit moet blijken, dat de plaatsing van patiënten in andere ziekenhuizen niet voordeeliger is, wil spr. voorloopig aanvaarden, maar toch verzoekt hij met nadruk, onder verwijzing naar andere plaatsen, waar overbrenging naar andere ziekenhuizen een voordeelig resultaat heeft opgeleverd, dat die zaak bij B. en W. urgent blijft. Spr. verzet zich ook bij herhaling tegen het systeem om altijd werklieden te kiezen, die meerendeels behoo- ren tot de S.D.A.P. Men weet dit zeer goed, en spr protesteert er tegen, dat bijna nooit werklooze rechtsche menschen een plaats bij de bedrijven kunnen krijgen, waarom hij zich van harte met de motie van de R. K. Kiesvereeniging kan vereenigen, waar men over het zelfde heeft te klagen. En dit tot B. en W. zooals het bij de werk lieden gaat, gaat het ook bij benoemingen, 't Is, alsof hier in Leeuwarden geen rechtsche menschen wonen, omdat die bij benoemingen en aanbevelingen hoogst zelden in aanmerking komen. Na aandrang van de hee- ren Ritmeester en De Boer om voorbeelden te noemen, wijst spr. op de benoeming onder punt 5 van deze agenda, waar als no. 2 was aanbevolen de heer Hellema om wiens persoon het natuurlijk niet gaat en als no. 1 een van de oude garde. Nu is er niets tegen, dat men dien menschen den voorrang geeft en 't is niet spr.'s bedoeling, dat zoo iemand als de heer Eriks verdwijnt, maar wel geeft hij B. en W. in ernstige over weging er zijn in Leeuwarden ook nog rechtsche menschen en die komen bijna nooit in aanmerking voor een benoeming, wat het onderwijs betreft. Dit is slechts een voorbeeld De Voorzitter zegt dat de heer Terpstra, zich tot B. en W. richtende, ook over ambtenaren heeft gespro ken en vraagt daarvan voorbeelden. De heer Terpstra, die zegt zich daarvan niet bewust te zijn, erkent de mogelijkheid, zich bij het kiezen van een woord te hebben vergist, maar hij heeft slechts bedoeld de wijze van het kiezen van werklieden én hij kwam er tegen op, dat bij benoemingen en aanbe- j velingen bijna nooit door B. en W. een rechtsche wordt voorgesteld. Uit het verslag over de woningmarkt concludeert spr., dat hier nog geen behoefte is aan het stichten van goedkoope arbeiderswoningen. In dit verband vraagt hij of het juist is, dat men den administrateur van het Woningbedrijf een gedeelte van zijn taak heeft afgenomen en dit heeft overgebracht naar G.W. Zoo ja, wat is daarvan dan de reden, is dat in overeenstem ming met de verordening en is het niet teleurstellend voor den betrokken ambtenaar, nadat deze zooveel jaren de zaak trouw heeft beheerd ?Het goede beheer blijkt wel hieruit, dat hij voor de administratie per woning blijft onder het door de Regeering daarvoor gestelde bedrag van 10. In verband met een wetsontwerp, waarin staat, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 11