Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936.
noodig zijn, ligt niet te zijner beoordeeling, omdat hij
de technische verantwoordelijkheid voor den gang van
zaken niet draagt. Wijzende op eventueele gevolgen
van instortende walmuren, acht spr. het gevaarlijk voor
Raadsleden om zoo boud te spreken, wanneer de tech
nische dienst van G. W. èn B. W. herstel in het
belang van de veiligheid noodzakelijk achten. Maar
G. W. is op onze begrooting nu eenmaal het kind
van de rekening, hoewel hij, die ziet de bezuinigingen,
welke in de laatste 5 jaren op dezen dienst zijn aan
gebracht, wel wat meer waardeering voor dezen dienst
mag hebben dan uit verschillende opmerkingen in het
Sectieverslag blijkt.
Wat betreft de verzwaring van lasten, kan spr.
zich het verzet van de gemeentenaren, die in moeilijke
omstandigheden leven, begrijpen, maar hij constateert,
dat niemand bij zijn verzet tegen deze maatregelen
een ander middel aan de hand heeft gedaan en heeft
gezegd, hoe het dan wèl moest. Spr. citeert uit een
ingezonden stuk van het oud-V. B. Raadslid, den heer
Peletier, die eerst zei, dat men zich moest hoeden voor
een eenzijdige beoordeeling en zich daarbij terecht
stelde op het standpunt, dat niet het persoonlijk, maar
het algemeen belang op den voorgrond moet treden,
die daarna kwam met loftuitingen aan het college,
den weth. van Fin. en den Raad, maar die aan het
slot tot de conclusie kwam wij zullen nu eens zien,
wie de middenstandsbelangen begrijpen en behartigen.
De heer Turksma zou daarmee eventueel vast den
prijs hebben verdiend, maar spr. komt toch tegen die
uitspraak op, omdat zij, die wèl de straatbelasting
aanvaarden en daarmee h.i. het algemeen belang
dienen, daarbij ook wel degelijk het belang van den
middenstand op het oog kunnen hebben. En ook deze
inzender heeft zich in de ruimte gehouden. Ook spr.
c.s. zullen hun stem aan de straatbelasting geven,
omdat zij niet in staat zijn een object aan te wijzen,
waarbij, zooals vroeger bij de gemeentelijke inkomsten
belasting, meer naar draagkracht kan worden gehan
deld en omdat zij het college willen steunen, ook in
deze tijden, om het belang der gemeente te dienen. Zij
erkennen, dat de financieele toestand der gemeente
donker is, mede als gevolg van den economischen
toestand van het gansche land en h.i. zal die toestand,
ook voor deze gemeente, donker blijven, zoolang de
landspolitiek doorgaat in de richting van steeds meer
aanpassing, loonsverlaging en koopkrachtvernietiging.
Maar hun overtuiging, dat het anders kan en anders
moet, wil ons land niet economisch en moreel te gronde
gaan, geeft den S. D. moed om vol te houden. De richt
lijnen van hun „Plan van den Arbeid", dat is samen
gesteld door de knapste koppen hunner beweging, geven
hun de overtuiging, dat volgens die lijnen, o.a. door
uitvoering van openbare werken op groote schaal, ons
volk uit het moeras opnieuw omhoog kan komen. Spr.
weet dat een diepere bespreking van dit plan hier niet
op haar plaats is, omdat het een zaak is, die de Rijks-
regeering raakt. Maar even zeker als ook volgens
den aanbiedingsbrief de algemeene toestand van ons
land van invloed is op onze gemeente, zal óók uitein
delijk bij een veranderen van de Regeeringspolitiek onze
gemeente daarvan de zegenrijke gevolgen ondervinden.
Spr. erkent nogmaals, dat ook ons Gemeentebestuur
zooveel mogelijk in de richting van uitvoering van
groote werken streeft, al zal het daarbij niet als geheel
de lijnen van het „Plan" onderschrijven. De S. D. voelen
zich verplicht, hun uiterste best te doen, om de ont
zettende bedragen op de begrooting voor steun en
werkloosheidsbestrijding tot meer normale cijfers terug
te brengen. Daarom roepen zij ons gansche volk in al
zijn geledingen op, de actie voor hun „Plan" te steunen.
Zij zijn daarbij aangewezen op rechts van hen staande
groepen, maar wie zijn oor te luisteren legt, zal moeten
erkennen, dat meer en meer die gedachten daar ingang
vinden. Belangrijke vergaderingen zijn in ons land daar
voor reeds gehouden en ook in de kringen der intellec-
tueelen o.a. ingenieurs vindt het „Plan" warme
belangstelling.
In een dezer dagen in Leeuwarden gehouden A. R.
Partijdag is door de sprekers, Mr. Diepenhorst en Mr.
Bijleveld, een geweldige scheldkanonnade gehouden
tegen die groepen, welke hun standpunt niet deelen en
zijn de S. D. politieke nihilisten genoemd, die ageerden
voor valsche leuzen, in strijd met de Christelijke begin
selen. Het ware beter geweest dat, vooral in een Gods
huis, was gedacht aan de woorden: gij zult geen valsche
getuigenis afleggen. Maar ondanks alles zullen de S. D.
hun plan uitdragen onder het gansche volk, zich bewust
daarmee een poging te doen om ons geheele volk en
ook deze gemeente te behoeden voor een financiëelen
en moreelen ondergang.
Mevrouw Van DijkSmit wil, om niet in herhaling
te vervallen van hetgeen de heer Dresselhuys heeft ge
zegd, volstaan met de mededeeling, dat zij aan deze
begrooting haar stem niet kan geven en ook niet aan
de invoering van een straatbelasting. Er moet h.i. ge
broken worden met het systeem van voortdurende ver
hooging van lasten, om daardoor het evenwicht tus-
schen inkomsten en uitgaven te verkrijgen. Bovendien
werkt een dergelijke belasting hoogst ongelijkmatig.
Voorts wenscht zij er nog de aandacht op te vesti
gen, dat zelfs deze sombere begrooting aan B. en W.
nog geen verandering van inzicht heeft gebracht.
Spr. herinnert aan een rede, welke wethouder Rit
meester voor de V. D. Kiesvereeniging Leeuwarden
heeft gehouden over „Ken Uw stad en heb haar lief"
(verslag Leeuwarder Courant van 12 Maart 1935),
waaruit spr. citeert. De heer Ritmeester heeft daarbij
gememoreerd dat de schuldenlast op 1 Januari '28
7.088.000.en op 1 Januari '35 11.000.000.
bedroeg (aldus toename van 4 millioen, terwijl de
vlottende schuld niet bekend is) en dat het nageslacht
zijn steentje daarvoor nog zal moeten bijdragen. Boven
dien zeide hij, over Gemeentewerken sprekende, dat
daar al sterk bezuinigd was en het heel moeilijk
zou zijn daar nog verder te besnoeien. Hij zag in de
door de rechtsche zijde, samen met de liberalen, voor
gestelde bezuinigingen niet anders dan een politieke
actie tegen het Gemeentebestuur, een verkiezingsactie,
waar hij zich tegen zou verweren en verklaarde, dat
men met de Raadsleden, die, om de tekorten weg te
werken, steeds roepen om eerst te bezuinigen, niet kan
samenwerken.
Beziet men in het licht van deze redevoeringen den
aanbiedingsbrief van deze begrooting en het antwoord
op het Sectieverslag, dan vindt men h.i. weer den
zelfden gedachtengang B. en W. wenschen de stad
niet te besturen op zoodanige wijze, dat inkomsten en
uitgaven met elkaar in overeenstemming zijn en zij
meenen dat de toekomst dat probleem wel zal oplossen.
Het is deze politiek, welke ons thans zwaar opbreekt
en waardoor aan de burgerij, bij dalende inkomsten,
steeds zwaardere lasten worden opgelegd en nog ver
der opgelegd zullen moeten worden, hetgeen h.i. in
de eerste plaats voor de toekomst vermeden moet
worden. Zoolang men niet den ernstigen wil toont
alle vermeerdering van lasten te vermijden en alle niet
verplichte uitgaven tot het onvermijdelijke te beperken,
zal h.i. van een herstel van het financieel evenwicht
in de gemeentehuishouding geen sprake zijn. Verder
wordt zelfs van V. D. zijde geadviseerd de reserves
op te maken welke geen reserves zijn. Zelfs het z.g.
„stratenpotje" zal aangesproken worden. Een en ander
is niets anders dan camouflage. In de volgende jaren
moeten dan weer leeningen gesloten worden en be
langrijke bedragen aan rente opgebracht. Men ver
schuift alles naar de toekomst en het nageslacht mag
betalen.
De heer Van der Meulen is intusschen ter vergade
ring gekomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936.
De heer Praamsma betoogt, dat hij in de rede van
mevrouw Buisman een tegenstrijdigheid heeft opge
merkt. Uit hetgeen zij over de wethoudersverkiezing
heeft gezegd, concludeert spr., dat de rechterzijde wèl
haar gevoelens mag hebben en men tevens aanneemt
dat rechts het ernstig meent met hare voorstellen,
maarómdat zij deze uitspreekt, moet rechts bij
de samenstelling van het college volkomen genegeerd
worden. Daarvoor gelden echter z.i. toch heel andere
factoren.
Deze begrooting, vervolgt spr., heeft hem niet ver
wonderd, maar bewonderd heeft hij haar allerminst.
Spr. erkent volmondig, dat wij leven onder buiten
gewoon moeilijke omstandigheden, waardoor momen
teel ook invloeden, buiten de macht en het vermogen
van het college, de begrootingscijfers zeer ongunstig
beïnvloeden, maar hij betwijfelt ten zeerste, of het
niet mogelijk zou zijn geweest deze begrooting op een
meer reëele wijze sluitend te krijgen te dezen opzichte
verschilt hij belangrijk met het college. Deze begrooting
behoefde ook daarom niet te verwonderen, omdat dit
college en zijn methode spr. c.s. wel bekend was en
de zaak steeds op denzelfden voet werd voortgezet
aantasting der laatste reserves en, zoo mogelijk, op
voering der belastingen. Z.i. berust deze begrooting op
een zeer onredelijke, ongezonde basis, omdat men gaat
leven op afbetaling en leeningen, op indirecte heffingen
welke in tegenspraak zijn met het standpunt der
S.D.A.P. en een aanmerkelijke verzwaring der
lasten. Indien deze noodtoestand als een lawine over
het college was gekomen, had spr. het kunnen billijken,
maar het college heeft de ernstige waarschuwingen, i
welke herhaaldelijk werden gegeven, en de teekenen des i
tijds niet willen verstaan. Door den noodtoestand, welke
heerscht in het maatschappelijk leven en den zwaren
druk, welke ligt op handel en bedrijf, had men toch
mogen verwachten, dat al het mogelijke zou worden
gedaan, om de lasten, waaronder velen gebukt gaan,
te verlichten, om algeheele ineenstorting te voorkomen.
Als spr. deze begrooting ziet, dan moet hij constateeren,
dat het zoo niet langer kan doorgaan. Men kan
misschien nog een jaar de kloof overbruggen, maar
deze begrooting maakt z.i. den indruk van een man,
die met zelfmoordplannen rondloopt.
Het heeft spr. verheugd, dat B. en W. in de M.
v. A. de toezegging hebben gedaan, de indiening
van de begrooting aanmerkelijk eerder te doen plaats
vinden. Maar waar die toezegging reeds zoo vaak is
gedaan, is spr.'s vertrouwen op dit punt niet zoo heel
groot.
Wat de samenstelling van het college betreft, spr.
ontkent pertinent, dat de verontwaardiging van rechts
voortkomt uit het niet bezetten van een wethouders
zetel, maar zij betreuren het ten zeerste, dat de op
één na grootste fractie waarbij geen „gelukszetel"
is bij de besprekingen is genegeerd, en volkomen
onmondig verklaard.
In deze donkere tijden zullen, bij alle holle frasen
van constructieve welvaartspolitiek, werkelijk construc
tieve krachten aangewend moeten worden om er door
heen te komen. Men zegt wel is waar, de kiezers
hebben uitspraak gedaan, maar het verschil is, dat zij
toen nog niet hun belastingbiljet thuis hadden gekre
gen. De volgende verkiezing zullen zij hun stem wel
anders uitbrengen
Wanneer spr. in de verkiezingsbiljetten der S.D.A.P.
leest, dat zij voorstanders zijn van een gezonde
gemeentepolitiek, dan wil hij opmerken, dat de finan-
ciëele politiek reeds zóó ziek is, dat binnenkort de
Rijks-chirurg zal moeten ingrijpen om den patient te
redden. Ook zijn het holle woorden als in diezelfde
strooibiljetten staat, dat de rechtsche kiezers hun
rekening wel thuis zullen krijgen op grond, dat bij
plaatsing van Leeuwarden in de 3de klasse der
Gemeentefondsbelasting, hetgeen rechts wilde, de
allerarmsten ook belasting moeten betalen, als men
ziet dat de partij, welke die biljetten uitgaf, vier
maanden later met hetzelfde voorstel komt. Het is
slechts een verschil in tempo en spr. gelooft, dat de
kiezers ook in dien zin zullen reageeren. Het beleid
van B. en W. nagaande, boezemt het naar spr.'s
meening niet veel vertrouwen in en op deze wijze
zal het tot een débacle moeten leiden. Als men ziet
dat de laatste restjes uit de bedrijfsbegrootingen en
zelfs uit de afschrijvingen zijn gehaald en dat de z.g.
reserve ad 521.000,— in slechts 2 jaren bijna is opge
teerd, dan moeten B. en W. wel over veel moed
beschikken om, na de fout van 166.000. die naar
spr. meent geen telfout is en in geen geval had mogen
voorkomen, nog van den Raad en de burgerij te
durven verlangen, dat zij hun vertrouwen schenken.
Dat B. en W. vorig jaar hebben gezegd, tijdig de noo-
dige maatregelen te zullen nemen om saneering te voor
komen, vindt spr. bijzonder sympathiek, maar hij moet
helaas constateeren, dat het altijd bij woorden blijft.
Technisch is Leeuwarden niet gesaneerd, maar prac-
tisch is men al veel verder. Er is spr. ten minste geen
gemeente bekend waar bij saneering de Regeering een
straatbelasting vaststelde boven de 4 terwijl men
hier reeds 6]/^ vraagt. En wanneer dan telkens
gezegd wordtregeeren is vooruit zien, dan rijst er
bij spr. twijfel of B. en W. wel daarnaar handelen,
omdat zij in de M. v. A. mededeelen geen beeld van
1937 te kunnen geven. Waar zij daartoe ook niet de
minste moeite hebben gedaan, vindt spr. dit beleid een
„op zien komen" spelen, hetgeen echter geheel in strijd
is met de woorden in punt 6 van de M. v. A„ waar
B. en W. zeggen te willen zijn een levend, leiding
gevend, dus scheppend, lichaam. Iets dat leiding geeft
kan echter niet futloos afwachten, maar moet maat
regelen treffen voor de toekomst. Door het beleid van
B. en W. zal juist het tegendeel van wat zij willen
bereiken, worden verkregen. Door de verzwaring der
lasten en door de intering zal het maatschappelijk leven
verdorren en het scheppend vermogen zal niets anders
zijn dan het scheppen uit de zakken der belastingbe
talers. Voorts heeft het college voor de verkiezingen
steeds als haar meening te kennen gegeven, dat Leeu
warden er nog wel aardig voor stond, dat de toestand
nog al rooskleurig was, terwijl later is gebleken dat
de begrooting een tekort vertoonde van 706.000.
Dat was dus het pover resultaat van vier maanden
Hij kan niet aannemen dat dit uit onkunde gebeurde,
èn hij mag niet zeggen dat dit uit onkunde geschied,
maar van beide heeft hij sterk den indruk. Dat de bur
gerij op een dergelijke wijze wordt ingelicht, acht spr.
niet fair.
Spr. moet dus constateeren, dat de profetie van
rechts is uitgekomen en al staan in den geleidebrief
schoone woorden over drastische bezuinigingen, aan
tasting van het economisch weerstandsvermogen der
maatschappij, enz., het begint z.i. op een va-banque-
politiek te lijken. De maatschappij schreeuwt om ver
mindering van den druk en men krijgt steeds zwaardere
lasten. De nood ook onder de zakenmenschen is zoo
groot, dat men er zich geen voorstelling van kan
maken. De heer Westra moest dat weten zijn wet
houderszetel wordt te duur betaald
De Voorzitter verzoekt den heer Praamsma zijn rede
af te breken. Hij stelt voor te pauzeeren en vraagt, nu
er vermoedelijk voorstellen zullen komen, deze zoo
spoedig mogelijk in te dienen, opdat de Raad en B.
en W. goed kunnen overwegen wat te doen.
Een voorstel van den Voorzitter om hedenavond te
vergaderen, wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Te 12.25 nam. wordt de vergadering geschorst.