Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936. heeft genomen in plaats van de werkelijk verbruikte hoeveelheden, lijkt spr. onjuist. Tevens heeft het spr. bij het Gasbedrijf getroffen, dat het aantal ziekte- en ongevalsdagen zoo groot is, terwijl hem bovendien niet duidelijk is, waarom men, nu men, naar hij meent te weten, menschen op wachtgeld heeft gesteld, een bedrag van 4750.op de begrooting heeft gebracht voor los personeel. Het antwoord dat spr. op deze vraag van den wethouder in de sectievergadering heeft gekregen, aan vaardt hij niet, omdat het onjuist is. Spr. dringt er op aan, dat B. en W. ten spoedigste een onderzoek in stellen. Komende tot de salarisverlaging, zegt spr., dat de houding van het college hem zeer heeft teleurgesteld. Terwijl de Regeering aan haar personeel een kinder toeslag uitkeert en in haar M. v. A. op het Verslag der Eerste Kamer i.z. Hoofdstuk I, zegt, dat zij haar aan dacht aan het belang van het groote gezin zal blijven wijden, verlangt zij hier voor het gemeentepersoneel een salarisregeling, die zoo is, dat een gemeentewerkman, hetzelfde werk verrichtende als een werkman in Rijks dienst, een heel ander inkomen heeft dan deze laatste. Zeker erkent spr. de bezwaren van financiëelen aard, maar hij had van het thans zittend college meer mede werking verwacht en hij schaamt zich des te meer, als hij ziet hoe vlug B. en W. in staat zijn geweest nog 50.000.uit de begrooting te halen. Dat ook de Raadsleden, die spraken van „loonsverlaging met een bloedend hart", spr. niet steunen, heeft hem teleurge steld. De S. D. A. P. moet toch erkennen, dat van een loondruk geen sprake was en dat de S. D. A. P. om principiëele redenen tegen kindertoeslag zou zijn, is niet juist. Men leze de uitspraak van Dr. Wibaut, die positief zegt, dat een kindertoeslag in sommige gevallen is te aanvaarden en ook de Voorzitter van het G. O. heeft een loonsverlaging verdedigd aan de hand van de loonen in het vrije bedrijf. Spr. betreurt het, dat de S. D. A, P. hier deze kwestie niet in dezen geest heeft bezien, want had de Regeering een kindertoeslag bij de tegenwoor dige loonen niet goedgekeurd, dan had men de zaak altijd nog eens weer kunnen bekijken. Spr. zal echter niet nalaten de belangen van de groote gezinnen te blijven behartigen. Voorts heeft het spr. gefrappeerd, dat, waar men in 1931 zeide den verpleegprijs per dag in het Stads-Zie- kenhuis niet uit te kunnen rekenen, men zulks thans met dezelfde boekhouding wel kan. Spr. zal er echter niet dieper op ingaan. Bij een onderzoek van den postbijdrage in de kosten van verpleging van armlastigen, welke spr. zeer hoog voorkwam, is het hem gebleken, dat er menschen wor den gesteund, die daarvoor eigenlijk niet in de termen vallen. Het lijkt spr. onjuist, dat de gemeente voor hen. die zich wel tegen ziekte kunnen verzekeren, maar zulks niet doen, 1.50 per dag toeslag op den verpleegprijs betaalt. Nu men op alles moet bezuinigen, moet men er naar spr.'s meening ook voor zorgen, dat de uitgaven daar terecht komen, waar ze behooren. Ten slotte vraagt spr. of in art. 8 sub c der verordening tot heffing van een straatbelasting, ook zijn begrepen de inrichtingen voor voorbereidend lager onderwijs. Het zou spr. spijten dat, indien de gemeente dit onderwijs zou afschaffen en men van particuliere zijde tot het stichten van bewaar scholen zou overgaan, die instellingen onder de straat belasting zouden vallen. Met de hoop, dat B. en W. aan de door hem naar voren gebrachte punten, en speciaal aan die t.o.v. de Gasfabriek, aandacht zullen schenken, besluit spr. zijn rede. De heer Van Kollem is door het verloop der discus sies niet erg bevredigd en meent, waar hij aanmerking heeft zoowel op de kwaliteit als op de kwantiteit der gehouden redevoeringen, dat ernstig overwogen moet worden, of een zekere rantsoeneering per fractie niet eens een punt van bespreking zou moeten uitmaken Niet vanwege het uitoefenen van critiek, zooals hier wordt opgemerkt, omdat critiek niet gebonden is aan het spreken van 1 Yi uur en langer, maar omdat op deze wijze, met of zonder opzet, wordt bereikt, dat de leden, die het laatst aan de beurt komen, zich moeten beperken Er is hier veel gezegd, wat niet zoozeer voor de Raads leden, maar meer voor de publieke tribune bestemd was en veel van wat vandaag is gezegd, kon den toets der critiek niet doorstaan. Zeer heeft het spr. tegengestaan dat er Raadsleden zijn, die door hun beschouwingen hier er toe medewerken in Leeuwarden een zekere paniek stemming te doen ontstaan. Men bedenke, dat men hier zit om het belang der gemeente Leeuwarden te be hartigen Tegenover de voorstelling alsof de straatbelasting een uitvinding zou zijn van de S. D. A. P., stelt spr., dat ook in vele gemeenten, waar de S. D. A. P. weinig en soms niets heeft te zeggen, een straatbelasting is ingevoerd en daar ernstige verdedigers telt onder afgevaardigden van de rechterzijdebovendien moet men deze belasting zien in het raam der noodzakelijkheden voor de ge meente, waar ze wordt ingevoerd en alleen daarnaar deze zaak beoordeelen. Wat betreft het wegvloeien van kapitaal, is het maar de vraag, of dit kan circuleeren, en dit kan geschieden door verschillende wenken, ge geven in het Plan van den Arbeid, in acht te nemen, en ook waar het geld heenvloeit. Van den heer Turksma acht spr. het niet een goede methode om cijfers, welke hij hier niet heeft voorgelezen, n.l. de aan te wenden bedrijfsreserves in plaats van een straatbelasting wèl door te geven aan de pers. Verder herleze de heer Turksma eens, wat hij zelf in een vergadering van den V. D, Bond heeft gezegd over zijn „bekwamen partij genoot Ritmeester, wiens capaciteiten en gezonde kijk op den toestand een garantie zijn en blijven voor een goed beheer". Spr. vindt dat pluimpje aan den heer Ritmeester uitstekend en heeft voor dezen in het alge meen ook zeer veel respect, maar hij acht het van den heer Turksma niet een verstandige manier van zaken doen om, wanneer diens partijgenoot iets doet, wat alle redelijke zakenmenschen doen n.l. de laatste reserves, uitsluitend voor die bedrijven, intact te houden om daarmee eventueele tegenslagen te bekostigen die reserves te willen opeten en dan maar te zien hoe het later komt. Spr. kan daar, evenals de weth. van Finan ciën, niet mee accoord gaan. De klanken over het inschakelen van particuliere ondernemers, die wel een zoodanige verantwoordelijk heid zouden hebben, dat zij wel goede maatregelen zullen nemen, krijgt men hier bij elke belangrijke zaak terug. Maar bij de aanbesteding onlangs van een groot stratenplan hier is, zooals spr. betoogt, geen reclame gemaakt voor het inschakelen van particuliere onder nemers, omdat die niet, door een kleine verhooging van den prijs, onze ingezetenen hebben ingeschakeld, maar het werk thans door werkkrachten met oncontroleerbare loonen laten uitvoeren. Spr. meent dat de A. R. fractie, als zij het bij de rede voeringen van de heeren Feitsma en Algera had ge laten, zichzelf geen kwaad zou hebben gedaan. De opzet van de rede van den heer Algera die spr. met ge noegen heeft beluisterd kan men, al is men het niet met hem eens, respecteeren en maakt het tot een aan gename taak met hem te discussieeren. Met betrekking tot de tegenstelling, die de heer Algera heeft geschapen tusschen den heer Matthijsen en spr.'s fractie, merkt spr. op, dat het werkje „In het jaar XIV" is geschreven om een zeer scherpe tegenstelling te geven tusschen het fascistisch bewind en het bewind in een democratisch land. Spr. heeft een hekel aan citaten, omdat men daar alle kanten mee uit kan, maar onder aanhaling van enkele zinsneden uit genoemd werkje, die z.i. pleiten voor de objectiviteit van den schrijver, betoogt spr., dat deze dus uitsluitend wil laten uitkomen, dat in het land Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 45 Voortzetting der vergadering op Woensdag 5 Februari 1936. van Mussolini een geweldige reclame wordt gemaakt voor z.i. groote objecten o.a. z.g. autostrades, die echter niet mooier zijn dan een middelmatige asphaltweg hier terwijl de Nederlandsche Regeering daar niet zooveel drukte over maakt, en dat hij erkent, dat het in vele landen nog slechter gaat dan in Nederland. Dat het standpunt van de S. D. t.o.v. de autonomie slechts gegrond zou zijn op utiliteitsoverwegingen, be strijdt spr. ten sterkste. Hij verwijst daartoe naar het Partijprogram, naar een onlangs gehouden rede van Dr. Van den Berg en naar het Crisisprogram voor de Raads verkiezingen 1935, waarin aan het slot van het hoofd stuk over Autonomie staat„Bij de verdediging van het kostelijk nationaal goed de autonomie der gemeenten, verbonden aan de democratische bestuursvorm, staat de sociaal-democratie in Nederland vooraan." Spr. ver zoekt den heer Algera zijn meening in dezen geest te herzien. De heer J. Koopal, die hier een eenigszins uitzonder lijke positie inneemt, kan zijn ideeën wel gemakkelijk naar voren brengen en daarmee volstaan, omdat hij, uit hoofde van zijn principieele verklaring, dat hij in geen enkele commissie en niet alleen niet in de Straf- commissie, waarom zijn verklaring van hedenmorgen geen zin heeft aan de voorbereiding van zaken wil meewerken, alle verantwoordelijkheid van zich af schuift. Op zijn bespreking van het Plan van den Arbeid komt spr. straks nader terug. Wat de heer Praamsma over Leeuwarden heeft gezegd, was niet alleen, zooals de heer Hellema zei, op het kantje af, maar zelfs niet heelemaal in orde hij gaat daar niet geheel mee vrijuit. Als men hier zit om het belang der gemeente te behartigen, dan zijn uitdrukkingen, dat het hier een failliete boedel is en dat Leeuwarden insolvent is, niet alleen strijdig met het belang van Leeuwarden, maar ook niet juist, want onze gemeente is een van de steden, die vandaag den dag nog aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Spr. geeft den heer Praamsma, die als nieuw lid nog een beetje geschaafd moet worden, in overweging, zijn woorden beter te kiezen, omdat deze ook naar buiten gaan en ook tegen Leeuwarden kunnen worden uitge buit. Een ander voorbeeld van zijn wijze van pole- miseeren geeft de heer Praamsma, door boudweg te beweren, dat er op G. W. bijna niet bezuinigd is, terwijl hij, wanneer hij niet alleen deze, maar ook de vorige begrooting had doorgewerkt, had kunnen zien, dat er vanaf 1931 tot heden 50 op G. W. is bezui nigd. Nóg een eigenaardige gewoonte, die hij absoluut moet veranderen, is, dat hij de opmerkingen, welke hij hier heeft gemaakt over de Gemeentereiniging, in de begrootingsvergadering van de Comm. voor de G. R. niet heeft gemaakt, hoewel het daar de plaats was. T. o. v. de afschrijvingen, waarover hij daar wèl heeft gesproken, heeft spr. den stellingen indruk gekregen, dat de heer Praamsma, na bekomen inlichtingen, daar mee accoord ging, want hij heeft, toen het advies naar B. en W. ging, niet meegedeeld, dat hij een ander standpunt innam. Voor de woorden van den heer Hellema, dat aan dezen kant wordt begrepen de volle verantwoorde lijkheid om de huishouding van Leeuwarden in stand te houden en goed te doen slagen, kan spr.'s fractie erkentelijk zijn, maar deze heeft ook verleden jaar, toen na den feilen aanval van rechts en V.B. de oegrooting in gevaar werd gebracht, haar zuiver demo cratisch standpunt, gespeend van demagogie, getoond. Het idee van den heer Hellema over verlaging van presentiegeld zou spr. ofschoon het goed gemeend is willen laten rusten, omdat hij het ziet als niet reëel, waar niet alleen de Raadsvergaderingen maar ook de commissievergaderingen en het lidmaatschap van een stembureau beslag leggen op den tijd van de Raadsleden. Den heer Wiersma maakt spr. duidelijk, dat de door den heer Molenaar genoemde percentages uitsluitend zijn gebaseerd op het stemmenaantal der 3 partijen, die hier in de Regeering zitten en op dat van de oppositie, dus met verwaarloozing van het aantal stemmen op de Kath. democraten en ook op dat van de C. D. U. Om de stemmen van de C. D. U. te tellen bij die van de A. R. zou den heer Wiersma waarschijnlijk ook niet bevallen, als spr. slechts herinnert aan een mani fest van de A. R., waarin de C. D. li. wordt genoemd een aanhangwagen van de S. D. A. P. en „Wie een C.D.li.-er stemt, stemt feitelijk een S.D.A.P.-er of nog erger." Tenzij de heer Wiersma den heer Posthuma als een invloed ten goede bij zijn fractie wil rekenen. Het medelijden van den heer Wiersma met de werklieden in verband met de verlaging van hun loonen is wel wat laat gekomen, als spr. denkt aan het wasch- lijstje van de fractie van den heer Wiersma van verleden jaar toen door den heer Ritmeester uiteen gerafeld waarin ook zonder meer was opgenomen een korting op de loonen en salarissen van 72.000. En wat betreft de citaten van den heer Wiersma waarmee men moet oppassen omtrent het Plan van den Arbeid, acht spr. het gelukkig dat ook anderen die artikelen hebben gelezen. De toestand t.o.v. de radio-distributie is zeer veel veranderd bij vroeger door de oprichting van de N.O. Z.E.M.A., een maatschappij, waarvan de Staat 60 der aandeelen in handen heeft en ieder der omroep- vereenigingen 10 Volgens haar statuten kan zij zich ook met de radio-distributie bemoeien. Een voor stel op de algemeene vergadering van den Bond van Exploitanten van Radio Centrales (B.E.R.C.) om 2.50 per aangeslotene aan de omroepvereenigingen te beta len, is afgestemd. Met den heer Wiersma is spr. van meening, dat men den goeden tijd, die er is geweest, waarschijnlijk voorbij heeft laten gaan, maar het is nog niet te laat, want in 1937 loopt de concessie, die de exploitanten van den Staat hebben, af en ook zijn zij afhankelijk van de gemeente, in verband met de opzeg bare vergunning om draden boven gemeentegrond te hebben. Op het oogenblik zijn er in Leeuwarden 3500 aansluitingen a 26.per jaar, wat dus een bedrag van 91.000.per jaar opbrengt. Naar spr.'s meening is het, vóórdat in 1937 de concessie afloopt, de laatste kans van de gemeente om de concessie in handen te krijgen of eventueel het bedrijf over te nemen. Spr. wijst op de gunstige resultaten daarvan in andere gemeenten in Arnhem is dit bedrijf een van de kurken, waarop de begrooting drijft. In verband met de ont vangen toezegging omtrent het leggen van draden, als antwoord op zijn vraag bij het voorstel omtrent het Politiebureau of de alarminrichting niet kon worden gecombineerd met de radiodistributie, geeft spr. B. en W. in overweging bij het bekijken van dit ernstige vraagstuk kennis te nemen van de voorgenomen, buiten gewoon mooie, oplossing te Schiedam, waar de ge meente bij inschrijving het radio-distributiebedrijf zal verpachten aan particulieren, die tegen een abonne mentsprijs van niet meer dan 50 cent per week of 2.per maand 5 stations zullen moeten doorgeven en per aangeslotene aan de gemeente een vergoeding zullen moeten betalen, terwijl de gemeente het recht houdt, het bedrijf over te nemen en o.a. ook in aan sluiting van politie en brandweer aan het net wordt voorzien. In aansluiting hierop zou spr. willen ondersteunen hetgeen de heer Hellema aangaande de radiostoringen heeft gezegd. De radio heeft zoo n groote vlucht geno men, dat het z.i. op den weg der gemeente ligt, maat regelen tegen deze storingen te nemen. Er is hier toch een verordening, welke verbiedt radiostoringen te veroorzaken en spr. wijst op de verplichting om hoog- frequentietoestellen van afschermapparaten te voor zien. Spr. zou gaarne zien, dat de gemeente een opspo ringsdienst in het leven zou roepen om dit euvel tegen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 19