60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. bedoeling is om dit jaar precies na te gaan hoe deze belasting zal functionneeren en waar de onbillijkheden zitten, ook willen zij wel toezeggen, dat zij de systemen in andere gemeenten zullen bestudeeren, om daardoor te komen tot de vraag, of de zaak hier op een andere wijze moet worden geregeld. Spr. is daar angstig voor, maar, zoo noodig, zullen B. en W. bij de volgende be grooting met voorstellen komen. Het verwijt van den heer Wiersma, dat de V. D. het vorige jaar tegen straatbelasting waren en nu, bezweken voor den drang van de S.D.A.P., hebben toegegeven, geeft blijk van een zeer onjuiste visie op de zaak, omdat wij alleen door den economischen toestand hiertoe worden gedwongen. Wanneer de heer Wiersma c.s. dit het vorige jaar hadden moeten doen, waren zij toch ook niet bezweken voor den aandrang van de S.D.A.P. Deze partij moet, evenals wij allen, den weg terug. Laat men het apprecieeren, dat zij zich daar niet aan onttrekt, en dergelijke verwijten niet naar voren brengen. Den heer Hellema zegt spr. gaarne toe, dat B. en W. op de werking der belasting het oog zullen houden en bij gebleken noodzakelijkheid met nadere voorstel len zullen komen. Op een enkel punt de voetsporen van den heer Algera drukkende, merkt spr. op, dat de meerdere op brengst door de opcentenverhooging en de nieuwe classificatie niet gesteld moet worden op 44.000. maar op ruim 64.000.Waarom de belastingop brengsten zoo sterk verder achteruit zullen gaan, is spr. niet duidelijk; het tekort op de begrooting 1935 zal zeker aanmerkelijk minder zijn dan dat op de begrooting 1934, terwijl men toch zeker mag aan nemen, dat in 1937 door het te graven kanaal en werk zaamheden in de gemeente er werkverruiming zal ont staan, die haar gunstigen invloed op de begrooting van M. H. zal doen gevoelen. Bij onveranderde handhaving van de Wet op het Werkloosheidssubsidiefonds en de daarop betrekking hebbende regeling zal in verband met de belasting capaciteit op een meer-ontvangst van ruim 40.000.— kunnen worden gerekendhet zijn echter bedragen, waarop geen berekening kan worden gebaseerd, ter wijl ook niet bekend is, welk resultaat de invoering van den factor armenzorg met inbegrip van de voor zieningen terzake van de werkloosheid in de Fin. Verhoudingswet voor onze gemeente zal hebben. Het Vaste lasten-ontwerp zou, zoo zegt men, nadee- lige financieele gevolgen voor de gemeente hebben. Maar het is niet zeker hoe daarin de vaststelling van de huurwaarde en van de erfpachtswaarde zal plaats hebben en spr. veronderstelt dat, als het ontwerp wet is, het zeer waarschijnlijk op de huurwaarde der ge meentewoningen niet van grooten invloed zal zijn. Overigens is het voor Regeering en Kamers wel ge makkelijk een dergelijk ontwerp aan te bieden en aan te nemen, maar de gemeenten moeten het uitvoeren en als men daardoor hier komt te zitten met een groot nadeelig saldo, kan men daar B. en W. geen verwijt van maken, maar is dat een gevolg van de regeling, getroffen door den Rijkswetgever. Spr. berekent de mindere uitgaaf, door verlaging van de rente, bedoeld in art. 205 der L. O.wet, op 7071.85, de mindere ontvangsten daardoor van andere gemeen ten op 810.57 en de mindere uitgaven aan buiten gemeenten op pl.m. 175. zoodat de door den heer Terpstra bedoelde meevaller een bedrag van 6500.— beloopt, dat aan den reservepost ten goede kan komen. Van het schrikbarend vele, dat hier speciaal op het hoofd van den weth. van Fin. is neergekomen, was spr. een oogenblik ontdaan, niet zoozeer door de feiten want als die juist zijn, kan men zich er niet tegen verzetten maar meer door den toon die hem minder juist is gebleken. Spr. wil daar nu niet meer van zeggen wien de schoen past, trekke hem aan. Met den heer Feitsma is spr. het eens, dat het col lege van B. en W. geen gemakkelijke taak heeft, vooral nu de moeilijkheden door den toestand in de gemeente worden vergroot, maar men zal er dan toch met zijn allen moeten zien te komen. Het nihilistische standpunt van den heer Dresselhuijs bemoei je niet met de heele zaak en ga stil hopen, dat er een Rijks accountant komt, die hier de zaak wel zal opmaken, zal, naar spr. hoopt, niet door andere leden worden gedeeld. Men moet de feiten onder de oogen durven zien. Komende tot de beantwoording van enkele sprekers inzake kleinigheden, zegt spr., dat de heeren Van Kollem en Wiersma gelijk hebben, dat in 1937 de vergunningen t.a.v. de radio-distributie zullen afloopen. maar een andere vraag is of deze vergunningen, waar op de betrokkenen toch een zeker moreel recht kunnen doen gelden, zonder meer kunnen worden ingetrokken en aan de gemeente worden verleend. Voorts wijst spr. op de waarschijnlijk lager wordende winst bij die bedrijven en de lastiger invordering van de gelden, wanneer de gemeente de distributie in handen heeft. De heer Praamsma wil de gemeentebedrijven opruimen en alles aan het particuliere initiatief overlaten, maar daartegenover wil de heer Wiersma een gemeentelijk radio-distributiebedrijf inrichten. B. en W. zullen die zaak nader bezien, maar laten die heeren eerst samen die principieele kwestie maar eens uitvechten. Den heer Terpstra, die vermindering van de af schrijvingen niet de juiste manier acht om meer inkom sten te krijgen, verwijst spr. naar de begrootingsrede van den A. R. weth. van Fin. Visser in Groningen, die daarbij met kracht en klem vermindering van afschrijvingen voor alle bedrijven heeft verdedigd. En is niet een afschrijving van 31.000.in 6 jaar op een gebouw van 50.000.aan het abattoir een pres tatie Dan is er niets tegen om van de gewone af schrijving van 5000.— dit jaar 2500.— te maken. De afschrijvingen op de auto's waarvan vele prac- tisch niet meer te boek staan worden algemeen teruggebracht tot het op grond van de practijk vast gestelde percentage van 8 voor de Faunwagens. Aan de hand van de verordening is dit ook best te ver antwoorden; het is een achteruitgang, maar welke han delsman zou in gelijke omstandigheden anders doen Wat betreft de benoemingen durft spr. gerust te zeggen dat, voor zoover hij het kan beoordeelen. er geen sprake van is dat er met politieke richting reke ning wordt gehouden, maar dat de capaciteiten boven alles gaan. Spr. herinnert slechts aan de benoeming van den heer Van Es (van rechtsche richting) nog wel aan een openbaar gymnasium, van den heer Melot, die Kath. is, terwijl er ook rechtsche menschen in het Bestuur van M. H. zitten. Men mag niet zeggen, dat er bij dergelijke voordrachten en benoemingen één categorie wordt uitgeschakeld. Met de kwestie-Eriks was de heer Terpstra er absoluut naast. Het was de moreele plicht van den Raad om den heer Eriks, die belangeloos jaren en jaren zijn krachten in de Comm. van toezicht heeft gegeven, wéér te benoemen. Men moet deze zaak niet overdrijven en geen verkeerde voorstellingen vormen. Wat hier is gezegd, moet spr. onvoorwaardelijk en beslist afwijzen B. en W. staan niet op dat standpunt en spr. wenscht niet op dat standpunt te staan. Moeten B. en W. verder in het duurst van den tijd, wanneer verschillende groote leeningen (Utrecht, Gel derland, Rijksleening) niet worden volteekend, worden uitgenoodigd de vlottende schuld te consolideeren Is dat den financieelen toestand van Leeuwarden bevorde ren Spr. betoogt, dat Leeuwarden nog gunstig bekend j staat aan de geldmarkt, ondanks het feit, dat de heer Praamsma onze gemeente insolvent heeft genoemd. B. en W. zullen als de tijd gunstig is om te consoli deeren, zeker niet langer afwachten, maar thans is Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 61 Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. die tijd niet gunstig. Met zijn rede ,,Ken Uw stad en heb haar lief", in Maart 1935 gehouden voor de V. D. Kiesvereeniging, heeft spr. practisch gesproken een wandeling door de stad gemaakt, om te laten zien, wat hier niet alleen door de gemeente, maar ook door particulieren in 8 jaar tijd is tot stand gebracht. De 2millioen, die hier in dien tijd is verbouwd, vormde een zeker Plan van den Arbeid en toont aan, dat hier steeds de drang is gevoeld naar werkverruiming en verbetering. Maar die schuldenzoo zegt mevrouw Van Dijk. Spr. wijst er echter op, dat daarvan een zeer groot deel is betaald. Van de kosten der straten ad 716.000.— is uit het stratenfonds reeds 381.000.—, waarvoor men jaren en jaren had kunnen leenen, direct betaald. Bovendien moet men B. en W. niet verwijten dat de schulden iets zijn vermeerderd, omdat er tegen het voteeren der gelden vrijwel nooit eenig verzet is ge weest. De Raad zelf heeft het gedaan, meestal met algemeene stemmen. Overigens loopt het ook nog wel wat mee. De gewone schulden bedroegen op 1 Jan. 1936 8.900.000. waarvan 5.238.000.— kwam voor rekening van de winstgevende bedrijven, zoodat wij op dit oogenblik feitelijk 3.700.000.— schuld hebben. En wil men die van ruim 4 millioen voor de volkshuisvesting er bij tellen, dan wijst spr. op wat indertijd de minister en de R.K. heer Van Lanschot in de Eerste Kamer hebben gezegd, n.l. dat men dan ook moet rekenen alle bezit, dat in den woningbouw zit. Het verwijt van mevrouw Van Dijk, dat de beta ling van de schulden wordt verschoven naar de toe komst, is dus buitengewoon ongemotiveerd en ook verder zijn er totaal geen bezwaren voor de gemeente. Spr. is zich verder niet bewust, dat er sprake is, dat men zelfs het stratenpotje zou willen aansprekenB. en W. zouden daar althans niet aan meewerken. Den heer Praamsma antwoordt spr., dat de pensioen lasten, die voor rekening van de gemeente komen en thans 88.000.— bedragen, inderdaad in den loop der jaren tot 120.000.kunnen oploopen, doordat men in 1913 heeft gemeend, niet de zware lasten, verbon den aan het inkoopen in het Pensioenfonds op zich te moeten nemen. Dat den heer Turksma de laatste jaren zou zijn geleerd de reserves op te maken, valt nog al wat mee behalve in 1935 zijn toch allen hier eensgezind geweest om de belastingreserves te gebruiken. Met uitdrukkingen, dat men den ambtenaren bij hun opvoeding zuinigheid moet leeren, moet men wat voor zichtig zijn. Spr. heeft toch den indruk gekregen, dat werkelijk de ambtenaren, en den directeur van G. W., wil hij mede om de aanvallen op dit bedrijf speciaal noemen, hun uiterste best doen om de lasten voor de gemeente zooveel mogelijk te beperken. Daarom is het zoo uiterst moeilijk op dit oogenblik gevolg te geven aan voorstellen, die op dit punt nog verdere eischen stellen, ook aan het idee van den heer Hellema, die verschillende uitgaven met 10 wil verlagen. Dat moeten wij op het oogenblik niet doen. Waar echter bij de verificatie van de bedrijven niet alleen zal wor den gelet op de cijfers, maar ook of er werkelijk efficient wordt gewerkt en B. en W. daarbij aan deze posten ernstig hun aandacht zullen wijden, zegt spr. den heer Hellema toe, dat op dit punt de zaak in orde komt. Op de vragen van den heer Praamsma over het huurverlagingsfonds deelt spr. mede, dat door con versie van indertijd bij het Pensioenfonds gesloten geldleeningen op de rente winst is gemaakt tot een bedrag van 11.876.25. Dit bedrag moet volgens de voorschriften doorbetaald worden door de vereenigin- gen, wier exploitatierekeningen er mee worden belast. Het Rijk betaalt in het tekort en de gemeente J4 deel, dus van voornoemd bedrag 2969.06. Dit be drag is opgenomen onder volgno. 298. Voor het ontvangen van meerdere inlichtingen loope de heer Praamsma eventueel even bij spr. aan. Spr. begrijpt feitelijk niet dat op dit oogenblik over de kwestie met Leeuwarderadeel zooveel stof wordt opgeworpen. Met den Voorzitter is spr. het eens, dat Leeuwarderadeel parasiteert op Leeuwarden. In 1930 telde Huizum 815 forensen en thans zijn het er nog meer, die hun geld in Leeuwarden verdienen en in Leeuwarderadeel hun belasting betalen. Leeuwardera deel zegt nu dat onze financiën zooveel minder zijn dan de hare, maar deze voorstelling is niet zuiver, ook niet op een ander punt, waartoe ook de heer Terpstra zijn steentje heeft bijgedragen, toen hij bij de straat belasting verwees naar die belasting in Leeuwardera deel. Want daar is in 1934 een netbelasting inge voerd, die 19.000.— opbrengt en naar de belastbare opbrengst van gebouwd en ongebouwd wordt bere kend. Men mag het college geen verwijt maken over den toestand in Leeuwarden, maar dit zeker niet als argument gebruiken. Overigens is spr. er niet bang voor dat per slot van rekening, om de vereeniging van twee gemeenten tegen te houden, de belastingen het juiste argument zouden zijn. Spr. antwoordt den heer Balk, dat B. en W. de kwestie omtrent de muntgasverbruikers aan een ernstig onderzoek zullen onderwerpen. Hij krijgt ook den in druk, dat het anders moet en dat men juist voor die menschen iets moet doen. De heer Balk is er jaren over bezig geweest; hij heeft verdiend, dat er op dit punt iets gebeurt. T.a.v. de woningmarkt deelt spr. mede, dat bij het Woningbedrijf op 1 Febr. 35 woningen leeg stonden tegen verleden jaar 18. Voor de Ver. voor Volkshuis vesting zijn deze cijers 12 en 6, voor St. Joseph 2 en 0. De andere vereenigingen hadden geen woningen leeg staan. Wat de bedrijven betreft, is de toestand zonder eenigen twijfel gunstig, zoodat wij kunnen blijven ho pen, dat het inderdaad op den duur niet veel minder met onze gemeente zal gaan. Het beleid van B. en W. komt tot uitdrukking in deze begrooting. Wil men dit niet goedkeuren, het zij zoo, maar dat mag voor het college geen reden zijn om de instellingen, die het van groote en blijvende be- teekenis voor Leeuwarden acht, niet dan in uitersten nood op te geven. De gemeente Leeuwarden moet een goede toekomst tegemoet gaan. Dat kan, zooals het nu is, en dan zal Leeuwarden ook door vereeniging met Leeuwarderadeel kunnen opbloeien tot een groote ge meente in den geest als Groningen. Wij staan voor groote moeilijkheden en de toekomst is somber, maar niet zoo somber als men ons hier wil doen gelooven. De heer Algera heeft gesproken over de toekomst en formuleerde het beleid van B. en W. zoo, dat men getracht heeft iedere begrooting op zich zelf genomen sluitend te maken, maar dat men te weinig pogingen heeft gedaan om het beeld voor volgende jaren te be ïnvloeden door perspectief-bezuinigingen. Spr. heeft echter van 1931 af met cijfers aangetoond, dat wij niet anders doen. Bij de begrootingsvergaderingen waren sommige Raadsleden steeds eenige jaren vooruit, men kreeg wel eens den indruk, het kon hun niet vlug ge noeg slecht gaan. De practijk heeft geleerd, dat alle toekomstbeschou wingen worden teniet gedaan door de maatregelen door de Regeering genomen, als gevolg van den slechten economischen toestand. Hoort men thans de Regeering spreken over 1938 en heeft men tot dusverre gezien dat eenige beschouwing over sluitend maken van Neder- landsche of Indische begrootingen is uitgekomen? Weet men wel dat, om slechts enkele gemeenten te noemen, Arnhem, waar nog niet zoo heel lang geleden de heer Smeenk weth. van Fin. was, voor een tekort van meer dan 1 millioen zit, dat Zwolle 450.000.— aanvraagt, Alkmaar 4 ton, dat Rotterdam 17 millioen te kort komt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 27