62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. en ook Amsterdam er niet kan komen zonder Regee- ringssteun Spr. behoeft niet in debat te treden over den tech- nischen of formeelen zin van saneering. Als wij binnens kamers dat onderscheid gingen maken en dan den Raad gingen voorlichten op de wijze als men veronderstelt, zou dat, om een zacht woord te gebruiken, weinig correct zijn. We kunnen geen voorspellingen doen, we hebben er reeds de aandacht op gevestigd, dat de werking van het Werkloosheidssubsidiefonds door art. 10, 2e lid. is beperkt tot de jaren 1935 en 1936 en we dus totaal niet weten wat ons op dat gebied voor 1937 en vol gende jaren te wachten staat. Toch vraagt en vraagt men maar. Spr. heeft zich vroeger wel laten verleiden daarop in te gaan en zoo verleden jaar gezegd met de saneering duurt het nog wel 10 jaren. Hij had toen het woord „tien" beter door „eenige" kunnen vervangen, dan had men hem nu niet kunnen vangen. De bedoeling van B. en W. is, den Raad zoo volledig en juist mogelijk voor te lichten, maar juist t.o.v. deze geheele zaak gaat het om samen werking. Men zegtgij moet een geheel andere richting uit gaan; wanneer gij alles en alles weg doet, dan ont komt gij aan saneering. Maar, zegt spr., dan zijn wij al gesaneerd, want de saneeringsvoorwaarden zijn min der sterk, dan men op dit oogenblik hier van ons eischt. Opheffing van het bewaarschoolonderwijs zal volgens die voorwaarden alleen noodzakelijk zijn, voor zoover het Ministerie het noodzakelijk vindt. Tegenover het beroep op Min. Slotemaker de Bruine, die van het ge meentelijk bewaarschoolonderwijs niets wil weten, stelt spr. dat in 1920 Min. De Visser, de man, die de L. O.- wet heeft gemaakt, een geheel hoofdstuk heeft gewijd aan het bewaarschoolonderwijs, overging tot het aan stellen van inspectrices daarvoor en de bedoeling had het (ook het bijzonder-) te subsidieeren. In verband met 's lands financiën is dat niet doorgegaan, maar het principe lag vast bij Min. De Visser. En hij, die zoo veel voor het bewaarschoolonderwijs voelde, was iemand van rechtsche richting. Spr. kan zich voorstel len, dat men van dien kant in uiterste noodzaak komt met een voorstel tot opheffing. Maar waarom die 852 kinderen, die in de gezinnen altijd eenigen last veroor zaken, niet te sparen en ze niet te laten waar ze zijn 7 Een dergelijk voorstel acht spr. buitengewoon ongemo tiveerd en onjuist. Men heeft gezegd, dat men wil samenwerken. De heer Dresselhuijs heeft in de sectie niet anders dan over samenwerking gesproken. Maar toen hij hier zijn rede hield, was hij niet dezelfde man. Tot wien moet spr. zich nu wenden, tot den man in de sectievergadering of tot den man hier En spreekt men van rechts over samenwerking, dan zegt men hier is een serie eischen; als gij die inwilligt, dan zijn wij tot samenwerking be reid. Dat is echter voor spr. c.s. een soort zelfmoord, omdat zij voor het openbaar onderwijs evenveel voelen als rechts voor het bijzonder onderwijs. Wanneer gij, aldus spr., het openbaar onderwijs aantast niet om dat onderwijs dan geeft gij ons kind een klap in het aangezicht en of gij dat uit liefde doet of uit haat, het is toch een klap, dien het niet overleeft. Daarom moeten wij ons daartegen in dit stadium krachtig verzetten. Er zijn oogenblikken geweest, dat wij wel konden samen werken. Nu komt gij echter steeds met die merkwaar dige voorstellen, al zullen die straks wel grootendeels worden afgewezen. Is dit werkelijk de goede manier van samenwerken Leeuwarden is nog geen failliete boedel. Spr. heeft gehoord, dat degene, die daarover heeft gesproken, ook heeft gezegd: wij kunnen het voor 1937 nog wel houden. Welnu, wanneer wij de uiterste krachten inspannen en dan allen met elkaar, dan kun nen en moeten en zullen wij het houden. Daarom doet spr. een beroep op den Raad om de begrooting, zooals zij hier ligt, aan te nemen. B. en W. hebben nog steeds de overtuiging, dat zij het juiste en goede spoor volgen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Te 3.50 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 4.15 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van Gemeentewerken, zooals die bij Nota van wijzigingen (bijl. no. 10 van 1936) is gewijzigd. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter antwoordt op een vraag van den heer Terpstra, dat er geen bezwaar tegen is dat, hetgeen niet bij een bepaalden post kan worden ondergebracht, in het algemeen wordt gezegd. Het is echter niet de bedoeling bij elke begrooting uitgebreide algemeene beschouwingen te houden. De heer Terpstra heeft het woord gevraagd om een afschuwelijk misverstand te voorkomen. Spr. heeft wel geen opdracht van zijn fractie ontvangen, maar hij ge voelt zich verplicht zijn eigen houding en die van zijn fractie t.o.v. Gemeentewerken zuiver te stellen. Dat spr. c.s. bezwaren hebben tegen bepaalde posten moet niet worden beschouwd als wantrouwen in het beleid van B. en W. of van den directeur van G.W. Het is alleen dat zij, met het oog op de begrooting, meenen. dat op sommige posten moet worden bezuinigd, hetgeen niets met vertrouwen of wantrouwen te maken heeft. En wordt soms iets gezegd, dat enkelen niet welge vallig is, elk vogeltje zingt zooals het gebekt is. De beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Gewone Dienst. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 98 104 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 105. Uitgaven in verband met het onder houd van het Stadsverzorgingshuis 4.020. Hierbij wordt aan de orde gesteld het voorstel Praamsma—Van der Schoot sub l, om het schoonma ken der glasruiten publiek aan te besteden. De heer Van der Schoot sluit zich volkomen aan bij hetgeen de heer Terpstra zoo juist heeft gezegd. De j bedoeling van dit voorstel is ook niets anders dan te trachten de uitgaven tot zoo klein mogelijke bedragen terug te brengen. Spr. c.s. nu zijn van meening, dat aanbesteding goedkooper zal zijn. De heer Molenaar vraagt, of de heeren hun voorstel handhaven, nu de weth. v. O. W. heeft uiteengezet, dat aanbesteding duurder zal zijn. De heer Terpstra heeft reeds in de Comm. v. O. W. gezegd, dat hij waarschijnlijk bezwaar zou maken tegen de nieuwe bad-installatie in het Stadsverzorgingshuis, Spr. erkent, dat een verbetering noodzakelijk is, maar hij vreest, dat men, wanneer de tijdsomstandigheden iets gunstiger worden, toch tot een algeheele verbete ring van het Stadsverzorgingshuis zal overgaan. Al heeft hij op dit bezwaar tot antwoord gekregen, dat reeds met een eventueele vernieuwing rekening zal worden gehouden, hij denkt dat dat wel faliekant zal uitkomen. Hij zou daarom willen voorstellen, het hier Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 63 Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. voor uitgetrokken bedrag te besteden voor een verbe tering, welke absoluut niet kan worden uitgesteld, n.l. de gedeeltelijke verbetering van het Wilhelminaplein. Op de vraag, welk verband er tusschen deze posten bestaat, zegt spr., dat er alleen een financiëel verband is. Naar zijn meening kunnen de 2830.nuttiger worden besteed, dan thans wordt voorgesteld. De heer Van der Schoot vraagt, of hier ter stede wel eens een aanbesteding van het schoonmaken der ruiten is gehouden. Men zou dan een beteren kijk op deze kwestie hebben. Wat den toestand van het Wil helminaplein betreft, dringt spr. met klem op verbete ring aan en hij zal daarom het voorstel van den heer Terpstra steunen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan, in verband met het idee van den heer Hellema om verschillende posten met 10 te verlagen, niet bepaald meegaan met het voorstel om het schoonmaken der glasruiten particulier aan te besteden, maar zij verzoekt wel B. en W. om extra op dezen post te letten. De heer Hooiring vraagt, of de heer Terpstra de bad-installatie in het Stadsverzorgingshuis zelf in oogenschouw heeft genomen. Het bedrag, dat de heer Terpstra wil besteden voor de verbetering van het Zaailand, is naar spr.'s meening daarvoor zoo miniem, dat dit het offer, dat daarvoor moet worden gebracht, n.l. het achterwege laten van de verbetering van de badinstallatie, niet rechtvaardigt. Spr. raadt den heer Terpstra aan alsnog een kijkje te nemen. De heer De Boer (weth.) herhaalt hetgeen hij reeds heeft gezegd, n.l. dat men tot voor kort bij G.W., werk als het schoonhouden der ruiten, enz., aanbesteedde, doch dat men daarvan is terug gekomen, omdat men daardoor duurder uitkwam. Nu de begrooting van G.W. belangrijk is besnoeid, kan dit werk heel goed door eigen personeel geschieden. Bovendien gebeurt het dan beter. Wat de badinstallatie in het Stadsverzorgingshuis betreft, deze is zeer primitief en het is noodig dat daarin verandering komt. Dezen post te schrappen ten behoeve van de verbetering van het Wilhelminaplein, heeft naar spr.'s meening geen zin, omdat de verbetering daarvan wel minstens 30.000.zal kosten. Een bedrag van 2830.— heeft daarop absoluut geen invloed. De verbetering van de badinstallatie zit geheel vast aan de geheele verbetering van het Stadsverzorgings huis. Er zal niet eerder mee worden begonnen, dan na dat die plannen vaststaan. Dit jaar kan echter de ge heele verbetering van het Wilhelminaplein, hoe nood zakelijk ook, niet op de begrooting worden gebracht. De zaak is echter in onderzoek en komt nog bij den Raad terug. De heer Terpstra zegt, dat de verklaring van den wethouder een averechtsche uitwerking heeft. Spr. had gedacht, dat deze hem zou hebben overtuigd, dat de verbetering van de badinstallatie noodiger was dan die van het Wilhelminaplein, maar uit hetgeen de wethou der heeft gezegd, moet spr. opmaken, dat het nog wel een tijdje zal duren voordat de badinstallatie klaar is. Waar spr. nu van meening is, dat met de verbetering van het Wilhelminaplein geen dag en geen uur meer mag worden gewacht, zal spr. de vrijheid nemen straks een post ter verbetering van het Wilhelminaplein voor te stellen. De heer Muller is ook van oordeel, dat een verbe tering van het Wilhelminaplein dringend noodig is, maar hij acht het niet juist deze zaak te verbinden aan de badinstallatie van het Stadsverzorgingshuis, welke z.i. even noodzakelijk is. Waar men van menschen, die er verstand van hebben, hoort dat deze verbetering noodig is, moet men aanvaarden, dat deze post wel gewettigd is. Wat het Wilhelminaplein betreft.... De Voorzitter verzoekt den heer Muller zich thans alleen bij het Stadsverzorgingshuis te bepalen. Het Wilhelminaplein komt nog nader aan de orde. De heer Van der Schoot trekt, na de toelichting van den wethouder, zijn voorstel in. Het voorstel Praamsma-Van der Schoot is inge trokken. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aanbrengen van een post van 2.830.voor een nieuwe badinstallatie wordt met 26 tegen 2 stemmen, die van de heeren Praamsma en Wiersma, aange nomen. Volgnos. 105118 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 119. Onderhoud en schoonhouden der wachtgebouwen, brandweergarage en bureaux van politie, enzf 5.900. Hierbij wordt aan de orde gesteld het voorstel- Praamsma-Van der Schoot sub o, om dezen post met 3.400.— te verlagen. De heer Ritmeester (weth.) informeert, hoe de voor stellers aan de samenstellende deelen van den post van 2.500.zijn gekomen. Klaarblijkelijk weten zij dat wel, maar B. en W. weten het niet, waarom zij er een stelpost van hebben gemaakt. De heer Praamsma, wien. nadat hij heeft verzocht eerst even over een uitlating heden morgen van den Voorzitter het woord te mogen voeren, door den Voorzitter in overweging wordt gegeven om dit b.v. bij de alg. besch. over de begrooting van de Gasfabriek te doen, antwoordt den heer Ritmeester dat, waar B. en W. wel een specificatie geven van onderhoud, enz. aan oude gebouwen, dit z.i. bij een nieuw gebouw ze ker, en beter, is te doen. Spr. geeft daarom de vraag retour; de heer Ritmeester moet die niet omdraaien. Spreker c.s. hebben een specificatie gevraagd van die 5.900.en B. en W., die worden geassisteerd door hun deskundigen, zijn daarop het antwoord schuldig gebleven. Het doet eigenaardig aan dat men dezen eenigen post blijkbaar niet wenscht te specificeeren. Spr. acht het noodig, gezien de bezwarende begrooting, dezen stelpost te verlagen. Z.i. kan de directeur beter een begrooting geven voor een nieuw dan voor een oud gebouw. Een raming van een paar honderd gul den aan den hoogen kant vindt hij niet erg, maar een bedrag van 5.900.is hier z.i. veel te ruim, te meer daar de z.g. algemeene kosten hier nog bovenop komen. De heer Ritmeester (weth.) meent, dat de heer Praamsma zijn voorstel doet óf uit eigen wetenschap, óf met de wetenschap, verkregen van deskundigen B. en W. kunnen geen specificatie geven, hij kan dat welwat is er nu logischer dan dat spr. vraagthoe komt U daaraan Spr. constateert, dat de heer Praamsma het antwoord schuldig blijft. De heer Hellema vraagt of onder dezen post ook de verwarming is opgenomen. De heer De Boer (weth.) meent, dat er t.a.v. dezen post misverstand blijkt te bestaan en zet uiteen, dat er veel meer aan vast zit dan alleen schoonhouden, n.l. bediening centrale verwarming, verlichting, enz. van het geheele complex van gebouwen, w.o. brandweer-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 28