Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936.
ging „Lijempf de Muziekvereeniging Looft den
Heer de Arbeiderszangvereeniging ,,de Dageraad",
de Geheel Onthouders Zangvereeniging „Excelsior"
en de Gemengde Zangvereeniging „Tavenu", om
wederom een post van 900.— uit te trekken voor het
geven van muziek- en zanguitvoeringen.
De stukken j en k zullen worden behandeld bij de
begrooting voor 1936.
Punt 3. De heeren Bos en Terpstra vormen het stem
bureau.
Overeenkomstig de aanbeveling van Curatoren wordt
met algemeene stemmen benoemd mejuffrouw A. Smith
te Groningen.
Punt 4. Overeenkomstig de aanbeveling van Cura
toren wordt met algemeene stemmen benoemd
A. J. Baas te Leeuwarden,
Punt 5. De aanbeveling van de Commissie luidt als
volgt
1. K. Eriks, aftredend lid;
2. J. H. Hellema, Inspecteur der Directe Belastingen;
3. J. W. Koopmans, fabrikant.
Benoemd wordt met 25 stemmen K. Eriks, voornoemd.
(3 stemmen op J. H. Hellema en 1 biljet blanco).
Punten 6 11 (bijl. nos. 14, 15, 18, 16 en 12). Met
algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig de voorstellen van Burge
meester en Wethouders.
Punt 12 (bijl. no. 13). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Praamsma heeft geen bewondering voor dit
voorstel, waarvan z.i. de grondslag berust op moreel
onrecht. Een regeling, waarbij een prijs wordt gegeven
voor slecht gedrag, is geen gelukkige basis voor een
tarief. Voor de trouwe gebruikers, die thans niet in
staat zijn méér af te nemen, is dit een doode musch en
ook voor de gemeente zelf zal het in zakelijk opzicht
geen resultaat van belang opleveren. Misschien zullen
zelfs degenen, die tot nu toe gewoon hun kwantum
hebben afgenomen en die niet meer kunnen gebruiken,
uit reactie thans ook eens een tijdje gaan vergassen om
daar t.z.t. ook voordeel van te krijgen. Ook deze kruik
gaat zoo lang te water tot zij breekt. Spr. meent, dat
men terug moet naar een normale basis, waarbij de j
verbruikers, bij een normale levering van electrischen
stroom en gas, daarvoor slechts den kostprijs plus af
schrijving en reserveering betalen. En wanneer dat
thans nog niet mogelijk is, dan is toch de meest zakelijke
weg om zooals ook in het zakenleven gebeurt
over de geheele linie naar een lageren prijs terug te
gaan, waardoor het publiek wordt geanimeerd het ver
bruik op te voeren.
Den heer J. Koopal bevredigt dit voorstel ook niet.
Z.i. blijkt er uit, dat de beslissing in 1934 tot gasprijs-
verhooging volkomen foutief is geweest. Volgens een
bij de stukken gevoegd rapport kan in de gegeven
omstandigheden prijsverhooging slechts achterwege
blijven, als de kleine verbruikers tegen verminderden
prijs méér gaan gebruiken. Spr. betoogt, dat de omzet
daling voor het overgroote deel is toe te schrijven aan
een prijsverhooging in een periode van algemeene prijs
daling, toen ook de kostprijs van het gas daalde en
dat dus de tariefsverhooging juist op het allerongeluk
kigste moment is ingevoerd. Dit blijkt z.i. ook uit de
staatjes in de stukken omtrent het verloop van den kost
prijs. Men zou er op 't oogenblik alles op moeten zetten
om onmiddellijk een omzetverhooging die juist voor
het gasbedrijf met zijn hooge constante kosten zoo
noodzakelijk is tot stand te brengen en dat wil dit
voorstel ook, maar spr. is er bijna van overtuigd, dat
dit hiermee niet het geval zal zijn.
Spr. berekent dat voor degenen, die sinds 1933 hun
verbruik met 1/3 hebben laten dalen, de prijsverhoogincr
thans weer te niet wordt gedaan. Daaruit blijkt dus",
dat de indertijd gevolgde politiek radicaal fout is
geweest.
Ter beoordeeling of door dit voorstel de omzet kan
worden verhoogd, verdeelt spr. de gasverbruikers in 4
groepen, n.l.:
a. zij, die niet op het verbruik bezuinigd hebben
en die dus géén voordeel zullen hebben
b. de zeer belangrijke groep, juist van de kleine
verbruikers, die wél bezuinigd hebben, maar die op het
oogenblik niet in staat zijn om méér te verbruiken, ook
niet a 5 cent
c. een groep, die zonder volstrekte noodzaak bezui
nigd heeft en die wél in staat is thans meer te gebrui
ken, zoodat juist deze groep wél voordeel zal hebben
d. een groep die bezuinigd heeft, maar slechts een
zeer beperkt voordeel van den prijs van 5 cent zal
hebben, omdat een groot deel ervan blijft bij de aan
geschafte petroleumtoestellen en kookkachels.
Spr. raamt op grond van de cijfers van 1933 en van
nadere informaties het aantal verbruikers, die minder
dan 20 M3 per maand verbruiken, thans op ongeveer
3300 en juist in die groote groep zitten de afnemers,
die op het oogenblik niet in staat zijn om meer te
gebruiken.
Het verkeerde principe van 1934 wordt thans weer
gevolgd pas nadat de winst is veilig gesteld en de
omzet vergroot, zal men misschien ook den prijs nog
wat verlagen. Dat zal op 't oogenblik wel in de bedoe-
ling liggen, maar als de gemeentefinanciën er nog wat
slechter voorstaan, weet spr. niet, of dat wel werkelijk
heid zal worden.
Over de onbillijkheden, die in dit voorstel liggen,
weidt spr. niet uit; de commissie heeft die zelf ook aan
gevoeld. Slechts geeft hij een voorbeeld tot welke om
slachtige en moeilijkheden meebrengende handelingen
dit voorste] twee buurvrouwen zou kunnen brengen
door om de andere maand bij elkaar te gaan koken
en wasschen ten einde eenig voordeel te behalen.
Spr. meent, dat de commissie het tarief voor de munt
gasmeters meteen onder de loupe had moeten nemen.
Hij noemt het onder punt 101 van de Mem. van Antw.
daarvoor genoemde bedrag van 2.83 niet juist
formeel noch feitelijk. (Als de Voorzitter spr. verzoekt
daar bij de begrooting nader op in te gaan, zegt spr.
in verband met zijn conclusies t.o.v. dit voorstel dat
liever hier te doen). Alléén reeds op grond van het
feit, dat men op de muntgasmeters ongeveer 20.000
afschrijft en daarvoor ongeveer 30.000.— ontvangt,
zou de huur dus tot 2/3 0f we] tot 2.— kunnen
worden teruggebracht, welk bedrag ook is genomen
als basis van de leveringsvoorwaarden voor muntgas
(afname minstens 200 M3.). Wanneer dus het voor
stel van B. en W. zoodanig werd gewijzigd, dat de
muntgasverbruikers bovendien 1 cent terug zullen
ontvangen voor iederen M3., die boven de 200 M3. is
gebruikt, zou daarmee meteen een onbillijkheid tegen
over die verbruikers zijn opgeheven.
Ten slotte onderstreept spr. de door den heer
Praamsma genoemde onbillijkheden zij, die het 't aller
meest noodig hebben, worden niet bevoordeeld. Hij
voelt het allermeest voor een verlaging over de geheele
linie, b.v. van 1 cent per M3, waarvan hij een betere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936.
uitwerking voor de toename van den omzet verwacht
dan van het voorstel der commissie. Laat men die
proef nemen en zou die slagen, dan wil spr. meteen
wel zeggen, dat hij het volgend jaar zal voorstellen
er nóg een cent af te doen. Dit voorstel van B. en W.
is, wat de toename van den omzet betreft, een slag in
de lucht, terwijl 1 cent verlaging in ieder geval een
scherpe omzettoename zal geven, omdat men voor het
zelfde bedrag dan een grooter aantal M3 zal ontvangen.
Van de beantwoording van B. en W. zal afhangen,
in hoeverre spr. met voorstellen zal komen.
De heer Posthuma, die zich, wat de critiek op dit
voorstel betreft, aansluit bij de combinatie Praamsma—
Koopal, zou deze vraag willen stellen hoe denken B.
en W. het verbruik en oververbruik te bepalen van
hen, die zich hier pas dit jaar hebben gevestigd?
De heer De Bruin is het met de redeneering van de
vorige sprekers grootendeels eens, maar veel nieuws
is hier niet verteld. Ook in de commissie zijn dezelfde
opmerkingen onder oogen gezien en dat ook de direc
teur van de Lichtfabrieken de velerlei bezwaren, welke
aan dit voorstel verbonden zijn, voelt, blijkt wel uit
zijn advies, waaruit spr. citeert.
Spr. is ook niet erg enthousiast over dit voorstel. Er
is echter op het oogenblik een teruggang van het gas-
en stroomverbruik te constateeren, in de eerste plaats
door de verslechterde economische omstandigheden van
het publiek en in de tweede plaats door de concurrentie
met de petroleum. De commissie heeft gemeend daar
tegen maatregelen te moeten treffen door de verbrui
kers in de gelegenheid te stellen gas en stroom tegen
lageren prijs te betrekken en daardoor het verbruik te
doen toenemen.
Het voorstel is bedoeld als een proef voor dit jaar
en spr. hoopt dat men daarna, rekening houdende met
de uitkomsten van deze proef, een algeheele tariefs
verlaging onder de oogen zal zien.
De heer Balk wil zich niet aansluiten bij de nieuwe
coalitie. Naar zijn meening heeft de gemeente bij dit
voorstel het eigenaardige systeem, om, in tegenstelling
met een particulier, haar oude slechte klanten te
bevoordeelen boven haar goede klanten, door den
eerstgenoemden reductie te verleenen. Hierin schuilen
z.i. groote onbillijkheden. Het is b.v. mogelijk, dat
iemand ieder jaar een of twee maanden vacantie buiten
de stad doorbrengtwanneer hij nu thuis blijft en dus
meer gas verbruikt, krijgt hij reductie. Spr. vindt deze
proef te gewaagd.
Den heer Van der Schoot trekt dit voorstel, dat de
slechtste klanten bevoordeelt, ook niet aan.
Z.i. zal men, wil men tegen de petroleum concur-
reeren, met prijzen voor gas en stroom moeten komen,
die werkelijk concurreerend zijn. Men moet niet zeggen,
dat, als het verbruik door deze proef opgevoerd wordt,
allen dit later zullen merken, maar men moet nu komen
met een daadwerkelijke verlaging der prijzen, welke
de menschen in de portemonnaie voelen. De prijzen
moeten worden gebracht op kostprijs plus een normale
winstniet de ongemotiveerde winst, welke nog steeds
wordt gemaakt.
De heer Wiersma vreest dat de heer Balk, die zich
niet wil aansluiten bij de nieuwe caolitie, in deze dagen
nog wel eens onaangename oogenblikken van zijn oude
coalitie kan beleven.
Spr. is van meening, dat de bedrijfspolitiek, zooals
die sinds jaren wordt gevoerd, niet deugt. Hij wijst er
op, dat reeds in 1928 de toenmalige Commissie voor de
Lichtfabrieken bij B. en W. heeft aangedrongen om te
komen tot een vastrechttarief, hetgeen in vele gemeen
ten voor gas en electriciteit reeds jaren bestond. Het
komt hem voor, dat de starre bedrijfspolitiek, welke
men steeds heeft gevoerd, al te star is gericht geweest
op het winstcijfer. Al staat in het betrekkelijke voorstel
van B. en W„ dat de commissie met den directeur der
Lichtbedrijven unaniem van meening was, dat men
moest komen tot een vastrechttarief voor gas, toch zijn
daarover in de commissie wel andere klanken gehoord.
De heer De Bruin heeft er ook reeds op gewezen, dat
het voorstel niet zonder discussie is aangenomen en
dat de commissie ook wel degelijk de onbillijkheden,
welke dit voorstel schept, heeft gevoeld. Iemand, die in
1935 geregeld 60 M3. gas heeft afgenomen en daarop in
1936 blijft staan, betaalt daarvoor 60 X 8 ct. 4.80,
terwijl iemand, die in 1935 30 M3. afnam, doordat hij
ook een petroleumtoestel gebruikte, wanneer hij nu
voortaan ook 60 M3. afneemt, hiervoor 3.90 betaalt.
Dit is een zeer groot voordeel voor hen, die tot nu toe
steeds de slechte klanten zijn geweest. Z.i. wordt hier
mee een absoluut foutieve zakenpolitiek gevolgd.
Het is bekend, dat spr. zich in de commissie zoo lang
mogelijk tegen dit voorstel heeft verzet en dat hij er
zich uiteindelijk mee accoord heeft verklaard, omdat
het een proef is. Ook spr.'s fractie heeft dit voorstel
allerminst gunstig ontvangen. Spr. weet, dat het
uiterst moeilijk is een andere bedrijfspolitiek te voeren,
omdat de gemeente door de verandering van de tarie
ven geen risico wil nemen en het winstcijfer wil behou
den. Daarmede is spr. het eens men kan de gemeente-
telijke huishouding ook niet meer drijven zonder die
winsten. Maar z.i. heeft men met de thans bestaande
tarievenpolitiek toch risico genomen, gezien het feit,
dat het winstcijfer ook daarbij belangrijk achteruit
geloopen is.
Wel is het waar, dat de directeur in den geest
van het voorstel heeft geadviseerd, maar men moet
niet vergeten, dat hij wordt gedreven door de over
weging, dat hij moet trachten het bestaande winstcijfer
te behouden. Hij heeft zich meermalen in de commissie
zóó uitgelaten„wanneer ik niet aan de winst behoefde
vast te houden, dan was het wel mogelijk om met een
andere tariefregeling te komen". Waren de tarieven
zoodanig dat men meer gas en electriciteit ging gebrui
ken, dan kwam het met de winst vanzelf in orde.
Dit is echter geen gelukkig voorstel en spr. hoopt, dat
de Raad zich ertegen zal verzetten. Waar spr. en zijn
fractie echter van meening zijn dat er een tariefsher
ziening moet komen, dient hij het volgende voorstel in
„De Raad, van oordeel dat de thans geldende
tarieven voor levering van gas en electrischen stroom
herziening behoeven, noodigt het College van Burge
meester en Wethouders uit om aan de Commissie
voor de Lichtfabrieken te verzoeken, hieromtrent van
advies te willen dienen, en in haar onderzoek ook te
willen betrekken de wenschelijkheid tot invoering van
een vastrechttarief, welk tarief in de meeste gemeen
ten thans al reeds jaren geldt."
De heer IJtsma, van meening zijnde, dat ieder wel weet
dat men thans in gedwongen omstandigheden, gebonden
door de uitkomsten der begrooting, handelt, constateert
dat de vraag, waarin deze kwestie culmineert deze is
welke poging kan worden gedaan om het gas- en elec-
triciteitbedrijf in dusdanige conditie te brengen, dat deze
rendabel zijn in het licht van deze begrooting.
Nu hier thans een lid van de Commissie voor de
Lichtfabrieken in het openbaar meent blijk te moeten
geven van zijn persoonlijke meening, terwijl uit de
stukken niets is gebleken van een meerder- en een min
derheid, lijkt het naar spr.'s meening alsof de andere
commissieleden zoo blij met dit voorstel zijn. Dat is
echter niet het geval. Ook spr. vindt dit voorstel niet
ideaal. Zijn fractie heeft echter, begrijpende dat het een
zeer moeilijke materie is, vertrouwen gesteld in hun af
gevaardigde in de commissie.