66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936.
„Ondergeteekenden stellen voor post 128 te ver
lagen met 5000.en te brengen op 50.000.
De heer Wiersma zegt, dat deze post voor 1935 was
geraamd op 65.000.— en nu tot 55.000.— is terug
gebracht, terwijl de werkelijke uitgaven in 1934
50.097.50 hebben bedragen. Als spr. dat ziet, meent
hij, dat de uitgaven op dezen post wel iets zullen mee
vallen, ook in verband met het feit, dat de asfalteering
hier zoo n groote vlucht heeft genomen. De asfalteering
toch is hier steeds verdedigd, omdat het onderhoud
goedkooper is. Op grond hiervan stellen spr. en de
heer Praamsma voor dezen post met 5000.te ver
lagen.
De heer Turksma merkt op, dat deze post ook in de
comm. v. O. W. is bezien en dat men tot de overtui
ging is gekomen, dat men niet willekeurig een post on
derhoud kan wijzigen, zonder rekening te houden met
andere factoren, zooals de uitbreiding van de stad,
waarmede de heer Wiersma geen rekening heeft ge
houden en met het feit, dat, wanneer men op een oogen-
blik op het onderhoud bezuinigt, men er een volgend
jaar weer extra voor moet uitgeven. Het onderhoud van
de straten en pleinen moet gebeuren op goede wijze,
zooals het steeds gebeurd is. Spr. kan niet met het voor
stel meegaan.
De heer De Boer (weth.) wijst er op, dat deze post
de laatste jaren belangrijk is ingekrompen. Enkele jaren
geleden was deze nog 80.000.—, doch als gevolg van
de tijdsomstandigheden is hij voor deze begrooting tot
55.000.teruggebracht. Dat in 1934 zooveel minder
aan onderhoud is uitgegeven, vindt zijn oorzaak in het
feit, dat de stad toen voor een groot deel was ver
nieuwd. In verband met de belangrijke toename van het
straatoppervlak met 151.000 M2., terwijl nog 20.000 M2.
straataanleg in voorbereiding is, kan men wel begrijpen,
dat deze post van 55.000.niet duurzaam op dit be
drag kan blijven en dus nu allerminst verlaagd kan
worden.
Het voorstel van de heeren Wiersma en Praamsma
wordt met 23 tegen 6 stemmen, die van de heeren
Feitsma, Wiersma, Van der Schoot, Dresselhuijs, Terp
stra en Praamsma, verworpen.
Volgnos. 128-130 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 131. Onderhoud van wegen en voetpaden
f 5.786.-.
De heer Algera zegt naar aanleiding van het verzoek
der bewoners van Oldegalileën, om de sloot daar te
dempen, dat hij wel gelooft, dat de Raad het er over
eens is, dat daar een zeer ongewenschte toestand be
staat, in de eerste plaats uit verkeersoogpunt, in de
tweede plaats met het oog op het brandgevaar en voor
al met het oog op de hygiëne. Spr. heeft een verklaring
van een arts. waarin deze zegt, dat de bestaande toe
stand zeer nadeelig is voor de gezondheid der bewo
ners. Wat het financieele gedeelte betreft, heeft spr.
een paar weken geleden een conferentie gehad met den
weth. van O. W. en den directeur van G.W., waarbij
een aannemelijke regeling werd gevonden. Het bleek,
dat het benoodigde bedrag uit den Gewonen Dienst zou
kunnen worden bestreden zonder dat de begrooting be
hoefde te worden verhoogd. Bovendien zit er een kleine
werkverruiming in. Om genoemde redenen acht spr.
het van groot belang, dat het verzoek der bewoners
wordt ingewilligd.
De heer Hooiring kan zich grootendeels vereenigen
met hetgeen de heer Algera heeft gezegd. Reeds voor
de begrooting heeft spr. deze zaak in de comm. v. O
W. ter sprake gebracht. De kwestie is breedvoerig
onder oogen gezien, maar afgestuit op het bedrag, dat
een geheele verbetering zou moeten kosten. Een lap
middel zal echter niet genoeg helpen. Spr. dringt er
daarom sterk bij B. en W. op aan, zoo spoedig mogelijk
een onderzoek in te stellen en hij is met den heer Al
gera van meening, dat het geld daarvoor inderdaad ir.
de begrooting kan worden gevonden.
De heer De Boer (weth.) heeft persoonlijk een on
derzoek ingesteld en is ook tot de conclusie gekomen,
dat de toestand daar niet mooi is. Op het oogenblik,
met den hoogen boezemwaterstand, is het gevaar voor
het kweeken van malariamuggen niet zoo groot, doch
als de sloot droog is, wordt dit erger. Het ligt echter
niet alleen aan de sloot; de woningen zijn ook niet best
en misschien zou onbewoonbaarverklaring daar ook wel
op zijn plaats zijn. In den loop van het jaar zullen B.
en W. zien, wat zij kpnnen doen. Een definitieve toe
zegging kan spr. niet doen, maar hij hoopt, dat de heer
Algera genoegen zal nemen met de toezegging, dat de
zaak ernstig zal worden bekeken en dat, zoo mogelijk,
verbetering zal worden aangebracht.
Volgnos. 131133 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 134. Kosten van het baggeren van grachten
en vaartenf 7.000.
Hierbij wordt aan de orde gesteld het voorstel
Praamsma-Van der Schoot sub m, om dezen post met
1000.te verlagen.
De heer Van der Schoot is van oordeel dat, waar er
weinig gebruik van de grachten wordt gemaakt, deze
post nog wel met 1000.kan worden verlaagd.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat het vooral ook met
het oog op de hygiëne niet wenschelijk is dezen post te
verminderen. Dat de binnengrachten hier zoo weinig
hinder veroorzaken, komt door het goede schoonhou
den en om dezen toestand te behouden is het voorge
stelde bedrag, waarop reeds zoo veel mogelijk is be
zuinigd, noodig.
Het voorstel Praamsma-Van der Schoot wordt met
23 tegen 6 stemmen, die van de heeren Van der Schoot,
Terpstra, Algera, Praamsma, Feitsma en Wiersma ver
worpen.
Volgnos. 134 148 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 149. Onderhoud van pijpen f 1.364.
De heer Praamsma dient het volgende voorstel in,
dat mede onderteekend is door den heer Wiersma
„Ondergeteekenden stellen voor om post 149 te
verlagen met 1100.
Spr. acht dezen post niet gerechtvaardigd, omdat het
z.i. geen noodzakelijke vernieuwing, maar een verfraai
ing van de frontmuren is, gelijk dat vorig jaar is ge
schied met walmuur en frontmuren aan de Nieuwestad,
waarbij ook niets aan de fundeering is gedaan.
De heer Posthuma vraagt, nu men eerst voorstelt den
post „baggeren van grachten en vaarten" te verlagen
en dan komt met het schrappen van deze 1100. wat
er op deze wijze van het vertrouwen overblijft, dat men
in den dienst heeft te stellen. Spr. zou tevens een uit
voeriger toelichting van dergelijke voorstellen op prijs
stellen, opdat de Raad wete, waarop de voorgestelde
bezuinigingen zijn gebaseerd.
De heer Van der Schoot werpt de opmerking van den
heer Posthuma, als deze meent, dat het wantrouwen is
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 67
Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936.
wanneer spr. c.s. met voorstellen komen, verre van zich.
Het gebeurt met de ernstige bedoeling om bezuinigin
gen aan te brengen.
De heer Buiël vraagt, of het mogelijk is rapporten
over deze kwestie voor de volgende vergadering ter
inzage te leggen. Misschien kan daardoor schrapping
van dezen post worden voorkomen.
De heer Balk kan niet beoordeelen, of dit voorstel
van de heeren Praamsma en Wiersma gemotiveerd is
of niet. Hij stelt echter volkomen vertrouwen in den
dienst van G.W. Waar nu de wethouder, ondanks de
herhaalde vragen in de sectievergaderingen, toch vol
houdt dat deze post gerechtvaardigd is en er bovendien
een groot deel arbeidsloon in zit, zal spr. tegen het
voorstel stemmen.
De heer De Boer (weth.) antwoordt den heer Buiël
dat hetgeen hij vraagt, moeilijk zal gaan, omdat deze
post bij de begrooting hoort.
Alle posten van de begrooting van G.W. zijn goed
bekeken. Spr. blijft van meening, dat deze post moet
blijven staan, omdat, wanneer zal blijken dat er voor
het vernieuwen van de frontmuren een afdamming moet
plaats hebben, dit bedrag zeker noodig zal zijn.
Het voorstel-Wiersma-Praamsma wordt met 24 tegen
5 stemmen, die van de heeren Terpstra, Algera, Praam
sma, Feitsma en Wiersma, verworpen.
Volgnos. 149—157 worden onveranderd vastgesteld.
Te 5.42 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 8 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Alsdan zijn aanwezig alle leden. (De heer Terpstra
komt later ter vergadering.)
Volgnos. 158 175 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 176. Kosten van onderhoud van monumen
ten van geschiedenis en kunstf 1.419.
De heer Posthuma wil hier even zijn in de sectie ge-
uiten wensch om op hoogtijdagen de Mercuriusfontein
wat vaker in werking te stellen, doorgeven.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. met dien wensch
rekening zullen houden.
Volgnos. 176178 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 179. Onderhoud van het gebouw Doele-
straat no. 8 enzf 1623.
De heer Buiël meende dat was aangenomen, dat dit
gebouw zou worden verkocht en dat daardoor 4000.
van de kosten van verbouw van het oude politiebureau
af zouden gaan.
De Voorzitter antwoordt, dat deze post is aange
bracht, omdat B. en W. vermoeden, dat het nog niet
aan verkoop toe zal komen. Spr. licht toe, dat men dit
gebouw, doordat men bij den verbouw van het stadhuis
al met de ruimte zal moeten scharrelen, nog noodig
heeft. B. en W. blijven echter diligent en zoodra het
mogelijk is, zal een voorstel tot verkoop van het gebouw
Doelestraat 8 aan den Raad worden gedaan.
Volgnos. 179182 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 183. Kosten van openbare vermakelijkheden,
het aanschaffen van de benoodigde toestellen daaronder
begrepenf388.
De heer J. Koopal vraagt, welk overwegend bezwaar
het college heeft tegen het schrappen van de kosten van
het vlaggen.
De Voorzitter: Omdat wij dan niet kunnen vlaggen
De heer J. Koopal betoogt, dat op een begrooting,
waarop men allerlei cultureele zaken heeft geschrapt
b.v. het schoolzwemmen, dat men aan het particuliere
initiatief wil overlaten het heelemaal geen zin heeft
om dergelijke posten als het uitsteken van vlaggen,
dat men zeker wel aan het particuliere initiatief kan
overlaten en dat met cultuur niets te maken heeft noch
van eenig nut is, te laten bestaan. Spr. vraagt geen
stemming, maar wel aanteekening, dat hij geacht wil
worden hier tegen te hebben gestemd.
De Voorzitter merkt op, dat men toch moeilijk aan het
particuliere initiatief kan overlaten om de vlaggen op
het stadhuis, enz. uit te steken, zoodat de vergelijking
van den heer Koopal niet opgaat. Het vlaggen moge geen
cultureel belang zijn, maar spr. gelooft, dat het wel
degelijk van belang is dat ook de gemeente op hoogtij
dagen gaat vlaggen. Daarom zijn B. en W. tegen
schrapping.
Volgno. 183 wordt onveranderd vastgesteld. De heer
J. Koopal wil geacht worden te hebben tegen gestemd,
wat betreft het onderdeelkosten van het vlaggen.
Volgno. 184 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 185. Onderhoud van de haven voor woon
schepen en standplaats voor woonwagens f908.
De heer Hellema herhaalt zijn in het sectieverslag
onder no. 81 uitgesproken wensch tot verbetering van
het stalgebouw voor paarden. Er is geen geld voor,
zeggen en W., maar dat zal toch niet zoo vreeselijk
veel kosten. Spr. zou graag hooren, dat B. en W. daar
toe bereid zijn.
De Voorzitter wil namens het college gaarne toe
zeggen, dat het deze zaak nog eens onder de oogen zal
zien. Spr. betoogt echter dat men bij de inning van
gelden voor het gebruik van standplaats daar met een
grooten achterstand heeft te kampen en dat de daarvoor
geraamde opbrengst niet is meegevallen. Men heeft hier
te doen met klanten, die aan de gemeente niet heel veel
betalen maar haar wel iets kosten en hoe beter men
de zaak daar maakt, hoe meer van dergelijke menschen
hier naar toe komen. Daar zijn B. en W. ook wat hui
verig voor.
Volgnos. 185188a worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 189. Jaarwedden van ambtenaren
f 63.531.-.
De heer Turksma vraagt naar het standpunt van B.
en W. t.o.v. het door hem bij de alg. besch. ontwikkelde
bezwaar omtrent de vergoeding voor rijwielen, omdat
het antwoord hem misschien zal weerhouden een voor
stel in te dienen.
De Voorzitter zegt, dat ook B. en W. van oordeel
zijn, dat er een uniforme en andere regeling moet komen
voor de vergoeding van rijwielen, waarom B. en W.
die zaak zullen onderzoeken.
Den heer Praamsma is het opgevallen dat het vorige