68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. jaar, daags na de behandeling van dezen post, aan 5 technische ambtenaren ontslag is aangezegd. Hij weet niet of dit is gebeurd onder den druk van hetgeen hier toen naar voren is gebracht. Van die 5 zijn nu echter weer 3 in dienst. Spr. vraagt of het niet mogelijk is, dat de functie van technisch hoofdambtenaar, wanneer de betrokkene in Juli met pensioen gaat, niet weer wordt vervuld of dat er dan eventueel een opschuiving uit de andere technische ambtenaren plaats heeft en men dan die functie onvervuld laat. Spr. maakt daar geen voor stel van maar geeft het in ernstige overweging. De heer De Boer (weth.) legt uit, dat de bezetting van dezen dienst bestaat uit een kern van vaste ambte naren en dat verder naar behoefte voor bepaalde werken los personeel wordt aangenomen, dat, als deze werken afloopen, vanzelf weer wordt ontslagen. Dat er het vorig jaar kort na de behandeling der begrooting eenig los personeel is ontslagen, staat dan ook allerminst in ver band met wat hier toen is besproken, maar had een heel andere reden, n.l. omdat dit met den dienst overeen stemde. Later op het oogenblik is dat ook zoo zijn er in verband met de voorbereiding van verschil lende werken weer enkele menschen in lossen dienst genomen men heeft die dan noodig. De technische hoofdambtenaar gaat inderdaad met Juni of Juli met pensioen, maar of die vacature onver vuld kan blijven is op het oogenblik nog niet met zeker heid te zeggen. Daarnaar zal een ernstig onderzoek worden ingesteld en daarover komt nog een rapport van den directeur. Volgnos. 189200 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 201. Kosten van vervanging bij ziekte en verloff 10.000. Hierbij wordt aan de orde gesteld het voorstel- Praamsma-Van der Schoot sub n, om dezen post met 2000.— te verlagen. De heer Van der Schoot is van oordeel dat door in krimping van de verschillende bedrijven er iets meer personeel is gekomen dan beslist noodig is, zoodat men daar bij ziekte en verlof wel iets meer kan invallen. Vervanging is dan niet altijd absoluut noodig vandaar het voorstel om den post met 2000.— te verlagen. De heer IJtsma meent dat, nu de heeren met elkaar bezig zijn om vooral t.o.v. de diensten het personeel dusdanig in te krimpen, dat de toestand er zeer gespan nen wordt en ieder daar op zijn plaats staat, het met de logica in strijd is als men zegt dat men elkaar daar gemakkelijk kan bijspringen. Indien er geen verdere toe lichting komt, dient deze zaak eerst toch wel ernstig onder de oogen te worden gezien. Spr. zal het antwoord van den wethouder afwachten, maar acht dit toch een zeer onmogelijk voorstel. De heer Praamsma zegt dat, indien inderdaad de personeelsbezetting zóó was, dat ieder daar op zijn plaats zou zijn, de heer IJtsma gelijk zou hebben, maar waar spr. momenteel nog op het standpunt staat dat de personeelsbezetting zeer wel toelaat dat bij eventueele ziekte of verlof de een den ander vervangt, stelt hij met volle vrijmoedigheid voor om hierop ƒ2000.te be zuinigen. Spr. noemt, ter motiveering van zijn standpunt, b.v. het uittrekken van 5 a 6 man met den sleuven- stamper om een gat van 2M2. te dichten en het snoeien van jonge boomen aan de Willemskade waarbij 3 man van de plantsoenendienst samen één boompje bewerken, enz. De heer IJtsma had eenige hoop, dat het standpunt van den heer Praamsma zou culmineeren in het terug nemen van het wantrouwen, dat door hem in de diensten was gesteld, maar spr. ziet dit nu min of meer als een beginselzaak, die hier naar voren wordt gebracht. De heer Praamsma is er niet van doordrongen dat de dien sten zoo zijn samengesteld, dat ieder behoorlijk op zijn plaats is en hij heeft blijkbaar ook niet het vertrouwen, dat dit na de behandeling der begrooting nog scherper zal uitkomen. Spr. zal eerst het antwoord van den wet houder afwachten. De heer Hellema zegt, dat ook dit een van de posten was, welke Rij op het oog had om te verlagen met 10 maar hij zal daar niet nader op ingaan, omdat de weth. van Fin. hem heeft toegezegd, dat aan dergelijke posten speciale aandacht zal worden besteed in 1936. De heer Balk vraagt of er, doordat enkele menschen van het Woningbedrijf zijn overgeheveld naar G. W. en doordat er op den post schilderwerk bezuinigd wordt, niet een overbezetting van schilders is aan dat bedrijf. De heer Buiël vraagt of er ook een splitsing van den post is te geven voor ziekte en voor verlof en of hier. in verband met uitkeering ingevolge de Ziektewet, geen inkomsten tegenover staan. De heer De Boer (weth.) zegt, dat de veronderstel ling van den heer Praamsma niet geheel opgaat. Spr. betoogt, dat b.v. bij afwezigheid van den directeur of den adj.-directeur dezen de functies voor elkaar waar nemen, maar dat b.v. een brugwachter en een school- schoonmaakster bij ziekte en soms langdurig moeten worden vervangen en dat dit geld kost. Bij de boekhouding wordt iemand niet direct vervangen, maar een opzichter, die met een bepaald werk is belast, wél. Een en ander hangt af van de gevallen, die zich voor doen. Splitsing van den post is, nu daarnaar in de sectie niet is gevraagd, op 't oogenblik niet te geven. Wel licht zitten er ook kosten in voor ziekenhuisverpleging. terwijl bij chronische gebreken vervanging voor langeren duur noodzakelijk kan zijn. In 1934 is op den post ruim 9800.— uitgegeven. Natuurlijk worden er, wanneer iemand met verlof gaat, en een ander voor hem kan invallen, geen extra kosten gemaakt, maar wél is dat bij ziekte meestal noodzakelijk. De vervanging bij ziekte en verlof is overigens grootendeels geregeld in het door den Raad vastgestelde Ambtenarenreglement en die bepalingen moeten worden nageleefd. Het heeft dan ook geen zin den post te verlagen. Men kan hier niet aan ontkomen is er weinig ziekte, dan zijn er minder uit gaven, bij veel ziekte meer. De heer Praamsma zegt, nu hij van den heer Hellema hoort dat de heer Ritmeester natuurlijk namens het college heeft toegezegd dat aan al deze posten bij zondere aandacht zal worden geschonken, dat de heer Van der Schoot en hij, in het vertrouwen dat dit zal gebeuren, hun voorstel intrekken. Het voorstel-Praamsma-Van der Schoot is inge trokken. Volgnos. 201—209 worden onveranderd vastgesteld De verschillende volgnos. der Inkomsten worden achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de begrooting van den Gewonen Dienst onveranderd wordt vastgesteld. Na vaststelling van de verschillende volgnos. van Uitgaven en Inkomsten van den Kapitaaldienst wordt de geheele begrooting met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. De heer Terpstra komt ter vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 69 Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het Grondbedrijf. De beraadslagingen worden geopend. De heer Buiël geeft de idee in overweging een voorstel zal hij niet doen om een bepaald gedeelte van de reserve uit het Grondbedrijf aan te wenden voor verlaging van de straatbelasting, omdat z.i. deze belas ting een waardevermindering van den grond tengevolge zal hebben, zulks mede in verband met de ontwerp-wet tot verlaging van de vaste lasten, welke verlaging van den erfpachtscanon tengevolge zal hebben. In de M. v. A. zegt men, dat tegenover een balanswaarde van de verschillende terreinen in het Grondbedrijf van 4.600.000.slechts 252.000. aan reserve is, maar men heeft toch ook nog een meer waarde van 889.000. een „stille reservezou men het kunnen noemen. Het antwoord van B. en W. heeft spr. dus niet geheel bevredigd. Z.i. dient de reserveering toch om eventueele verliezen op te vangen en het lijkt spr. niet verkeerd, dat een bepaald gedeelte daarvan nu voor vermindering van de straatbelasting wordt benut. Spr. zou gaarne vernemen, welke bezwaren daartegen bestaan. Bovendien wijst spr. er op, dat de straatbelasting, wat het heffingspercentage betreft, hier bijna alle gemeenten overtreft. Indien dit zou vermin deren, is dit meer in overeenstemming met hetgeen de Minister wil en dan zou waarvan speciaal de Raad het belang moet zien de waarde van den grond in het Grondbedrijf niet zooveel dalen. Spr. heeft hieraan tevens vastgekoppeld de idee om den erfpachters de gelegenheid te geven, gronden de mogelijkheid bestaat toch dat deze verlies voor de gemeente zouden opleveren tegen de gekapitaliseerde waarde te koopen. Spr. wijst op den verkoop van grond aan het P. E. B. tegen de gekapitaliseerde waarde. In dien verkoop heeft men z.i. een goeden maatstaf om ook andere perceelen tegen dien prijs te verkoopen. Hij wijst nogmaals op het ontwerp-wet tot verlaging der vaste lasten en op de straatbelasting en zou in verband hiermede in 1936 gelegenheid willen geven verschil lende erfpachtsperceelen tegen een behoorlijken prijs van de hand te doen. Spr. zou hieromtrent gaarne eenig antwoord van B. en W. hebben. Den heer Praamsma verheugt het, dat de Voorzitter hem toestaat, nog iets in het algemeen te zeggen, te meer waar hun, door het niet houden der replieken, dooi de Raadsmeerderheid de gelegenheid is ontnomen om nog nader van gedachten te wisselen. Spr. wenscht in de eerste plaats zijn dank uit te spreken aan de wethouders zeer in het bijzonder aan den heer Ritmeester voor de hoffelijke wijze, waarop zij spr. c.s. de gemeentebegrooting nader hebben toe gelicht en hun opmerkingen hebben beantwoord. Het spijt spr., dat hij dit niet van de beantwoording èn op merking aan zijn adres van den Voorzitter kan zeggen. Wat de kwestie grenswijziging betreft heeft spr., na de interruptie van den Voorzitter, het woord „uitgenoo- digd" vervangen door „er wordt aan gewerkt". Verder geeft z.i. het verslag in de courant uitdrukkelijk aan. datgene wat hij bedoelde, n.l., dat het door hem ten zeerste werd betreurd, dat, nu deze kwestie aan de orde is gesteld, hier in Leeuwarden een begrooting moet worden behandeld, welke een en ander niet in de hand werkt. Zelfs heeft spr., na de interruptie van den Voor zitter „niet door ons", gezegd „het verheugt mij, dat van den Voorzitter te hooren". Nog een opmerking moet spr. van het hart en dat is deze. Het is hem ook hier opgevallen, dat als twee menschen ongeveer hetzelfde zeggen, dit toch zéér ver schillend wordt opgenomen. De heer Dresselhuijs, een partijgenoot van den Voorzitter, heeft hier een buiten gewoon scherpe verklaring afgelegd over het beleid van dit college, waarin werd gesproken van „een nood lottige begrooting „bezuinigingen, niets dan camou flage", „zorgelooze ondeskundigheid óf opzettelijk opti misme", „kortzichtige politiek", „gemeente moet thans het gelag betalen", „wordt een bankroet van het beleid van B. en W.", enz. De heer Ritmeester noemde dit heden „een nihilistische methode". Daarover heeft de Voorzitter geen enkel woord gesproken alleen wan neer van rechts zooiets wordt gezegd, moet de eed en naleving daarvan er worden bijgesleept. Het verband daartusschen ontgaat spr. ten eenenmale, daar er z.i. geen verband bestaat. Het gaat z.i. toch niet aan, om. wanneer iemand de belangen der gemeente anders ziet. te zeggen denkt aan Uwen afgelegden eed. De heer Ritmeester achtte het zeer wel mogelijk, dat iemand den toestand van de gemeente en de handelingen van het college funest vond, maar daarom behoeft men nog niet te veronderstellen, dat iemand dit opzettelijk tegen het belang der gemeente doet. Dit onderschrijft spr. Hetgeen de Voorzitter tegen spr. heeft gezegd, had hij dan ook tot anderen, en in het bijzonder tot zijn eigen partijgenoot, moeten zeggen. Bovendien waren de woor den „amen, amen" en meerdere bijbelteksten, misbruikt door leden der S. D. A. P., ook zeer zeker voor correctie in aanmerking gekomen. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat hij ook in de secties reeds heeft trachten duidelijk te maken, dat de meerwaardepost ad ƒ889.000. welke de heer Buiël als een reserve beschouwt, een papieren reserve is. Op het oogenblik bezit men voor ƒ4.500.000.aan grond in het Grondbedrijf. Wanneer op een gegeven moment van die gronden een gedeelte als erfpachtsgronden wordt aangewezen, dan wordt die grond door den boek houder van G. W. geschat op een zekere waardedat is dus een papieren verkoopwaarde. Bij de 5-jaarlijksche schatting van de gronden, welke nu onlangs heeft plaats gevonden, wordt aangewezen, welke grond als cultuur grond en welke als erfpachtsgrond zal worden bestemd. Dan komen de liefhebbers om een terrein in erfpacht te ontvangen en bepalen de werkelijke waarde. Aan genomen, dat de boekhouder een terrein heeft geschat op 8.per M2. en het wordt later uitgegeven tegen 10.per M2., dan is de getaxeerde meerwaarde 2. De ƒ889.000.aan meerwaarde hebben wij dus niet in handen dat is practisch gesproken in 1990, wanneer de erfpachtscanons vervallen, werkelijke waarde. Indien de gronden weer in het bedrijf terugkomen en er wordt verlies geleden, hetgeen niet uitgesloten is, dan heeft men dus in dat geval de meerwaarde af te trekken van de 4J/2 millioen aan grondbezit. In werkelijkheid heeft men het geld echter niet in handen. Het zou z.i. vol slagen verkeerd zijn, om de werkelijke reserve, ad ƒ252.000. uit dit bedrijf, dat aan fluctuaties onder hevig is, voor andere dingen te gebruiken. Bij dit bedrijf zou het opmaken van de reserve nog veel erger zijn dan b.v. bij de Gasfabriek. De positie van het Grond bedrijf zou dan verzwakken. Het is toch mogelijk, dat men den canon vroeger laat expireeren of dat men een varieerenden canon gaat instellen, maar dan moet de reserve in het bedrijf blijven, om eventueele verliezen, als gevolg hiervan, te kunnen opvangen. Zonder reserve is het Grondbedrijf niet safe. De heer Molenaar vraagt of de Voorzitter ook ingaat op de verklaring van den heer Praamsma. Spr. zou in verband daarmede gaarne met den heer Praamsma willen debateeren. De Voorzitter zegt, dat, waar hij den heer Praamsma persoonlijk heeft aangevallen, hij hem de gelegenheid heeft willen geven om nog iets te zeggen, opdat niet gezegd worde, dat hij de zaak heeft gesmoord. Spr. heeft deze verklaring, welke, zooals ieder voelt, niet bij het Grondbedrijf behoort, voor kennisgeving aange nomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 31