76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat tegen de toe zegging, dat tegen het opsporen van de radiostoringen vanwege het Electriciteitbedrijf niet zoo n groot bezwaar zou zijn, als er niet aan verbonden was, dat men prac- tisch gesproken op de klacht van iederen verbruiker van stroom de zaak zou moeten onderzoeken, omdat de verordening op de levering van electrischen stroom het veroorzaken van storingen verbiedt. Er is bij het bedrijf geen personeel genoeg om bij iedere klacht ie mand met den storingskoffer er op uit te sturen. B. en W. willen gaarne toezeggen, daarmede een proef te nemen. Deze kwestie zou eventueel ook in de comm. voor de lichtfabr. kunnen worden besproken. De Voorzitter stelt tevens aan de orde het voorstel van B. en W„ opgenomen in den Aanbiedingsbrief sub e (bijl. no. 200 van 1935). De heer De Bruin merkt op, dat dit voorstel in de comm. voor de lichtfabr. langdurig is besproken. Spr. behoort tot degenen, die in de commissie hebben ver klaard, dat terugbetaling van de omzetbelasting de meest billijke weg is, maar waar door den weth. van Fin. is gezegd, dat een besluit tot terugbetaling het in dienen van een voorstel om direct weer omzetbelasting te heffen noodig zou maken en staande voor deze be grooting, welke reeds enkele nieuwe en verzwaring van bestaande belastingen medebrengt en vooral ook op grond van de in den Aanbiedingsbrief gedane toezeg ging, wil spr., ook namens den heer IJtsma, verklaren, dat zij nu voor het voorstel van B. en W. zullen stem men. De Voorzitter brengt thans in stemming het voorstel van B. en W., als zijnde van verdere strekking dan dat van de heeren Wiersma en Posthuma. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders (sub e van bijl. 200) wordt met 18 tegen 11 stemmen, die van de heeren J. Koopal. Buiël, Van der Meulen, Van der Schoot, Hooiring, Posthuma, Terpstra, Algera, Praam- sma, Feitsma en Wiersma, aangenomen. Het voorstel van de heeren Wiersma en Posthuma is hierdoor vervallen. De heer Van Kollem betoogt, dat in volgno. 36, rente door het bedrijf aan de gemeente verschuldigd, een voordeel van 1700.voor de gemeente schuilt. Vroeger gesloten leeningen zijn later veranderd in lee ningen tegen een rente van gedeeltelijk 6 gedeelte lijk 3^/2 waardoor het bedrijf in plaats van 9979.94 8232.50 verschuldigd is. Spr. meent, dat de winst van dit bedrijf met het verschil ad 1700.verhoogd kan worden, welk bedrag dan waarschijnlijk bij het reservefonds kan worden gevoegd. De Voorzitter zegt, dat indien de berekening van den heer Van Kollem juist is, B. en W. deze zullen over nemen. De heer Buiël vindt het niet juist, dat dit bedrag ten bate van het reservefonds komt. De heer Van Kollem zegt, dat het geld toch ergens moet blijven. De beraadslagingen worden gesloten. De ontwerp-begrooting van het Electriciteitbedrijf wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de Gemeentereiniging. De beraadslagingen worden geopend. De heer Balk wil niet een bepaald voorstel doen. maar waar hij heeft vernomen, dat in verschillende ge meenten een huisvuilbelasting wordt geheven, zou hij den weth. van Fin. in overweging willen geven te on derzoeken, of het niet mogelijk is het volgende jaar door invoering van een dergelijke belasting, welke wordt berekend naar de hoeveelheid vuil en naar het inkomen, te komen tot verlaging van het bedrag aan straatbelasting, welke belasting z.i. onbillijk is, omdat hierbij geen rekening wordt gehouden met de draag kracht. De heer Buiël wil even vastleggen, dat met deze uit spraak niet wordt bedoeld, dat zijn fractie het volgend jaar voor nog meer nieuwe belastingen zal stemmen. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat deze zaak reeds in het college is bekeken. Ook het college is van oor deel, dat een belasting voor het ophalen van huisvuil naar draagkracht van eenige beteekenis kan zijn en kan dienen ter vervanging van een gedeelte van de straat- belasting. Misschien dat B. en W. hierop het volgende jaar terugkomen, misschien ook niet. De heer Buiël meent, dat, indien een dergelijke be lasting naar draagkracht wordt geheven, deze veel hoo- ger zal zijn dan wanneer men uniforme tarieven stelt. De heer Ritmeester (weth.) wil op deze kwestie niet dieper ingaan. Wat spr. op het oogenblik van deze be lasting ziet, is, dat het maximum dat geheven wordt 13.— a 14.— is. De heer Terpstra, die bezwaar heeft tegen de voor gestelde afschrijvingspercentages, is door den weth. van Fin. en van O. W. niet van het tegendeel zijner ziens wijze overtuigd en wenscht daarom aanteekening, dat hij bezwaar maakt tegen de thans voorgestelde afschrij vingspercentages. Mevrouw Van DijkSmit zal den volgenden keer bij de aanbieding van de begrooting van de Gem.reini ging gaarne eenige meerdere toelichting hebben, het geen h.i. de bespreking in de comm. zeer ten goede zal komen. Voorts heeft spr. gaarne, dat de kolommen waarboven staat„Uitgegeven bedrag in 1934" en „Geraamd bedrag voor 1935" worden opgeteld. In de derde plaats kan spr. niet accoord gaan met de afschrijvingspercentages, hetgeen zij reeds in de com missievergadering en in de sectievergadering te kennen heeft gegeven. H.i. is er geen aanleiding om, waar ten vorigen jare afschrijvingen van 10, 15 en 20 noodig werden geoordeeld, deze thans zonder eenige toelich ting te verminderen tot 8 Het eenige wat men met deze vermindering bereikt is ten eerste, dat de lasten over meer jaren worden verdeeld en ten tweede, dat men zich de vrijheid ontneemt tot aanschaffing van nieuw materieel over te gaan, indien dat voor den dienst voordeeliger zou zijn. Ook in de toekomst zal men „meevallers" als b.v. het gebruik van reeds lang afgeschreven materieel hard noodig hebben. Manipu- leeren met afschrijvingen vindt spr. in den grond geno men een onverantwoordelijk gedoe, terwijl het boven dien tot verkeerde gevolgtrekkingen omtrent de voor- deelen van mechaniseering ten nadeele van de werk gelegenheid leidt. Waar is, zoo vraagt spr., een af schrijving van 8 op auto's verantwoord Voorts wijst zij er nog op. dat het verschil tusschen de afschrij vingspercentages volgens de gecorrigeerde en de onge corrigeerde drukproef gezamenlijk 4441.07 beloopt. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 77 Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. De heer De Boer (weth.) antwoordt mevr. Van Dijk, dat er wel geen bezwaar tegen zal zijn om in het ver volg eenige toelichting te geven. Ook aan haar verzoek om optelling van de door haar genoemde kolommen kan worden tegemoetgekomen. Wat de afschrijvingspercentages betreft, toen de nieuwe wagens zijn aangeschaft, is dit percentage ge steld op 8, hetgeen door Ged. Staten is goedgevonden. Daarna is nagegaan hoe het rollend materieel er voor stond, waarbij bleek, dat de aanhangwagens en nog andere auto's reeds waren afgeschreven, terwijl de overige auto's het volgende jaar zouden zijn afgeschre ven, indien men de oude afschrijvingspercentages hand haafde. Waar ook die wagens nog langer mee kunnen, is er tegen verlaging van het percentage absoluut geen bezwaar. Wat mevr. Van Dijk met het verschil tus schen de drukproeven bedoelde, heeft spr. niet goed begrepen. Als de berekeningen echter niet goed moch ten zijn, zal het worden nagerekend en verbeterd. Op het oogenblik is het echter niet te controleeren. Mevr. Van DijkEmit heeft willen zeggen, dat door het verlagen van de afschrijvingspercentages de be grooting eigenlijk met 4441.07 is geflatteerd. De heer De Boer (weth.) herhaalt nogmaals dat, ge zien den levensduur der wagens, tegen de voorgestelde percentages allerminst bezwaar bestaat. De Voorzitter meent, dat mevrouw Van DijkSmit heeft willen aantoonen, dat, wanneer de percentages worden verlaagd tot 8, dit een verschil van 4441.07 oplevert. Haar bedoeling is, thans de oude percentages te handhaven. De heer Terpstra vraagt, hoe het komt. dat in bijl. III voor 1935 een afschrijvingspercentage staat van 8 in plaats van 20, 15 en 10, zooals deze toen toch waren. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat dit een fout is. De Voorzitter herhaalt, dat een fout is gemaakt en doet lecture van het door mevr. Van Dijk—Smit inge diende voorstel, hetwelk luidt als volgt „Ondergeteekende stelt voor de percentages van afschrijving, zooals ze het vorige jaar op de begroo ting van de Reiniging voorkwamen, te handhaven." Den heer Buiël, die vraagt of de verordening hier door ook gewijzigd moet worden, antwoordt spr. dat, wanneer zulks noodig is, het bij den Raad aanhangig zal worden gemaakt. De heer Van Kollem zegt, dat hem gebleken is, dat een percentage van 8 wel laag lijkt, maar practisch niet laag is. Waar vele auto's geheel zijn afgeschreven en de aanhangwagens een zeer langen levensduur hebben, zou zelfs een percentage van 5 voldoende zijn geweest. De afschrijving van 8 is daarom technisch gezien volkomen verantwoord. De heer Hellema vraagt waarom er geen kolom van de boekwaarde in bijlage III voorkomt, zoodat men kan zien hoeveel is afgeschreven. De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar tegen is, dat er een dergelijke kolom bij komt. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van mevrouw Van DijkSmit wordt met 22 tegen 7 stemmen, die van mevrouw Van Dijk Smit, de heeren Dresselhuijs, Terpstra, Algera, Praam- sma, Feitsma en Wiersma, verworpen. De ontwerp-begrootingen van de Gemeentereiniging, het Openbaar Slachthuis en de Bank van Leening wor den achtereenvolgens, na vaststelling der verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp Gemeentebegrooting, zooals die bij Nota van wijzigingen (bijl. no. 10 van 1936) is gewijzigd. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn de Uitgaven. De heer Feitsma wil namens de Prot. Christ, fractie vooraf de verklaring afleggen, dat deze, om de discus sies niet noodeloos te rekken, een bespreking van de door haar ingediende voorstellen niet zal uitlokken. De fractie zal zich bepalen vóór haar voorstellen te stem men en tegen de posten, welke zij wenscht te schrappen. Volgnos. 181—225 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 226. Premiën ingevolge de Ziektewet. Het voorstel-Praamsma-Van der Schoot sub k, om het wettelijk toelaatbare deel dezer premie terug te vor deren, wordt met 20 tegen 8 stemmen, die van mevr. Van DijkSmit, de heeren Van der Schoot, Dressel huijs, Terpstra, Algera, Praamsma, Feitsma en Wiersma, verworpen. De heer Balk is bij deze stemming niet tegenwoordig. Volgno. 226 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 227. Wachtgelden. Den heer Terpstra is het niet duidelijk op welke gron den het wachtgeld ad ƒ3134.— onder Hoofdstuk IX. par. 1, aan den hier bedoelden persoon (den heer Au- dier, zooals de Voorzitter toelicht) wordt uitbetaald, want er is hier geen opheffing van het instituut en ook geen reorganisatie. De heer Ritmeester (weth.) vraagt, of alles, wat hieromtrent in de secties is besproken, nu weer in het openbaar moet worden herhaald. De heer Terpstra zegt, dat in zijn sectie de zaak niet is besproken. Z.i. is er in de verordening niet eenig artikel te vinden, op grond waarvan dit wachtgeld kan worden verleend. Zoo noodig geve men de gevraagde inlichtingen in geheime vergadering. De heer Ritmeester (weth.) geeft toe, dat de opmer king van den heer Terpstra in zooverre juist is, dat, toen de heer Audier ziek was en het gewenscht was dat hij uit den dienst ging, de reorganisatie niet was voltooid. Spr. zet uiteen dat men ook een anderen weg had kunnen volgen (eerst ziekengeld en daarna wacht geld of afkeuring met een betrekkelijk laag pensioen), maar dat B. en W. meenden, dat op wachtgeld stelling de meest juiste houding was tegenover dezen scheiden den ambtenaar, dien de Raad zelfs indertijd om zijn buitengewone kwaliteiten a.h.w. van Groningen heeft j weggekocht. De heer Terpstra zegt, dat er in zijn verzoek om in- lichtingen absoluut niets anders zit dan dat hij meent, dat er is gezondigd tegen de verordening. Is dat niet zoo, dan make men hem dat duidelijk, is het wèl zoo, dan doet men verstandig in soortgelijke gevallen den Raad tijdig met de omstandigheden bekend te maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 35