84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. Het voorstel-Posthuma, dat wordt ondersteund door den heer Wiersma, wordt met 28 stemmen tegen 1 stem die van den heer Posthuma, verworpen. De heer Buiël vraagt of het bedrag van 204.000.— in verband met de nadere raming niet met 8500. moet worden verhoogd. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. straks toch machtiging vragen om tengevolge van de behandeling der begrooting noodig geworden wijzigingen in de cijfers te mogen aanbrengen. De bedoeling is dan die 8500.te boeken op de reserve en in elk geval uit de straatbelasting niet meer te besteden dan 204.000.—. Volgno. 48a wordt met 18 tegen 11 stemmen, die van de heeren Terpstra, Algera, Praamsma, Feitsma, Wier sma, J. Koopal, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Van der Schoot, Posthuma, Dresselhuijs en Turksma. aangenomen. Het voorstel-Turksma is hiermede vervallen. Volgnos. 49155 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 156. 55/75 opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelastingf307.000. Volgno. 157. Llitkeering uit het gemeentefonds, be rekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting (2e!3e kl.) f56.320.-. De heer Terpstra vraagt of Leeuwarden ook behoort tot de z.g. „grootere" gemeenten, waarvoor, volgens een schrijven van B. en W. van Nijmegen, de bepaling is teruggenomen, dat zij, bij het ontvangen van een extra- bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds ook van een belastingbijdrage in de 3e klasse der Gemeente- fondsbel. moesten worden geplaatst. Het is spr. bekend, dat Rotterdam, Amsterdam en Den Haag niet de me thode volgen, die hier wordt gevolgd. Tot welke ge meenten behoort Leeuwarden nu De heer Ritmeester (weth.): Wat bedoelt U daarmee? De heer Terpstra zegt, dat B. en W. van Nijmegen schrijven, dat volgens verkregen inlichtingen de com missie voor de gemeentebegrootingen het standpunt in neemt, dat de aanvaarding van een extra-bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds voor de grootere ge meenten niet gepaard behoeft te gaan met plaatsing in de 3e klasse. Indien B. en W. daarmee nog niet bekend zijn, vraagt spr. nü geen antwoord, maar dan in elk geval een onderzoek wat men bedoelt met „groo tere" gemeenten. De heer Ritmeester (weth.) begrijpt den heer Terpstra niet, omdat Nijmegen volgens zijn gegevens in de 3e klasse staat. Naar aanleiding van een opmerking van den heer Terpstra zegt spr., dat dit gegevens zijn van het Centraal bureau voor de Statistiek van een maand geleden. Naar spr.'s meening staat het wel vast, dat Leeuwarden behoort tot de „grootere gemeenten, n.l. van 50.000 tot 100.000 zielen, maar hij weet niet anders dan dat in het genoemde geval de eisch wordt gesteld, dat de gemeente wordt geplaatst in de 3e klasse. B. en W. willen dat nog wel nader onderzoeken, maar het eigenaardige is, dat niet alleen dit jaar maar ook het vorige jaar Nijmegen al stond in de 3e klasse. De heer Terpstra geeft dit laatste toe, maar nadien heeft spr. het bedoelde schrijven van B. en W. van Nijmegen in de „Rotterdammer" gevonden, waaruit volgde, dat voor Nijmegen plaatsing in de 3e klasse niet meer noodig was. Spr. stelt zich tevreden met een toe zegging, dat deze zaak t.z.t. zal worden onderzocht dit kan in de toekomst voor Leeuwarden van bijzonder groot belang worden. De heer Ritmeester (weth.) merkt nog op, dat Rot terdam in de 2e en 3e klasse staatwanneer men zich dan hierbij stelt op het standpunt van de „grootere' gemeenten, begrijpt spr. niet, dat Nijmegen thans in de 2e klasse zou staan. Zelfs Amsterdam staat voor een deel in de 2e klasse. B. en W. zullen echter die zaak onderzoeken. De heer Koopal vraagt naar aanleiding van de zinsnede onder volgno. 156: „Bij raadsbesluit d.d. heden is de gemeente geplaatst in de 3e klasse der Gemeente fondsbelasting" stemming over die plaatsing in de 3e klasse. Dit voorstel wordt met 21 tegen 8 stemmen, die van mevrouw Van DijkSmit, de heeren Van der Schoot. Posthuma, Dresselhuijs, Praamsma, Feitsma, Wiersma en J. Koopal, aangenomen. Volgnos. 156180 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is wederom van de Uitgaven Volgno. 680. Onvoorziene uitgaven f 21.035.78 welke post onveranderd wordt vastgesteld. De Voorzitter wil den Gewonen Dienst der Gemeente begrooting in stemming brengen. De heer Turksma wenscht zijn stem te motiveeren. Ieder heeft hier weer gevochten voor zijn beginselen en voorstellen en niet ieder is bevredigd. Spr. ook niet hij had liever gezien dat de straatbelasting was ver worpen. Maar zijn verantwoordelijkheid gevoelende als Raadslid en handelende in den geest van samenwerking zooals hier besproken is, meent spr. in het belang van een goed beheer voor de begrooting te moeten stemmen Men mag ook in verlies wel eens winst zien. n.l. winst voor het gemoed en in verband met de ideëele opvat tingen van het Raadslidmaatschap. Spr. wil deze woor den vooral overbrengen aan de rechtsche fractiehij doet een beroep op den hier van verschillende kanten geuiten wensch tot samenwerking, opdat met onderling overleg en den gebleken wil van dit college om te be zuinigen waar dat mogelijk is een goede indruk naar buiten en een werkzaamheid ten nutte van de gemeente naren zal kunnen worden bereikt. De heer Feitsma zegt dat, waar alle voorstellen van de Rechts-Prot. Raadsfractie zijn afgewezen, zij tot hun spijt niet aan de goedkeuring van deze begrooting kun nen meewerken. De heer Posthuma heeft zijn uiterste best gedaan om bepaalde dingen veranderd te krijgen en hoezeer het hem ook spijt, dat dit niet is gelukt, dat is voor hem uiteindelijk toch geen reden om tegen de begrooting te stemmen. De heer J. Koopal zal op grond van het feit, dat door deze begrooting nieuwe en zwaardere lasten aan de arbeidersklasse worden opgelegd, tegen deze be grooting stemmen. De heer Hooiring verklaart voor te zullen stemmen maar wil constateeren dat zij, die er tegen stemmen daarmee te kennen geven, dat morgen den dag de werk- loozenuitkeering moet worden stop gezet, omdat daar voor. bij verwerping van de begrooting, geen geld aan wezig is. De begrooting van den Gewonen Dienst wordt met 20 tegen 9 stemmen, die van de heeren Dresselhuijs. Terpstra, Algera, Praamsma, Feitsma, Wiersma, J Koopal, mevrouw Van DijkSmit en den heer Van der Schoot, aangenomen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1936. 85 Voortzetting der vergadering op Donderdag 6 Februari 1936. Kapitaaldiens t. Aan de orde zijn de Inkomsten. Volgnos. 681709 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 710. Bijdrage in de kosten van buitengewone werken uit het Werkfonds 1934" f 150.050. De heer Buiël merkt op, dat hier in tegenstelling met volgno. 711 niet van een bijdrage maar van een voor schot moet worden gesproken, omdat het Werkfonds dit bedrag slechts aan de gemeente leent, die het t.z.t. moet terugbetalen. Spr. betoogt, dat slechts de 40 Rijksbijdrage ad 112.280.hier als inkomstenpost had mogen staan of dat tegenover den hier genoemden post een uitgaafpost moest staan. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat uit de toelich ting blijkt, dat voor het werkelijk kostenbedrag van het geheele werk een voorschot uit het Werkfonds is toe gezegd. Dit voorschot, waarvoor voorloopig geen rente is verschuldigd, wordt, zoodra het wordt ontvangen, verwerkt en dan later op den Kapitaaldienst geplaatst. Op het oogenblik is het daarop niet te verwerken. Zoo- dra met het werk wordt begonnen, kunnen we het ont vangen en dan zal het feitelijk moeten komen op den gewonen dienst. De heer Buiël acht het dan toch juister het woord bijdrage" te veranderen in „voorschot". Volgnos. 710829 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 830853 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 854. Verbetering van den Mr. P. J. Troelstraweg (Stienserweg)f Volgno. 861. Bouw van een brug over het Vliet bij den Poppewegf De heer Buiel merkt op, dat de verbetering van den Troelstraweg het vorige jaar heelemaal niet is uitge voerd, maar dat het bedrag daarvoor op den Kapitaal- dienst van Gemeentewerken toch nog voorkomt. De heer Ritmeester (weth.) acht het ook een eigen aardige methode om dergelijke bedragen op den Kapi taaldienst te laten staan, maar dat systeem is hier altijd gevolgd. De heer Buiël maakt een soortgelijke opmerking t.a.v. volgno. 861. De heer Ritmeester (weth.) zegt, dat het hier weer precies dezelfde kwestie betreft. Volgnos. 854—970 worden onveranderd vastgesteld De begrooting van den Kapitaaldienst wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde zijn de voorstellen van Burgemeester en Wethouders genoemd in bijl. no. 200, sub ae. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel sub a. Aan de orde is punt b. Ontwerp A (verordening heffing straatbelasting). Art 1. De heer Wiersma heeft een amendement op dit ar tikel ingediend, ten einde het in overeenstemming te brengen met art. 280 der Gemeentewet. Spr. stelt voor het artikel te doen luiden „In de gemeente Leeuwarden wordt, tot het ver krijgen van een billijke bijdrage in de kosten, ten laste van de gemeente komende voor aanleg en onderhoud van openbare land- en waterwegen in de gemeente voor hunne verlichting en voor afvoer van water en vuil, een belasting, onder den naam straatbelasting, geheven wegens gebouwde eigendommen en daarbij behoorende erven, die aan openbare land- of water wegen in de gemeente belenden of in de onmiddel lijke nabijheid daarvan gelegen zijn." De Voorzitter zegt, dat de door B. en W. voorge stelde redactie in onderscheidene verordeningen voor komt, maar dat ook de redactie van den heer Wiersma in verschillende gemeentelijke verordeningen wordt gevolgd. Spr. deelt namens B. en W. mede, dat B. en W. het amendement van den heer Wiersma overnemen. Art. 1 wordt dienovereenkomstig aangenomen. Artt. 2 7 worden onveranderd aangenomen. Art. 8. De heer Buiël betoogt, nadat hem op zijn vraag is duidelijk gemaakt, dat het gebouw van de bewaarschool van de zusters in de Groote Kerkstraat niet valt onder de uitzonderingsbepaling onder c, dat het z.i. niet re delijk is, dat dit gebouw, ómdat daarin een bewaar school is gevestigd, geheel buiten die bepaling valt. Spr. zou willen voorstellen sub c te wijzigen als volgt „de gebouwde eigendommen, uitsluitend dienende als inrichting voor lager en voorbereidend lager onderwijs." De heer Balk moet zich op grond van mogelijke con sequenties t.o.v. meerdere particuliere scholen, waarin J voorbereidend 1. o. wordt gegeven, tegen dit rauwelijks door den heer Buiël ingediende voorstel verklaren. De heer Buiël merkt op, dat hier wordt gesproken van „uitsluitend dienende als inrichting voor lager en voorbereidend lager onderwijs", dus van beide soorten van onderwijs te zamen. De heer Ritmeester (weth.) merkt op, dat B. en W. expres de bewaarscholen hier uit hebben gelaten, om te voorkomen, dat ook verschillende particuliere geval len in de termen van vrijstelling zouden vallen. Indien gebouwen, uitsluitend dienende voor bewaarschool, zouden worden vrijgesteld, zou bovendien het St. Lucia- gesticht tóch niet onbelast zijn, wanneer het gebouw b.v. boven voor iets anders wordt gebruikt, zooals thans het geval is. B. en W. hebben het dus, in verband met anders te verwachten moeilijkheden met particu liere bewaarscholen, beter gevonden in dit geval de be waarscholen geheel uit te schakelen: de gemeente zal ook zichzelf voor haar eigen bewaarscholen moeten be talen. Blijkt in de practijk, dat de verordening zoo niet goed functionneert, dan kan daarin gemakkelijk veran dering worden gebracht. De heer Buiël zie deze zaak eerst eens kalm aan. Artt. 8 13 worden onveranderd aangenomen, waar na de geheele verordening, zooals deze is gewijzigd, met algemeene stemmen wordt vastgesteld. De Ontwerpen B, C en D worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Met algemeene stemmen komstig het voorstel sub c. wordt besloten overeen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 39