124
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1936.
als de voorgedragenen. Het gaat spr. c.s. om het prin
cipe, dat zij ook recht meenen te hebben zich in die
commissie te doen vertegenwoordigen en dat zij meenen,
dat iemand van iedere richting daarin zitting moet
hebben.
De Katholieken zijn ook aangewezen op inrichtingen
van onderwijs, waar deze commissie het toezicht heeft
en daarom begrijpt spr. niet, dat ook de commissie niet
dit standpunt huldigt. Ook uit practisch-materieel stand
punt is het noodzakelijk, dat daarin een Katholiek zit
ting heeft. Spr. meent, dat hun voorstel gehandhaafd
moet worden.
De heer Terpstra zegt, dat het vanzelfsprekend is,
dat hij en de zijnen dit voorstel ondersteunen. Zij heb
ben in de gegeven omstandigheden tegen deze aanbe-
volenen geen bezwaar en zullen ook geen tegen-candi-
daten stellen, maar het is uit een oogpunt van rechts
gelijkheid en rechtvaardigheid, dat zij deze zuiver Ka
tholieke zaak willen ondersteunen, omdat h.i. in derge
lijke gemeentelijke instellingen alle partijen vertegen
woordigd moeten zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Westra-Buiël wordt met 14 tegen 13
stemmen, die van mevrouw Van DijkSmit, de heeren
Westra, Praamsma, Buiël, Koopal, Terpstra, Post-
huma, Dresselhuijs, Van der Schoot, Wiersma, Feitsma.
Algera en Balk, verworpen.
Benoemd wordt Dr. J. G. Otten, voornoemd, met 15
stemmen. Op ieder der heeren Hellema en Buiël wordt
1 stem uitgebracht, terwijl 10 biljetten blanco worden
ingeleverd.
Punt 5 (bijlage no. 59). De voordracht van Burge
meester en Wethouders luidt
B. H. G. Melot, directeur van den dienst der
Arbeidsbemiddeling en Werkloosheidsverzeke
ring.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Turksma zou willen, dat dit voorstel werd
aangehouden. Alvorens een voorstel daartoe te doen,
zou hij gaarne ingelicht worden of Ged. Staten de ver
bouwing van het gebouw aan het Jac. Kerkhof reeds
hebben goedgekeurd.
De heer Westra (weth.) deelt mede, dat op dit oogen-
blik hiertoe nog geen goedkeuring is verkregen.
De betreffende verordening is indertijd door den
Raad aangenomen en werkt. Bovendien is later een
salarisverordening vastgesteld, waarin deze geheele
zaak geregeld is. Waar B. en W. intusschen ook ver
schillende functionnarissen bij dien dienst hebben be
noemd, ligt het in de lijn, dat zij thans den Raad het
voorstel doen een directeur van dien dienst te benoemen.
De heer Turksma doet, op grond van het niet-afko-
men der vergunning van Ged. Staten en naar aanlei
ding van de motieven, welke bij de behandeling van
deze kwestie in de vergadering van 23 December naar
voren zijn gebracht, met volle vrijmoedigheid het voor
stel deze zaak uit te stellen, welk voorstel luidt als volgt:
„Ondergeteekende stelt voor punt 5 aan te houden.".
Spr. citeert hetgeen de heeren Hellema en Westra bij
de behandeling in bovengenoemde vergadering hebben
gezegd aangaande de onderbrenging van beide diensten
in één gebouw en het éénhoofdig directeurschap, en de
uitspraak van den wethouder, dat de samenvoeging van
beide diensten alleen goed kan zijn, indien zij in één
gebouw worden ondergebracht. Naar spr.'s meening
moet men een dergelijke zaak in ieder geval uit een oog
punt van dienstbelang bekijken en daarnaast zou het
ook niet verantwoord zijn voor den Raad om van den
directeur veel te veel te vergen. Daarom meent spr.,
dat aanhouding gewenscht is, te meer, waar de veror
dening den Raad niet aan een bepaalden datum van
benoeming bindt.
Bij niet-goedkeuring van het verbouwingsplan loopt
de samenvoeging volgens den wethouder op een mis-l
lukking uit, waarom spr. meent te moeten voorstellen
deze benoeming aan te houden.
De heer Westra (weth.) zegt, dat indien de Raad
niet tot deze benoeming overgaat, dit niets aan den
dienst verandert; alleen zal dan de tijdelijke voorziening
in de leiding moeten voortduren. Indien men een ander
zou benoemen voor den dienst van sociale zaken, zou
de heer Melot, die boven zijn salaris als directeur van
de Arbeidsbemiddeling een bepaalde toelage krijgt voor
de leiding van de beide diensten, op wachtgeld gesteld
moeten worden.
Inderdaad is op het oogenblik de goedkeuring van
Ged. Staten op het verbouwingsplan niet verkregen en
het is zelfs mogelijk, dat een ongewijzigd plan de goed
keuring niet zal krijgen. B. en W. houden echter voor
de toekomst het oog er op gericht om zoo noodig met
een voorstel bij den Raad te komen om een oplossing
te krijgen, welke wél de goedkeuring krijgt.
Intusschen zal, al vinden B. en W. dit een minder
gewenschten toestand, de dienst in twee gebouwen moe
ten doorloopen, maar dit is geen bezwaar om tot de
benoeming van een directeur over te gaan.
De heer Turksma is van meening, dat de woorden
van weth. Westra aan den toestand zélf niets veran
deren, d.w.z. dat het op dit oogenblik niet absoluut
noodzakelijk is om een directeur te benoemen, omdat,
wanneer er twee gebouwen komen, er ook twee direc
teuren moeten worden aangesteld, zooals den vorigen
keer is gezegd. Op dezen grond meent spr., dat de Raad
goed zal doen de zaak aan te houden, waarom hij zijn
voorstel handhaaft.
De heer Molenaar begrijpt niet wat de benoeming
van den Directeur te maken heeft met de uitoefening
van den dienst in één of twee gebouwen. Wanneer de
dienst in twee gebouwen moet worden ondergebracht,
zal er toch minstens één directeur noodig zijn. Waarom
dan momenteel deze benoeming uitstellen? Spr. kan dan
ook niet aan het voorstel van den heer Turksma mede
werken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Turksma wordt met 18 tegen 9 stemmen,
die van de heeren Algera, Imhof, Terpstra, Posthuma,
Turksma, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de hee
ren Van der Schooot, Wiersma en Feitsma, verworpen.
Overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en
Wethouders wordt benoemd B. H. G. Melot met 18
stemmen. Er worden 9 biljetten blanco ingeleverd.
Punt 3. Wordt medegedeeld
a. dat Ged. Staten
1hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten van 25
Februari 1936 tot vaststelling van bebouwingsvoor
schriften, van 7 April 1936 tot ruiling van grond bij de
Goudsbloemstraat, tot ruiling en koop van grond aan
de Franklinstraat, tot verhuren van grond bij den
Oostersingel en van de woning Menno van Coehoorn-
straat no. 3
2. de ontvangst hebben bericht van afschriften van
de Raadsbesluiten van 7 April 1936 tot vaststelling van
verordeningen houdende wijziging van de algemeene
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 April 1936.
125
politieverordening en van de verordening, regelende de
politie op de openbare vermakelijkheden en plaatsen van
vereeniging
b. schrijven van de N.V. Intercommunale Water
leiding Gebied Leeuwarden, houdende mededeeling dat
tot lid van den Raad van Beheer dier vennootschap is j
benoemd de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma.
De stukken sub a en b worden voor kennisgeving
aangenomen.
c. verslag van den toestand van het Middelbaar
Onderwijs over 1935.
Ligt nog eenigen tijd voor de leden ter inzage.
d. schrijven van M. Bekkema in zake de intrekking
van de vergunning tot verkoop van sterken drank ten
name van K. Bijlsma
e. dat Burgemeester en Wethouders met intrekking
van de benamingen ,,3e Korte Houtstraat" en „Camstra-
buren" (gedeeltelijk), aan de straat, loopende uit den
Dokkumertrekweg in Westelijke richting, den naam
hebben toegekend van ..Dekamastraat".
De stukken sub de n e worden voor kennisgeving
aangenomen.
Punt 6. De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra heeft in de stukken gezocht naar de
reden waarom de weth. v. Ond. en B. en W. overplaat
sing noodig oordeelen, doch deze niet kunnen vinden.
Spr. zal gaarne vernemen waarom deze overplaatsing
geschiedt, van de veronderstelling uitgaande, dat niet
mag worden gesproken van, zelfs niet gedacht aan, een
vriendendiensteen dergelijke overplaatsing moet uit
sluitend plaats hebben in het belang van het onderwijs.
De heer Botke (weth.) zegt, dat uit de stukken blijkt,
dat de heer Visser, in verband met de vacature, welke
aan school 7a komt, zonder meer overplaatsing naar die
school heeft verzocht. De Inspecteur van het L. O., die
volgens art. 36 der wet moet worden gehoord, gaat
zonder meer met het verzoek accoord en ook B. en W.
meenen, dat daaraan kan worden voldaan, omdat het
niet tegen het belang van het onderwijs is. Dit verzoek
is beschouwd als een sollicitatie, en bij een andere solli
citatie vraagt men ook niet waarom iemand solliciteert.
De heer Visser, als oud Leeuwarder, valt naar spr.'s
meening zeker in de termen om deze gunst verleend te
worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punten 7—9 (bijl. nos. 58 en 50). Met algemeene stem
men wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van Burgemeester en Wet
houders.
Punt 10 (bijl. no. 55) wordt op voorstel van den heer
Turksma, die hierover een besloten zitting aan
het einde der vergadering vraagt, aangehou
den tot na de behandeling van punt 20 der
agenda.
Punten 1144 (bijl. nos. 53, 52 en 57). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van Burgemeester en
Wethouders.
Punt 15 (bijl. no. 54).
De Voorzitter antwoordt op een vraag van mevrouw
Van DijkSmit, wat gebeurt met de gelden, welke
betaald worden voor voortdurend onderhoud, dat deze
komen ten bate van den Gewonen Dienst van G. W
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 16 (bijl. no. 61). De Voorzitter deelt mede, dat
het driemaal in het voorstel van B. en W.
voorkomende woord Jacob Binckesstraat
moet worden gewijzigd in „Sontdwarsstraat
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra is uit het voorstel gebleken, dat.
voorzoover hij kon nagaan, in 1933 of 1934 door de
gemeente aan de woningbouwvereeniging Beter Wo
nen" tijdelijk in leen is gegeven ongeveer 10.000.—
(bouwsom 3 woningen Sontdw.str.).
Met de thans voorgestelde transformatie om het res
tant dezer leening in een definitieve leening op te nemen,
gaat spr. gaarne accoord, maar hij zou willen vragen
of zoo iets ook wel eens bij de andere woningvereeni-
gingen voorkomt.
Voorts heeft spr. den post van de rente dezer tijdelijke
leening, welke ongetwijfeld ontvangen moet zijn, niet
kunnen vinden. Er zal toch een collectiefpost van der
gelijke rente in dit geval over twee jaren moeten
bestaan. Mocht het voor den Voorzitter moeilijk zijn
thans op deze administratieve vraag te antwoorden, dan
wil spr. gaarne, dat hieraan aandacht wordt geschonken.
Spr.'s laatste vraag is, of de aan het hypothecair
verband verbonden kosten, welke in dit geval vrij aan
zienlijk zijn, door „Beter Wonen" uit haar kas worden
betaald. Hij moet wel tot die conclusie komen, omdat
noch een becijfering van deze kosten, noch van die van
het royement van de vroegere hypotheek door de
Verzekeringsbank „Victoria" in het voorstel voorkomt.
De Voorzitter zal, zooals de heer Terpstra reeds zelf
heeft gezegd, op deze administratieve vragen niet direct
een positief antwoord kunnen geven, maar wel kan hij
een veronderstelling maken.
De meeste woningvereenigingen staan in rekening
courant met de Centrale Kas. Zij storten daar gelden
en krijgen, zoo noodig, gelden. Voorzoover spr. weet,
is bij de andere woningvereenigingen een geval, zooals
zich thans voordoet het geld moest worden geleend
omdat veel woningen in één groot complex tegelijk
werd gebouwd nooit voorgekomen, maar hij gelooft
wel, dat de gemeente, indien het zou voorkomen, soort
gelijk zou willen handelen.
Wat de rente betreft, deze zal, voor zoover spr. kan
nagaan, te vinden zijn bij de rente van tijdelijk belegd
kasgeld bij de Centrale Kas. Dus in de boeken van de
Centrale Kas en niet in de gemeenterekening, zooals er
zoo veel posten zijn, die niet uit de gemeenterekening
blijken.
Wat betreft het hypothecair verband, dit is een toe
stand uit den nood geboren, doordat Ged. Staten des
tijds het Raadsbesluit tot het aangaan van een leening
met de Spaarbank niet goedkeurden. B. en W. hebben
veel moeite gedaan om geld te leenen op dezelfde voor
waarden zonder hypothecair verband, maar dat is niet
mogelijk geweest. Veel aanbiedingen hebben zij trouwens
niet gekregen en dit aanbod leek B. en W. tenslotte
acceptabel. De kosten der hypotheek worden door de
Woningbouwvereeniging „Beter W^onen als hypo-
theekneemster, betaald; de gemeente staat daar buiten.
Ook „Beter Wonen" vindt het jammer, dat die kosten
moeten worden gemaakt, omdat de garantie der ge
meente toch eigenlijk genoeg is. Spr. ziet het aankomen
dat, indien de woningvereeniging niet meer aan haar
verplichtingen kan voldoen, zij toch bij de gemeente zal
komen om de zaak over te nemen, zoodat het toch op
de gemeente zal worden afgewenteld. In een jaarverslag
klinkt het echter nu eenmaal beter, dat geld is geleend
onder hypothecair verband, dan los.