144
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1936.
Punt 5 (bijl. no. 75). De Voorzitter rectificeert in
den brief van B. en W. aan den heer Bakker,
bevattende de voorwaarden voor deze verhuring, de 7e
voorwaarde, welke moet worden gelezen als volgt
,,de huurder mag het gehuurde of een gedeelte daar
van zonder schriftelijke toestemming van B. en W. niet
aan een ander in gebruik afstaan.".
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Van der Schoot komt de huurprijs van dit
terrein, gezien de ligging in de kom der gemeente en
aan het groot-scheepsvaarwater, laag voor. Spr. vraagt,
of deze grond ook publiek te huur is aangeboden; z.i.
zou dan een grootere huurprijs zijn te maken, dan nu
wordt voorgesteld.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat dit terrein
alleen geschikt is voor opslagterrein en jaren aaneen
renteloos heeft gelegen. Het ligt aan het openbaar vaar
water, zoodat iedereen het kan zien en iedereen kan
weten, dat het beschikbaar is om te huren en daarom
is aan een publieke verhuring niet gedacht.
Nu er iemand was, die een klein stukje van dezen,
tot nu toe ongebruikten, grond wilde huren, meenden
B. en W., dat deze prijs wel acceptabel is.
De heer Van der Schoot meent, dat, al ziet men een
terrein ongebruikt liggen, men toch den indruk kan
krijgen, dat het niet te huur is. Hij betoogt nogmaals,
dat, wanneer het te huur was aangeboden, men z.i. een
hoogeren huurprijs zou kunnen maken.
De Voorzitter zegt, dat dit terrein jaren lang onge
bruikt heeft gelegen en dat er niemand gading naar
maakte. B. en W. hebben de ervaring, dat, indien er
iets is wat men kan gebruiken, b.v. een terrein of ge
bouwtje, dat de gemeente niet meer gebruikt, of zelfs,
zooals bij de brandspuithuisjes, wanneer de gemeente
ze nog jaren noodig zal hebben, men dan vraagt om
deze eigendommen te mogen huren. Nu komt er iemand
om dit smalle strookje, dat alleen te water is te berei
ken, te huren. Spr. gelooft niet, dat dit terrein ooit een
geldwinning wordt. Laat men blij zijn, dat men er nog
24.voor krijgt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 6 (bijl. no. 74). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Van der Schoot is van meening, dat voor
dit terrein wel een hoogere huurprijs kan worden be
dongen, omdat de Coöp. Veiling belang bij dit stukje
grond heeft, waar het grenst aan het reeds bij haar in
gebruik zijnde terrein.
Voorts is het doel, waarvoor dit terrein zal worden
gebruikt, n.l. het vernietigen van groenten, spr. zeer
onsympathiek. Hij vraagt of het niet mogelijk is, dat
de overtollige groenten tegen zeer lagen prijs worden
gedistribueerd door den handel over de werkloozen,
verschillende inrichtingen en andere menschen met een
smalle beurs.
De Voorzitter maakt den heer Van der Schoot er
opmerkzaam op, dat alleen de verhuring van dit terrein
aan de orde is.
De heer Van der Schoot zegt, dat de gemeente, we
tende waarvoor het terrein zal worden gebruikt, aan
dat doel vernietiging van groenten medewerkt.
Spr. zal zulks echter niet graag doen en hij vraagt, of
het niet mogelijk is een schakel te vinden om dit te
voorkomen.
De heer Wiersma meent, dat de vraag, of de over
tollige groenten ook gedistribueerd kunnen worden, hier
wèl aan de orde is, omdat de Raad, wetende dat het
terrein voor het vernietigen van groenten zal worden
gebruikt, toch, zij het dan ook zijdelings, sanctie aan dat
doel verleent. Spr. wijst er op, dat er in de laatste jaren
reeds ontstemming heerscht over het vernietigen van
onverkocht gebleven groenten, terwijl vele gezinnen in
een toestand verkeeren, dat zij geen groenten kunnen
koopen. Hij is daarom met den heer Van der Schoot
van meening al weet hij, dat de Coöp. Veiling, wan
neer de gemeente dit terein voor het beoogde doel niet
wil verhuren, een ander terrein daarvoor zal kunnen
krijgen dat de Raad zijn medewerking niet moet
verleenen. Voorts merkt spr. op, dat reeds door ver
schillende Chr. en moderne organisaties de wensch naar
voren is gekomen, om hiervoor een distributieapparaat
in het leven te roepen.
De Voorzitter merkt op, dat men wel mag zeggen,
dat men tegen deze verhuring is, omdat de grond zal
worden gebruikt voor het vernietigen van groenten,
maar dat de distributie van groenten niet aan de orde is.
De heer Wiersma gaat daarop dan niet verder in.
Hij had echter gaarne gezien hij weet niet of het ook
is gebeurd dat B. en W. n.a.v. het doel, waarvoor
het terrein zal worden gebruikt, overleg met de Coöp
Veiling hadden gepleegd om een ander middel voor het
van de hand doen der groenten te vinden.
De heer Posthuma sluit zich aan bij de heeren Wier
sma en Van der Schoot. Het vernietigen van voedsel
en de teéltbeperking vindt spr. zóó verschrikkelijk
het is een van de grootste zonden van dezen tijd
dat hij er niet aan denkt daaraan mede te werken, al
is dat misschien niet erg economisch.
De heer IJtsma zal de lust bedwingen om over de
eigenlijke kwestie, welke hieraan ten grondslag ligt,
voedselvernietiging, te spreken, maar hij heeft zich af
gevraagd of het wel verstandig is, nu men alle mogelijke
moeite doet om afvalverzamelingen van de verschillende
bedrijven te leiden naar het gemeentelijke terrein, dit
bedrijf zélf een kuil voor zijn afval te laten graven. Spr.
vreest, dat hierdoor een precedent zal worden geschapen,
en dat er meer aanvragen zullen komen. Laat men iets
dergelijks soms oogluikend toe, de gemeente moet zélf
niet de gelegenheid geven. Spr. zal daarom tegen het
voorstel stemmen en hij hoopt, dat zulks er tevens toe zal
medewerken, dat de Coöp. Veiling met het Gemeente
bestuur en de organisaties zal trachten een middel te
vinden om de groenten zoo van de hand te doen. dat zij
niet naar het aschland gaan, doch den menschen ten
goede komen.
De Voorzitter zegt, dat de kuil alleen zal worden ge
bruikt voor groenten, welke op een bepaald oogenblik
op de veiling geen koopers vinden, hetgeen gelukkig
niet eiken dag gebeurt. Waar alleen sla en spinazie aan
dit euvel schijnen te lijden en die groenten in een mini
mum van tijd verteerd zijn, hebben B. en W. geen be
zwaar tegen deze verhuring.
De heer Botke (weth.) zegt, dat de Regeering voor
schrijft, dat de groenten, welke niet den minimumprijs
opbrengen, ter beschikking staan van den betrokken
Regeeringscommissaris, en wanneer die groenten dan
niet door het Rijk voor distributie worden afgenomen,
gelast deze ze te vernietigen. Het is ook bekend, dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1936.
145
voor het verstrekken van dergelijke groenten aan Prac-
tische Hulp, hetgeen in de laatste jaren mede door spr.'s
toedoen is geschied, een speciale toestemming van den
Regeeringscommissaris noodig was.
Voorts is deze opslagplaats, welke de Coöp. Veiling
dus noodgedwongen moet hebben, voor haar van groot
belang, omdat het brengen van de groenten naar de
terreinen van de Gemeentereiniging met veel moeite en
kosten gepaard gaat.
Den heer IJtsma antwoordt spr., dat, wanneer er bijv.
100 kisten spinazie doordraaien en in den kuil komen,
deze massa onmiddellijk onderin gaat rotten, doch dat
zulks geen stank veroorzaakt, omdat er een droog laagje
overheen komt. Indien noodig, wordt de inhoud met een
laagje aarde afgedekt. De Potmarge zelf zal. als het
warm is, meer stank verspreiden.
De heer Van Kollem meent, dat, waar het terrein van
jaar tot jaar wordt verhuurd, men, als de kuil werkelijk
stank geeft, de huur kan beëindigen. Staat echter in de
voorwaarden ook, dat, bij ontbinding der huur, de kuil
weer moet worden dicht gemaakt
De Voorzitter zegt, dat in de voorwaarden staat, dat
bij beëindiging der huur het terrein in den oorspronke-
lijken toestand moet worden teruggebracht.
De heer Van der Schoot wil aannemen, dat de hinder
niet zoo groot zal zijn.
Hij herhaalt hetgeen hij reeds heeft gezegd aangaande
de waarde van den grond voor de Coöp. Veiling en
stelt voor deze huur met de helft te verhoogen.
De heer Posthuma zegt, n.a.v. de inlichtingen van den
heer Botke, dat, als hij tegen dit voorstel stemt, het niet
gaat tegen de houding van het Bestuur van de Coöp.
Veiling diens houding is een gevolg van de Regee-
ringsvoorschriften maar dat hij niet mede wil werken
aan den onsympathieken maatregel, om voedsel te ver
nietigen.
De heer IJtsma wil nog iets van deze kwestie zeggen,
omdat men van den kant van B. en W. niet op het prin
cipe, dat bij hem voorzit, is ingegaan. Bij spr. geldt het
bezwaar, dat, wanneer men deze vergunning verleent,
welke de heer Botke heeft verdedigd op grond van de
hoogere vervoerkosten naar het vuilnisterrein, men ook
moet goedvinden dat iedere particuliere groentenventer
bij zijn huis een kuil graaft voor de overgehouden
groente, welke hij anders naar het aschland moet brengen.
Spr. meende, dat de Raad er op gesteld was hinder
en last te niet te doen en al is hier opzegging van de
huur mogelijk, waarschuwt hij den Raad ernstig geen
eerste stap in deze richting te doen, omdat men met het
argument van de hoogere vervoerkosten overal in de I
stad dergelijke gelegenheden zou kunnen maken.
De heer Terpstra betoogt, dat, waar hij vreest dat dit
voorstel zal worden aangenomen, de gemeente er uit
moet halen wat er uit te halen is.
De heer Botke heeft er terecht op gewezen, dat dit
terrein in de onmiddellijke nabijheid van de Coöp. Vei
ling voor haar bijzonder veel waarde heeft. Dan begrijpt
spr. niet, waarom de huur van dit stukje grond in ieder
geval niet gelijk is aan die van het terrein, welke onder
punt 5 is behandeld, en dat nergens anders voor kon
worden gebruikt.
Verder zegt spr., dat de heer Botke op het argument
van den heer IJtsma, dat ook anderen hetzelfde recht
krijgen, niet heeft geantwoord.
De heer Botke (weth.): Dat behoef ik niet te doen.
De heer Terpstra: Dat had U wel moeten doen.
De heer Imhof zal tegen dit voorstel stemmen op de
gronden, door den heer IJtsma ontwikkelt.
De heer De Bruin is in tegenstelling met den heer
Terpstra van meening en hij hoopt zulks dat dit
voorstel niet zal worden aangenomen.
Den heer Botke wijst spr. er op, dat in een ophooping
van vuil een rottingsproces plaats vindt en dit brengt
altijd stank mede en last voor de omwonenden. B. en W.
veronderstellen zelf ook, dat het hinder zal veroorzaken,
omdat zij de voorwaarde hebben opgelegd zoo noodig
den inhoud van den kuil met een laagje aarde te over
dekken.
Waar het argument van de verplaatsing van het asch
land indertijd is geweest den hinder weg te nemen, moet
men niet beginnen in het klein opnieuw een aschland in
de bebouwde kom te maken.
In iedere plattelandsgemeente maakt men den laatsten
tijd bepalingen, om de mestvaalten zooveel mogelijk bui
ten de bebouwde kom te houden. Laat Leeuwarden op
dit punt niet minder zijn dan de plattelandsgemeenten
De heer Buiël meent, dat een dergelijke inrichting valt
onder de Hinderwet.
De Voorzitter ontkent dit. Maar laat men eerst over
dit voorstel stemmen, dan behoeft men niet meer over
de Hinderwet te praten.
De heer Botke (weth.) zegt, dat als de heer Posthuma
tegen dit voorstel stemt, omdat hij principiëel tegen het
stelsel van vernietiging is, hij daarmede de Coöp. Vei
ling, welke daar niets aan kan doen, dupeert en op hooge
kosten jaagt.
Z.i. is het geen mestvaalt en het zal hoegenaamd geen
stank veroorzaken.
De Voorzitter doet lecture van een ingekomen voor
stel van de heeren Van der Schoot en Terpstra, luidende
als volgt
,,Ondergeteekenden stellen voor de huur hier be
doeld, 2 X zoo hoog te stellen.".
De heer Posthuma zal ook tegen dit voorstel stemmen.
Het verwondert hem, dat de heer Van der Schoot eerst
principiëel niet aan dit stelsel wil mee doen en nu wil
pogen er het dubbele uit te halen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Van der Schoot-Terpstra wordt met 25
tegen 2 stemmen, die van de heeren Van der Schoot en
Terpstra, verworpen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 22 tegen 5 stemmen, die van de heeren Hellema.
Van Kollem, De Boer, Botke en Hooiring, verworpen.
Punt 7 (bijl. no. 72). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Van Kollem, die toestemming van den Voor
zitter heeft gekregen om bij dit punt te spreken over de
in dit plan ontworpen verkeerseilanden, zegt, dat het
den Raad bekend zal zijn, dat hij over het algemeen
geen bewonderaar is van de wijze, waarop hier diverse
verkeersregelingen ontworpen zijn, en dat hij indertijd
tevergeefs heeft getracht verandering te brengen in het
beroemde en beruchte eiland bij den Troelstraweg. Hier
op zal spr. niet terugkomen, doch hij heeft, al is hij op
dit gebied veel gewend, met schrik en ontsteltenis het
fraaie ontwerp, dat op het Engelscheplein in wording
is, gezien. Een verkeersregeling door middel van vlucht
heuvels acht spr. absoluut juist, doch de wijze, waarop
hier de zaak wordt getracteerd, vindt hij dwaas. Wil