146
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1936.
men nu straks van de Fonteinstraat naar de P. C. Hooft-
straat, dan moet men ongeveer bij halfweg Marssum
omrijden
Het verwondert spr. ook, dat men hier niet doet, wat
men in verschillende andere plaatsen toepast, n.l. dat
men bij wijze van proef een vluchtheuvel van hout
maakt, welke, als zij niet voldoet, kan worden gewijzigd.
Voorts zou spr. gaarne van B. en W. vernemen, of
zij voor dit belangrijke geval ook de verkeerspolitie en
den Inspecteur, die aan het hoofd van dien dienst staat,
en welke omtrent alle mogelijke zaken, het verkeer be
treffende, worden geraadpleegd, om advies hebben ge
vraagd. Wanneer er thans geen stokje voor wordt ge
stoken, krijgt men midden in den Harlingerstraatweg
een circuit van 30 M. doorsnede, wat spr. al te dwaas
vindt. En zegt men, dat men het verkeer daardoor wil
remmen, dan vindt spr. dat uitstekend, doch een vlucht
heuvel van 10 M. en zelfs een niet verhoogde cirkel van
een andere soort steen, zooals men er bij Purmerend een
heeft, remt het verkeer even goed. Spr. vraagt daarom
aan B. en W„ of zij bereid zijn, alvorens dit plan defini
tief wordt vastgesteld, het advies van de instanties,
welke er het best over kunnen oordeelen, n.l. de Ver-
keerscommissie van de K. N. A. C. en den A. N. W. B.
en de verkeersautoriteiten in Leeuwarden zélf, om ad
vies te vragen.
De Voorzitter zegt, dat men het hem wel niet kwalijk
zal nemen, als hij even groote woorden gaat gebruiken
als de heer Van Kollem heeft gebruikt, die, door te spre
ken van „zooals de zaak hier wordt getracteerd" en „als
er geen stokje voor wordt gestoken" doet, alsof hij de
eenige verkeersdeskundige in de geheele wereld is (De
heer Van Kollem: Dat is volkomen onjuist!) en dat alle
anderen het verkeerd doen. Dat de heer Van Kollem
zegt, dat een vluchtheuvel dient om het verkeer te rem
men, is echter een bewijs, dat deze van de geheele zaak
niets begrijpt. Een verkeerseiland dient niet om het ver
keer te remmen, doch om het verkeer van verschillende
kanten zoo geleidelijk mogelijk en zoo lang mogelijk
langs dezelfde banen te leiden, opdat snijpunten worden
vermeden, hoe grooter het eiland is, hoe beter dat doel
tot zijn recht komteen automatisch gevolg ervan is,
dat het verkeer wordt geremd, iets dat spr. ook zeer op
prijs stelt. Naar spr.'s meening moest dit systeem nog
sterker worden doorgevoerd en hij wijst in dit verband
op den hoek bij de Peperstraat, waar langzaam wordt
gereden, omdat ieder begrijpt dat het niet anders kan.
B. en W. zijn echter gaarne bereid, als het noodig is in
een zeer moeilijk geval, de verkeersautoriteiten te vra
gen, doch spr. mag toch ook zijn eigen meening hebben,
en zelfs verkeersdeskundigen kunnen van meening ver
schillen. De heer Dreeuws is in deze niet gehoord.
Natuurlijk kunnen B. en W. de Verkeerscommissie van
de K. N. A. C. en den A. N. W. B. om advies vragen,
maar spr. vreest, dat B. en W. zullen zeggen, dat het
voor Leeuwarden het beste is met ditzelfde voorstel bij
den Raad te komen. Wanneer hier nu bepaalde fouten
werden gemaakt, waardoor in Leeuwarden meer onge
lukken gebeurden dan elders, dan was het iets anders,
doch dat is niet het geval en spr. heeft den indruk, dat
het verkeer hier nog zoo slecht niet is geregeld.
De heer Buiël wijst n.a.v. de laatste woorden van den
Voorzitter op het lange eiland bij de St. Jacobstraat. j
De Voorzitter zegt, dat dit eiland er altijd zoo heeft
gelegen. Het lijkt, nu de toestand daar is veranderd,
alleen iets langer.
De heer Buiël heeft gehoord, dat dit eiland toch ver
anderd zal worden.
De Voorzitter zegt, dat is gevraagd het trottoir aan
de zijde van het Politiebureau iets breeder te maken en
indien dat gebeurt, moet er een stukje van het verkeers
eiland af.
De heer IJtsma wil dit belangrijke onderwerp, dat op
buitengewoon vriendelijken toon wordt behandeld, tot
een ernstig iets maken. Er zijn hier Raadsleden, die niet
specialist zijn op het gebied van het verkeer. De beide
heeren hier weten wel precies hoe het moet, maar de
Raad wil het ook wel weten. Waarom wordt niet een
voudig de toezegging gedaan, dat het advies van de
Wegencommissie van K. N. A. C. en A. N. W. B., waar
over men kan beschikken, zal worden ingewonnen De
gemeente blijft natuurlijk vrij in haar doen en laten.
Al zou het alleen maar zijn ter geruststelling van de
Raadsleden, die het niet weten.
De heer Van Kollem is het niet met den Voorzitter
eens, dat uit zijn woorden zou blijken, dat spr. in dit
opzicht de wijsheid in pacht heeft. Hij heeft juist altijd
gezegd, prijs te stellen op het advies van een deskundige
op dit gebied.
Spr. blijft van meening, dat hij niet heeft bedoeld zijn
persoonlijke meening door te drijven en als de Voor
zitter meent, dat hij daarbij woorden van kleiner for
maat had kunnen gebruiken, wil hij dat gaarne aan
nemen. Maar dan is men quitte, want ook de Voor
zitter heeft geantwoord met woorden van denzelfden
omvang. (De Voorzitter: Dat was de reactie!) Spr
vraagt, waar het hier een belangrijken verkeersweg be
treft, wat B. en W. er tegen hebben om in dit speciale
geval advies in te winnen van de betrokken instanties.
Men kan dan aan de hand van dit advies nagaan of
het afwijkt van het bestaande en veranderd kan
worden.
De Voorzitter zegt, dat door de wijze, waarop de heer
Van Kollem hier sprak, men den indruk kreeg, dat B
en W. niets van de verkeersregeling afweten. Actie
geeft reactie. Nu de heer Van Kollem zegt, dat hij
woorden van kleiner formaat had kunnen gebruiken,
verkleint spr. het formaat van zijn woorden ook.
Spr. is gaarne bereid met iemand, die verstand heeft
van speciale oplossingen van de verkeersproblemen, te
confereeren en samen pratende de deskundige kan
ook een plan maken de beste oplossing te vinden,
maar hij voelt er niets voor de zaak weg te zenden met
het verzoek: stuur een teekening hoe de beste oplossing
is en zoo zullen B. en W. het uitvoeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
Punt 8. De beraadslagingeen worden geopend.
De heer Turksma, wien het is opgevallen, dat de post
van het verbouwen van het politiebureau aardig is over
schreden, vraagt, n.a.v. de indertijd door den wethouder
gedane toezegging dat hetgeen kon worden aanbesteed,
ook zou worden aanbesteed, voor welk bedrag van de
verbouwingskosten ad 118.000.aanbesteed is.
De heer Algera betoogt, dat waar deze portefeuille
zeer omvangrijk materiaal bevatte, het niet mogelijk
was de zaak te beoordeelen. In de eerste plaats omdat
de Raadsleden hiervan pas Zaterdagnamiddag half
twee kennis konden nemen en zij dus slechts 2 dagen
waarvan de tijd voor beroepsbezigheden, welke men
had, nog afging gelegenheid hadden de zaak te be-
studeeren. In de tweede plaats door de wijze, waarop
deze zaak ter kennis van de Raadsleden is gebracht.
Wanneer dergelijke begrootingswijzigingen aan de
leden thuis werden gezonden, was dit z.i. zeer te appre-
cieeren, omdat men, wanneer men deze kwestie wil be-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1936.
147
studeeren, dikwijls op vroegere beslissingen en begroo
tingen moet teruggrijpen en dat kan het beste geschie
den, wanneer men thuis is.
Spr. verzoekt vriendelijk dit punt tot de volgende
vergadering uit te stellen en de betreffende stukken aan
de leden toe te zenden.
De Voorzitter zegt dat er, gezien den wettelijken
termijn van inzending, geen bezwaar tegen 3 weken
uitstel is.
Wat de kwestie van het thuissturen der stukken be
treft, dit is nooit gebeurd en bovendien hebben B. en
W. een brief van Ged. Staten ontvangen, waarin o.a.
staat, dat de post drukwerk ernstig onder handen moet
worden genomen. Cyclostyleereninterrumpeert de
heer Buiël, maar dat kost ook geld, omdat er dan meer
personeel moet komen. Als men den brief van Ged.
Staten ziet, zal men wel anders praten. Wij zullen ons
niet alleen op het drukwerk, maar op alle mogelijke
dingen moeten bezuinigen; als het dit jaar niet is, dan
het volgende jaar wel.
Is het niet mogelijk, dat, zooals altijd is gebeurd,
wanneer er wordt verwezen naar een rapport of iets
dergelijks, de Raadsleden hier komen om die stukken
te zien
De heer Hellema (weth.) zegt, dat men niet moet
vergeten, dat de fin. commissie over deze zaak geraad
pleegd is en dat de leden daarvan volle gelegenheid
hebben gehad zich van de feiten te overtuigen.
N.a.v. een interruptie van den heer Wiersma: „wij
zijn in die comm. niet vertegenwoordigd", zegt spr., dat
de Raadsleden steeds de inlichtingen, welke de comm.
ontvangt, bij hem kunnen krijgen. Waar de fin. comm.
geen bezwaar heeft gehad om deze begrootingswijziging
den Raad ter goedkeuring aan te bieden, gelooft spr..
dat het belang van het thuis hebben van deze stukken
hetgeen nooit gebruikelijk en z.i. zeer bezwaarlijk is
niet zoo verbazend groot is. Wanneer men echter
meent niet veel tijd voor bestudeering te hebben gehad,
heeft spr. geen bezwaar de zaak drie weken uit te
stellen.
Zooals de Voorzitter terloops reeds ter sprake heeft
gebracht, is de begrooting 1936 bij B. en W. terugont
vangen en op het oogenblik bij hen in onderzoek en
bespreking om aan enkele bezwaren tegemoet te komen.
Deze aangelegenheid wordt in den Raad gebracht zoo
dra de zaak daarvoor rijp is.
De heer Algera handhaaft zijn bezwaren en verzoekt
nogmaals de suppletoire begrootingsstukken aan de le
den rond te zenden.
Er zijn wel op den post drukwerk aanmerkingen ge
maakt, maar het betreft hier inlichtingen aan Raads
leden, z.i. een strikt noodzakelijke maatregel. Een be
grooting is een zeer belangrijk ding en deze begrootings
wijziging biedt de eenige gelegenheid om over bepaalde
posten, welke daarop voorkomen, te spreken. Daarom
is het ook gewenscht, dat men deze dingen vooruit
krijgt.
N.a.v. hetgeen de weth. van Fin. heeft gezegd over
het advies van de fin. comm., zegt spr., dat men niet
enkel op dit advies moet afgaan, maar ieder voor zich
moet overtuigd zijn en beslissen, dat een bepaald voor
stel goed is.
Spr. herinnert er aan, dat bij de laatste begrooting
tengevolge van de gemaakte fout ook een zeer omvang
rijk stuk is gecyclostyleerd en den Raadsleden toege
zonden. Theoretisch kan hetgeen de weth. omtrent het
nazien van de stukken heeft gezegd juist zijn, in de prac-
tijk is het vaak een groote belemmering de stukken op
het stadhuis te bestudeeren.
De heer Buiël heeft met belangstelling kennis geno
men van de mededeeling, dat op den post drukwerk zal
moeten worden bezuinigd.
Voorts wijst spr. er op, dat deze begrootingswijziging
een gevolg is van het onjuiste systeem, dat hier wordt
gevolgd door niet direct de begrootingswijzigingen aan
te brengen. Daardoor gaan nu alle posten, zonder be
paalde mededeelingen erbij, gemakkelijk onder den
hamer door. Spr. heeft dit bezwaar reeds meermalen
geuit. Waar het den Raadsleden thans onmogelijk is,
nu zij alleen de gedrukte begrooting thuis krijgen, een
volledig overzicht, wat spr. toch gaarne heeft, te krij
gen, zou hij het zeer op prijs stellen in het vervolg de
begrootingswijzigingen gecyclostyleerd thuis te ontvan
gen. Het gaat tenslotte om geld en daarom acht spr.
het wel noodig, dat ook eenige mededeelingen omtrent
de wijzigingen aan den Raad worden gedaan.
Mevrouw Van DijkSmit is van oordeel, dat het niet
aangaat deze stukken te cyclostyleeren, omdat voor
haar de gedachte, dat bezuinigd moet worden, het
zwaarst weegt. Zou het echter niet mogelijk zijn dit punt
uit te stellen tot de volgende vergadering Haars in
ziens ware het dan goed den Raad in 3 secties te ver-
deelen, zoodat iedere sectie één week krijgt om de zaak
rustig te bestudeeren.
De Voorzitter zegt, namens B. en W„ geen bezwaar
te hebben dit voorstel tot de volgende vergadering aan
te houden, doch hij wil er op wijzen, dat werkelijk aan
alle kanten moet worden bezuinigd. De Raad kan zich
er natuurlijk voor uitspreken de stukken gecyclostyleerd
thuis te willen hebben, doch men vergete niet, dat zulks
geld kost. Men heeft nu eenmaal niets voor niets. De
Raad moet het ten slotte zelf weten, maar dan is ook
de verantwoordelijkheid voor den Raad.
Spr. doet lecture van een door den heer Algera in
gediend voorstel, hetwelk luidt als volgt
„Ondergeteekende stelt voor de stukken, betrekking
hebbende op punt 8 der agenda van 9 Juni aan de
leden toe te zenden",
en vraagt, welke precies de stukken zijn, die de heer
Algera gecyclostyleerd wil hebben.
De heer Algera: Alleen wat in de portefeuille ligt.
De Voorzitter vraagt of het de bedoeling is de ge
heele opgeplakte begrooting te hebben.
De heer Buiël zegt, dat het zijn bedoeling is, alleen
die posten, welke op de begrooting zijn gewijzigd, ge
cyclostyleerd thuis te ontvangen, op de wijze zooals dat
bij de wijziging van de ontwerp-begrooting 1936 laat
stelijk is geschied.
De Voorzitter laat aan den Raad over wat zal ge
beuren.
De heer Terpstra kan zich heel goed met de kern van
den gedachtengang van den heer Algera vereenigen,
doch gelooft, dat het bezwaar oplevert alle stukken,
welke in de portefeuille liggen, te laten cyclostyleeren.
Daarom gevoelt spr. meer voor uitstel, als B. en W
dan gedurende dien tijd de toelichtende stukken ter in
zage leggen. Voor een verdeeling in secties gevoelt spr.
echter niet, omdat iedere sectie dan slechts één week
in de gelegenheid is de stukken te bestudeeren.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Algera zijn
voorstel als volgt heeft gewijzigd
„Ondergeteekende stelt voor de stukken, betrekking
hebbende op punt 8 der agenda van 9 Juni, voor zoo
veel daaruit de wijzigingen der begrooting blijken,
aan de leden toe te zenden.".
De heer IJtsma zegt, dat, wanneer het voorstel van
den heer Algera wordt aangenomen, men consequent
moet zijn, opdat B. en W. straks geen verwijten krijgen,