206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 14 October 1936. meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool) blijkt alleen dat de kosten van den cursus 637.17 meer heb ben bedragen, dan geraamd. Dit eischt nadere toe lichting. Bij volgno. 560 (belooning van doctoren, heelmees ters, enz.) ontbreekt een specificatie van de verhooging van 500.zooals op de begrooting zelve wel voor komt. Met volgno. 873, dat betreft kosten ten behoeve van het onderwijs in lich. oefening, kan spr. zich zonder nadere, bevredigende, toelichting niet vereenigen. Men had toch bij de begrooting kunnen rekenen op deze gelden voor vervanging van eenige leermiddelen. Nu wordt op deze wijziging 993.— uitgetrokken, waar de Raad nooit kennis van heeft kunnen nemen. Op een desbetreffende vraag heeft weth. De Boer spreker indertijd geantwoord, dat de gemeentebedrijven, welke rendeeren, straatbelasting betalen en de andere niet. Uit de begrootingen blijkt, dat de Gemeentereini- ging geen rendeerend bedrijf geen straatbelasting betaalt, maar waarom betaalt het Openbaar Slachthuis, dat winst maakt, ook geen straatbelasting De heer Praamsma sluit zich bij den heer Terpstra aan t.a.v. de straatbelasting. Waar indertijd is gezegd, dat de gemeente van alle gemeentepanden straatbelas ting zal betalen, doet het eigenaardig aan, dat zij nü de straatbelasting van diverse bedrijven en huurders van eigendommen verhaalt (toel. volgno. 69). Kunnen B. en W. een lijstje samenstellen, waaruit blijkt, hoeveel de gemeente betaalt en van wien en hoeveel zij terugontvangt De heer Hellema (weth.) zegt, dat het soms onmo gelijk is, een begrooting precies juist op te stellen. Zoo zijn er bijv. meer gearresteerden geweest, waarschijn lijk door den algemeenen toestand, dan waarop was gerekend. En men vergete niet, dat de begrooting reeds in het najaar 1935 in ontwerp is opgezet. Met de verbouwing van het oude politiebureau is men later begonnen, dan waarop was gerekend, dus is men ook later klaar, hetgeen invloed op de begrooting heeft. Waar het verschil van 94.op volgno. 196 door ontstaan is, kan spr. niet precies zeggen. Misschien moest een verhooging worden betaald, waarop niet was gerekend. Verhooging van post 197 is een uitvloeisel van een Regeeringsvoorschrift. B. en W. wisten vooruit niet hoeveel hiervoor noodig was. Volgno. 257 is een bemoeiing van het Rijk. Het is gebleken dat de luchtbeschermingsdienst meer heeft gekost dan waarop was gerekend. Men weet trouwens ook nog niet hoe deze zaak zich zal ontwikkelen. Op volgno. 479 raamt men iets, dat niet juist te ramen is, omdat het verloop van dezen cursus niet vooruit vaststaat. Op de rekening van de Industrie- en Huis houdschool is door het bestuur een reductie gegeven en gezien het groote aantal leerlingen mag men blij zijn dat men met 6137.17 kan volstaan. Komende tot de straatbelasting zegt spr., dat de ko hieren daarvoor zijn opgemaakt, zooals het kadaster het ook voor de grondbelasting aangeeft. Nu zijn er ver schillende gebouwen, welke voor de grondbelasting vrij zijn, doch welke wel in de straatbelasting kunnen worden aangeslagen. Voor zoover de gemeente betreft, heeft het aanslaan van dergelijke gebouwen niet veel zin, omdat wat aan den eenen kant wordt ontvangen, aan den anderen kant wordt uitgegeven. Het brengen van dergelijke bedragen op de begroo ting is dus alleen een administratieve maatregel. Betreft het echter een gebouw, bijv. van het Rijk, waarvoor geen grondbelasting wordt betaald, dan wordt het voor de straatbelasting getaxeerd en aangeslagen, omdat die belasting in de gemeentekas vloeit. Waar door B. en W. uitdrukkelijk is gezegd, dat de straatbelasting een belasting op den eigendom is, moet de gemeente wel het voorbeeld geven en zelf de belasting betalen, en wel van alle haar toebehoorende gebouwen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12. Met alg. stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van B. en W. Punt 13. De heer Algera zegt, dat de nieuwe schoolgeldrege ling, gebaseerd op de L. O.-bezuinigingswet, o.a. het gevolg had, dat de gemeentelijke zelfstandigheid werd uitgebreid. Werd het schoolgeld vroeger naar het in komen geregeld, thans mag de gemeente zelfstandig een maatstaf kiezen, waardoor de nieuwe regeling billijker werkt dan die van voorheen. Daar Leeuwarden echter een bijdrage vraagt, kan het Rijk voorwaarden stellen en daardoor krijgt de Raad dit voorstel, dat geen der leden zal bevredigen, omdat menschen met kleine inko mens meer moeten betalen en die met groote inkomens worden ontlast. Spr. had daarin verandering willen brengen, maar het bleek technische bezwaren op te leveren dit in een bepaald voorstel te belichamen. Spr. had een berekening opgezet om b.v. het aantal kinderen in het gezin te laten beslissen (tot een bepaalde gemengde hoofdsom), het geen voordeel voor de kleine inkomens had beteekend. maar daar stond een nadeel tegenover, zoodat hij daar van moest afzien. Spr. meent, dat art. 6 van ontwerp C (L.O.) in strijd is met de wet. Volgens lid 1 wordt reductie verleend, indien meer dan één leerling uit hetzelfde gezin gelijk tijdig een gemeentelijke inrichting van onderwijs bezoekt. Daaronder valt dus ook de Meisjes H.B.S., enz., terwij! art. 65 der L. O.-wet als de twee manieren, waarop in de verordening tot heffing van schoolgeld bepalingen omtrent de wijze van reductie van schoolgeld kunnen worden opgenomen, noemt, wegens het in hetzelfde jaar bezoeken van een lagere school door meer dan één kind uit hetzelfde gezin öf in verband met het aantal kinderen, tot het gezin behoorende. Art. 7 legt de verplichting op om den Controleur der gem.belastingen op zijn verzoek een aanslagbiljet of duplicaat daarvan over te leggen. Nu zal de gemeente de noodige gegevens van s Rijks belastingdienst ont vangen, maar is dit artikel dan noodig? Spr. voelt er veel voor dit artikel te beperken tot die personen, die zich hier uit Ned. Indië of het buitenland vestigen, waaromtrent de belastingdienst geen gegevens kan verstrekken of anderszins geen gegevens zijn te ver krijgen. De bedoeling was juist om het onmogelijk te maken, dat de gemeentebesturen de hoegrootheid van iemands vermogen dat op het aanslagbiljet voorkomt zou den weten, omdat dit belastingontduiking in de hand werkt. Spr. kan hieraan niet medewerken. Den heer Van Kollem heeft het verwonderd, dat de heer Algera met zooveel bewondering sprak over de aan de gemeenten gegeven vrijheid van handelen. In de Fin. commissie kwam men daarentegen tot de con clusie, dat de Raad zoo langzamerhand wel met groote vacantie kan gaan. Nadat is voorgeschreven, dat het minimumschoolgeld reeds wordt geheven bij een gemengde hoofdsom van ƒ2. dat het maximum niet hooger dan de gemiddelde kosten per leerling mag zijn, en precies is vastgesteld hoeveel men mag heffen, volgt de zin.Overigens wordt den gemeenten de vrijheid gelaten in de regeling Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 14 October 1936. 207 van het schoolgeld."De gemeentelijke autonomie is zacht en kalm overleden Het gevolg van deze .vrijheid" is, dat de Raad zijn eigen schoolgeldregeling niet kan overzien, want men weet niet wat de z.g. gemengde hoofdsom weergeeft. Een aanslag voor 2.— gemengde hoofdsom kan zijn van een gezin, bestaande uit man, vrouw en 1 kind met een werkelijk inkomen van 700. maar deze kan ook zijn van een gezin, bestaande uit man, vrouw en 7 kinderen met een inkomen van 1200.Zeker is echter, dat de aanslagen voor gezinnen met een klein inkomen percentsgewijze het meest worden ver hoogd. In plaats van progressie krijgt men degressie. Een voordeel is alleen, dat thans het inkomen van ver mogen meetelt. Tegen deze zeer onbillijke regeling, welke men moet opvatten als een gedwongen regeling, kan men pro testeeren, door haar te verwerpen. Dit heeft echter tot gevolg, dat Leeuwarden zonder een schoolgeldregeling zit, hetgeen groote schade kan beteekenen, en dat uit eindelijk een regeling van hooger hand wordt opgelegd. Spr.'s fractie, de verantwoordelijkheid voelende, meent, dat, al is het met groot leedwezen, zij met het voorstel van B. en W. moet meegaan, maar zij hoopt dat de tijd spoedig komt. dat de gelegenheid er is, de grootste onbillijkheden te kunnen weg nemen. De heer Balk zegt, dat de eenige goede kant van deze regeling is, dat de kinderaftrek verhoogd is. Aan den anderen kant is het jammer, dat de menschen met lage inkomens zwaarder worden getroffen. Men zal deze schoolgeldregeling moeten aanvaarden. Anders wordt men daartoe gedwongen of men moet de Rijksregeling overnemen; hoewel deze voor sommi gen slechts weinig van de thans voorgestelde verschilt, moeten dan misschien de gezinnen met een klein inko men, vooral voor het uitgebreid en middelbaar onder wijs, nog meer betalen. De heer Hellema (weth.) zegt, dat er in alle situaties nog een vrijheid overblijft. Zoo ook hier, de vrijheid b.v. om een nóg hoogere regeling te maken. Spr. hoopt, dat de financiëele toestand spoedig weer een vermin dering van schoolgeld voor de lagere inkomens zal toe laten. Daar is nu geen sprake van, omdat men er alles op moet zetten, om de extra-bijdrage van het Rijk te krijgen. Volgens art. 65 der L.O.-wet kan vermindering worden gegeven, hetzij wegens het gelijktijdig bezoeken van een lagere school door meer dan een kind uit het zelfde gezin, hetzij in verband met het aantal kinderen, tot het gezin behoorende. Men mag derhalve wel alle scholen, welke de kinderen uit een gezin bezoeken, voor vermindering in aanmerking nemen, wat ook in de oude verordening het geval was. Het tweede geval laat z.i. vrijheid. Wanneer er nu stond in verband met het geheele aantal kinderen, maar er staat in verband met het aantal kinderen en daarom passen B. en W. de reductie toe naar het aantal kinderen dat op school is. Spr. meent, dat men daarmede geen moeilijkheden kan krijgen. De bedoeling van deze wet toch is bezuiniging van de openbare lasten en wanneer men alle kinderen uit een gezin voor reductie meetelt, zullen de lasten juist grooter worden. Wat het overleggen van het aanslagbiljet betreft (art. 7), B. en W. hebben, om te vermijden dat het aanslagbiljet in de R. I. belasting wordt bedoeld, juist geschreven ,,hun aanslagbiljet in eene inkomstenbelas ting of andere bescheiden". Dit artikel blijft beperkt tot buitenlanders, enz., over wie geen gegevens kunnen worden verstrekt. De Controleur zal er zich zeker van onthouden te vragen naar dingen, waar hij niet mede te maken heeft. De .vondst" van deze wet is, dat men door de ge mengde hoofdsom een begrip krijgt van iemands draag kracht en het vermogen ook meetelt, al kan spr. de voorbeelden, door den heer Van Kollem genoemd, onderschrijven. Mochten er werkelijk gezinnen zijn, welke niet kunnen betalen, dan zal dat bij de oninvor derbare posten blijken. B. en W. doen noode dit voorstel, maar het verheugt hun, dat de Raad de situatie begrijpt en dat er geen bezwaar tegen deze verordening mag worden verwacht. De heer Algera dankt voor de toezegging, dat den Controleur zal worden opgedragen alleen biljetten te vragen van buitenlanders. Den heer Van Kollem antwoordt spr., dat de ge meentelijke zelfstandigheid in het algemeen verruimd wordt, nu de gemeente zelf een maatstaf mag aanleg gen, al is dit wat moeilijk uit te voeren. Dat dit niet voor Leeuwarden geldt, komt door het vragen van de extra-bijdrage. De interpretatie van art. 6 kan spr. niet aanvaarden. Was het aantal kinderen, tot het gezin behoorende, een willekeurig aantal van die kinderen, dan zou in art. 65 staan in verband met een aantal kinderen. Met het aantal kinderen kan nooit een gedeelte van het aantal kinderen zijn bedoeld. Maar al was dat juist, dan nog kan spr. art. 6 niet aanvaarden, omdat art. 65 uitdrukkelijk noemt het in hetzelfde jaar bezoeken van een of meer kinderen uit hetzelfde gezin der lagere school. Als men die kinderen alleen in aanmerking neemt, zal de opbrengst van het schoolgeld grooter zijn, dan wanneer men de kinderen, die een gemeentelijke inrichting van onderwijs bezoe ken, laat meetellen. De heer Hellema (weth.) zegt, dat men volgens art. 65 der L. O.-wet aan den eenen kant, rekening hou dende met het aantal kinderen uit een gezin dat tege lijkertijd een lagere school bezoekt, een zeer beperkte reductie mag toestaan, en aan den anderen kant, als men rekening houdt met alle kinderen uit een gezin, het andere uiterste krijgt. In het laatste geval is het verband met het onderwijs totaal zoek. In verband met het aantal kinderen mag men de zaak regelen en hierin ligt de vrijheid, die den gemeenten nog is gegeven. B. en W. nu meenen, rekening te moeten houden met het aantal kinderen dat op school gaat. Doet men dit niet en telt men alle kinderen mee, dan wordt het ver lies voor de gemeente te groot. Mogen er aan de voor gestelde regeling bezwaren kleven, deze zijn niet zoo groot, dat men haar daarom zou moeten verwerpen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 125). De heer Buiël meent, dat de voorwaarde betreffende het geval, dat de gemeente failliet verklaard wordt, moet vervallen, omdat een gemeente volgens uitspraak van den Hoogen Raad niet failliet verklaard kan worden. Kan de gemeente surseance van betaling vragen De heer Hellema (weth.) zegt, dat er geen enkel bezwaar tegen deze voorwaarde is, juist omdat een gemeente niet failliet verklaard kan worden. De wet kan echter gewijzigd worden en de geldschieters willen graag zekerheid hebben. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 3