SpoedsischGide vergadering van Dinsdag 16 Februari 1937, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 Februari 1937. blij maken met een doode musch. Daarom is het voor- stel-Muller, dat begint het verzoek af te wijzen, beter. De heer Praamsma kan zich niet voorstellen, dat de heer IJtsma c.s. niet meer gevoelen voor zijn voorstel. Wanneer de ondernemers, waarvoor zij zeggen zooveel respect te hebben, bij het onderzoek niet de eerste rechten hebben, dan komt in de practijk van die waar deering niet veel terecht. Spr. gelooft niet, dat de Raad in dit stadium een bindende beslissing moet nemen over het praeadvies; hij meent, dat de Raad recht heeft op meer gegevens om te kunnen beoordeelen of subsidie moet worden verleend en tot welk bedrag. Uit waar deering voor hetgeen deze ondernemer heeft gedaan, moet in spr.'s voorstel blijven staan „dezen busdienst" en, afgezien daarvan, spr. gelooft, dat bij een onderzoek toch bij deze ondernemers de meest juiste inlichtingen zullen zijn te ontvangen. Het publiek, aldus spr., zal niet den indruk krijgen, dat de Raad er schuld aan heeft, als de bus morgen wordt stopgezet. De aanvrage is te laat ingediend en dat is voor de verantwoording van de adressanten. In de krant heeft echter gestaan, dat de bus wordt stop gezet, als er geen gunstig perspectief besluit wordt ge nomen, geheel ter beoordeeling van de busondernemers. Laat de bus maar eens een maand niet rijden, dan zal het publiek het gemis voelen en zal de animo voor de bus grooter worden De heer Muller c.s. doen in waardeering voor de ondernemers zeker niet onder voor den heer Praamsma c.s. Wat zij gezegd hebben, is een gevolg van het be richt geeft de Raad vanavond geen geld en daartoe is de Raad niet bij machte dan staat morgen de bus dienst stil. Als B. en W. wordt opgedragen een nader onderzoek in te stellen, dan is dat zeker geen perspec tief, waaruit de ondernemers zouden concludeeren nü rijden wij maar verder. Men moet niet spreken, alsof bij aanneming van het voorstel-Praamsma de bus blijft rijden. De werkelijkheid isgeen subsidie, geen bus meer. Blijkt morgen dat deze dienst, ondanks het dreige ment, toch in stand blijft, dan heeft men willens en wetens den Raad voor een fait accompli willen stellen. Spr. betreurt, dat de exploitatiecijfers niet in het prae advies zijn medegedeeld dan had de Raad geweten, dat het over een subsidie ging van J4 deel der geheele op brengst en waren de discussies anders geloopen. De heer Koopal constateert de tegenstrijdigheid, dat de heer Muller het praeadvies, dat gaat over de principiëele vraag subsidie of geen subsidie, en con creet aangeeftgeen subsidie, eerst wil aanvaarden en naderhand de mogelijkheid wil onderzoeken om subsidie te geven. De heer Turksma vraagt nogmaals, of bij een nader onderzoek, B. en W. met het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel contact willen zoeken, om ook van dien kant steun te krijgen voor de instandhouding van den busdienst. Spr. wijst er op, dat de ondernemers in die gemeente gedomicilieerd zijn. Den heer Posthuma verheugt het, dat B. en W. een bespreking met de ondernemers hebben gehad. Men moet eerlijk tegenover de ondernemers zijn en geen verwachtingen uitspreken, welke misschien niet verwezenlijkt kunnen worden. Overigens vindt spr. een subsidie van ƒ4475.niet hoog voor deze belangrijke zaak. Hij dringt op verdere onderhandelingen aan. De heer IJtsma zegt, dat zijn gedachtengang zich ge heel bij het praeadvies van B. en W. aansluit, waarin ook wordt gesproken van „een" busdienst. Het prae advies is trouwens buitengewoon voorzichtig gesteld. Natuurlijk zal een onderzoek in de eerste plaats de bestaande onderneming gelden, maar men moet B. en W. niet uitsluitend aan dezen dienst binden en het ge meentebelang voorop stellen. De Voorzitter antwoordt den heer Turksma, dat B. en W. gaarne contact met Leeuwarderadeel zullen zoeken, maar het tekort van 4475.slaat alleen op de lijnen in Leeuwarden. De heer Muller wijzigt zijn voorstel aldus „De Raad van oordeel dat een beslissing in zake de subsidieaanvraag van Gebr. v. d. Bosch moet worden aangehouden van meening, dat een busdienst voor Leeuwarden van groot belang is van meening tevens, dat dit belang wel zoo groot is, dat het een matige subsidie uit de gemeentekas zou wettigen draagt B. en W. op een grondig onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid der exploitatie van een stadsbusdienst.". De heer Posthuma wijst er op, dat de Raad zich dus principiëel bereid verklaart een subsidie te verleenen. Mevrouw BuismanBlok WijbrandiEr staat „een matig subsidie zou wettigen". Over het voorstel-Muller-IJtsma staken de stemmen (voor stemmen de heeren Posthuma, De Boer, IJtsma, De Vries, Van Kollem, Botke, De Bruin, P. A. Koopal, Muller, J. Koopal, Van der Meulen, Molenaar en Hooi- ring), zoodat daarover in eene volgende vergadering moet worden beslist. De behandeling van punt 12 wordt derhalve aan gehouden. Punten 13 en 14 ((bijl. no. 10). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15. De heer Feitsma rapporteert namens de commissie, belast geweest met het onderzoek van den geloofsbrief van den heer J. van der Geest, en bestaande uit de heeren Feitsma, Balk en Hooiring, dat de commissie den geloofsbrief en de daarbij overgelegde stukken heeft gezien en in orde bevonden, weshalve zij den Raad adviseert den heer Van der Geest als lid van den Raad toe te laten. Met alg. stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Februari 1937. 9 des namiddags 7J4 uur. Tegenwoordig 25 leden. Afwezig de heeren P. A. Koopal, Van der Schoot, IJtsma en Oosterhoff, zoomede de Burgemeester. Voorzitter de heer G. Botke, wethouder. Te behandelen punten 1. (aan de agenda toegevoegd). Beëediging van het nieuw inkomende lid, den heer J. van der Geest. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van eene obligatieleening, groot 2.000.000.- a 3J4 3. Alsvoren tot wijziging van de rentepercentages van eenige onderhandsche 4J4 geldleeningen. 4. Alsvoren tot het aangaan van twee onder handsche geldleeningen, respectievelijk 330.200.en 210.000.- a 3V2 De Voorzitter voegt aan de agenda toe Punt 1. Beëediging van het nieuw inkomende lid, den heer J. van der Geest. Spr. deelt mede, dat van Ged. Staten bericht is in gekomen, dat geen bezwaren zijn ingebracht tegen toe lating van den heer J. van der Geest als lid van den Raad. De heer Van der Geest, op verzoek van den Voor zitter door den Secretaris binnengeleid, wordt door den Voorzitter beëedigd en legt daartoe, in handen van dezen, de voorgeschreven beloften, bedoeld bij art. 45 der Gemeentewet, af. De Voorzitter feliciteert, namens den Raad, den heer Van der Geest met zijn benoeming. Spr. wijst er op, dat in dezen, vooral voor de gemeentehuishouding, zeer moeilijken tijd, het Raadslidmaatschap veel vergt. Hij hoopt, dat de heer Van der Geest de belangen der gemeente goed zal dienen. Over die belangen denken alle Raadsleden niet gelijk en de meeningen daarom trent komen ook wel eens scherp naar voren, maar ge lukkig wordt altijd in behoorlijke bewoordingen gede batteerd. zoodat de orde niet wordt verstoord. De voor ganger van den heer Van der Geest bracht zijn meening steeds op een manier, welke de waardeering van de Raadsleden had, naar voren. Spr. hoopt, dat de heer Van der Geest, wat dit be treft, diens voetsporen zal volgen, veel zal doen in het belang dezer gemeente en voldoening zal vinden in het Raadslidmaatschap. Punten 2, 3 en 4. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. De Voorzitter deelt nog mede, dat een vergadering wordt uitgeschreven tegen Maandag 22 Februari e.k., des v.m. 10 uur, mede ter behandeling van de gemeente en bedrijfsbegrootingen 1937. Voor kennisgeving aangenomen. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 1