72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Juni 1937. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen. schrijven van de Wed. Van der Veenter Wiel, in zake een gezonken schip. Voor kennisgeving aangenomen. schrijven van den Centralen Ouderraad, de Ouder commissies van de gemeentescholen nos. 1 en 5 en van de afd. Leeuwarden van den Bond van Ned. Onder wijzers, houdende adhaesiebetuiging aan het praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van de firma Weerstra en Co. om koop van grond, gelegen achter het schoolgebouw aan de Schoolstraat. Te behandelen bij punt 8 der agenda. dat Burgemeester en Wethouders: a. aan een aantal straten, ontworpen en ten deele reeds in aanleg op de terreinen, gelegen onmiddellijk ten Oosten van den lokaalspoorweg en ten Zuiden van den Harlingerstraatweg, de volgende namen hebben toegekendBilderdijkstraat Helmersstraat Van Lennepstraat Pieter Langendijkstraat Elisabeth Wolffstraat'Aagje Dekenstraat Tduibert Poot- straat PotgieterstraaJ Rhijnvis Feithstraat en Heliconweg, zoomede aan het plein in den Harlinger straatweg ter plaatse waar de Bildtschestraat op dezen straatweg uitkomt, den naam van Harlingerplein b. het afbreken van de Hoeksterpoortsbrug ên het maken van een vaste brug hebben gegund aan J. B. Hof te Meppel voor ƒ38.590. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 67). De heeren Van Kollem en Feitsma vormen het stembureau. Benoemd worden de heeren J. Brandenburg met 24 stemmen (de heer Venema 1 stem), J. A. Feitsma met 24 stemmen (de heer Van Raay 1 stem). S. Goedemoed met 25 stemmen, R. Th. A. Bisschop met 24 stemmen (1 biljet blanco) en Dr. A. P. van der Brug met 22 stemmen (de heeren Duursma en Schönfeld ieder 1 stem en 1 biljet blanco). Punt 4 (bijl. no. 72)Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijl. no. 68). De heer Buiël zegt, dat blijkens het voorstel met het verzoek van de wed. E. Braun om een rijwieltegel aan te leggen, rekening zal worden gehouden. Deze over dracht heeft plaats op de gebruikelijke voorwaarden, maar er staat niets in over het hebben van rijwieltegels. Hoe luiden die voorwaarden Spr. meent, dat derge lijke tegels niet ongevaarlijk zijn voor het verkeer. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat bij stoep- overdracht het oude materiaal desverlangd het eigen dom van den verkooper blijft. Deze kan aangeven waar heen hij het vervoerd wil hebben. Ook eventueele kleine reparaties aan den gevel zijn voor rekening der ge meente. Het aanbrengen van overritten en rijwieltegels behoort niet tot de voorwaarden van overdracht. Tegen betaling van een recognitie worden deze echter van gemeentewege aangebracht. De heer BuiëlDus ieder mag een rijwieltegel voor zijn huis hebben De heer De Boer (weth.): Als het wordt aangevraagd en de tegel het verkeer niet hindert, staan B. en W. het toe. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 6 en 7 (bijl. nos. 66 en 73). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voor stellen van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 69). De heer Oosterhoff meent, dat deze zaak in het prae advies niet duidelijk uiteengezet is, waardoor men den verkeerden indruk kan krijgen, dat de fa. Weerstra driemaal zooveel terrein van de speelplaats vraagt als indertijd de heer Buisman vroeg. Het gevraagde terrein bestaat echter voor deel uit een steeg, welke van het speelterrein door een muur is gescheiden en daar dus niet bijbehoort. Er gaat dus niet 185 M2. van het speel terrein af, doch 134 M2. Heeft zich bij deze school een belangrijke verandering voorgedaan, dat dit terrein, dat 12 jaar ongebruikt was. nu plotseling speelterrein moet worden? Toen de heer Buisman zijn koopaanvrage deed, was daarvan nog geen sprake. De heer Buiël herinnert er aan. dat de Voorzitter bij den verkoop aan den heer Buisman opmerkte, dat het nadeel voor de school niet in cijfers was te berekenen. Dit geldt ook thans. Heeft de school werkelijk zoo'n groot belang bij dit terrein, waarop de kinderen mis schien 2 of 3 kwartier per dag spelen Er staat tegen over, dat het bedrijf van den heer Weerstra uitbreiding behoeft, een zeer verheugend feit. Is geen compromis mogelijk in plaats van het verzoek zonder meer af te wijzen? Dan bewijst men de gemeenschap een grooteren dienst, dan wanneer dit gedeelte van het terrein, dat al zoo lang braak heeft gelegen, bij de speelplaats blijft. Practisch heeft de heer Weerstra de steeg, welke niet voor de school wordt gebezigd, reeds in gebruik en kan nu de muur niet achteruitgezet worden Bij uitbreiding zal meer personeel in dienst worden genomen en B. en W. moeten deze poging tot werk verruiming zooveel mogelijk bevorderen. Het beste is, dat zij alsnog overwegen, in hoeverre aan het verzoek van deze firma tegemoet kan worden gekomen De heer Algera vraagt besloten vergadering. De heer Muller vraagt motiveering van dit verzoek. Z.i. betreft het een gewone transactie, welke niet in besloten zitting behoeft te worden behandeld. Heeft de heer Algera een bijzondere reden, dan duide hij die aan. De heer Algera kan zijn verzoek alleen in besloten vergadering motiveeren. Volgens art. 49 der Gemeente wet moeten de deuren worden gesloten, indien een/vijfde deel der aanwezige leden zulks vordert. De Voorzitter doet de deuren sluiten. Na heropening der openbare vergadering deelt de Voorzitter mede, dat bij hem is ingekomen het volgende voorstel van den heer Buiël „Ondergeteekende stelt voor het voorstel van punt 8 der agenda aan te houden tot een volgende ver gadering ten einde alsnog met de fa. Weerstra en Co. overleg te plegen en op die volgende vergadering nader advies uit te brengen." De heer Buiël trekt zijn voorstel om practische redenen in. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijl. no. 61Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijl. no. 65). Den heer Turksma verwondert het zeer, dat B. en W. 3 maanden na afloop van den huurtijd met dit voorstel komen. Indertijd heeft spr. reeds, attendee- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 9 Juni 1937. 73 rende op de Pachtwet, op een volgende verhuring ge doeld. Eigenaardig is het, dat, terwijl de huur 5 Maart afliep, Tamminga eerst op 27 April een verzoek om wederinhuring tot B. en W. richtte. Op 8 Mei kwam het advies van den deskundige voor de landerijen en nu pas bereikt het voorstel den Raad. Nog eigenaar diger is, dat het gras reeds grootendeels is ingekuild, het vee wordt geweid en hooi gewonnen. Het getuigt van weinig waardeering voor den Raad, die nu te be slissen krijgt over iets, dat reeds lang loopt. Bovendien acht spr. het niet juist, dat men in dit bijzondere geval afgaat op het inzicht van één persoon: al behoeft de gemeente hier niet den hoogsten prijs te bedingen, de deskundige laat de bezwaren zoo zwaar wegen, dat de huur, vergeleken met de tegenwoordige grasverhuringen, wel heel laag is. Nu men tegenwoor dig zoo angstvallig zoekt naar bezuiniging en voor- deelen, ware na te gaan of deze huur niet kan worden verhoogd. Voorts is door deze verhuring de toezegging van den Voorzitter, het vorige jaar gedaan, om méér personen in de gelegenheid te stellen deze landerijen te huren, teniet gedaan. Men moet de landerijen rond de stad niet te veel in één hand brengen. Spr. wilde aanvankelijk uit protest tegen het voorstel stemmen, maar hij hoopt, dat B. en W. hun handel wijze voldoende kunnen motiveeren en in het vervolg met de verhuurdata rekening zullen houden. De heer De Bruin vindt den huurprijs in de gegeven omstandigheden niet te laag. Als men ziet, dat deze 1200.hooger is dan het vorige jaar, het ten deele vergraven grond is, welke niet veel vrucht zal geven, de huurder niet de vrije beschikking over den grond heeft en zich moet richten naar Gemeentewerken, dan kan de Raad met 4000.— tevreden zijn. Volgens den deskundige behoeft de huizinge drin gend verbetering. B. en W. stellen voor, de boerderij te verhuren op de overeengekomen en bestaande voor waarden, waarin staat, dat bij verbeteringen de huurder het werkloon, de spijkers, dakpannen, enz. moet be talen. Nu de huurtijd slechts 1 jaar is en de deskundige meent, dat deze kosten niet voor rekening van den huurder moeten komen, zijn B. en W. zeker ook van meening, dat op de verbeteringen de betreffende be paling van het huurcontract niet toegepast moet worden. De Voorzitter zegt, dat de Pachtwet op deze ver huring niet van toepassing is. Misschien was bij publieke verhuring meer huur te bedingen, wat dan ook voor andere verhuringen geldt, maar spr. betwijfelt of dit voor de gemeente wel de juiste manier is, hetgeen, naar spr. meent, ook de heer Turksma onderschrijft. Het betreft hier een abnormale verhuring van tijde- lijken aard, welke B. en W. eigenlijk zelf het beste kunnen regelen, in het belang der gemeente en van den huurder, ware het niet, dat formeel de Raad nu eenmaal tot verhuringen moet besluiten. Dat dit voorstel nu pas is gedaan, komt, omdat B. en W. niet precies wisten, welken kant het uit moest, waardoor de deskundige ook laat rapport uitbracht. Wel was met Tamminga besproken, dat B. en W. een regeling voor één jaar wilden treffen, tegen een door den deskundige te ta- xeeren huurprijs, waarbij de huurder zich geheel naar de aanwijzingen van Gemeentewerken moest schikken. Als b.v. het vee een stuk grond naar het oordeel van den Dir. van Gem.werken te veel vertrapt, moet de huurder het elders laten loopen. Bovendien zijn er ge heel nieuwe perceelen bij, welke hij practisch niet ge bruiken mag; misschien voor enkele schapen. Het betreft hier een overgangstoestand en B. en W. meenen, dat deze huurprijs voldoende is: de verhuring is voor een jaar, omdat B. en W. vermoeden, dat het vliegveld in het volgende voorjaar gereed zal zijn. De heer Buiël: Zonder vliegmachines De Voorzitter. Misschien wel. Dan verhuurt men het als landerijen en brengt het wellicht meer op als vliegveld. Een vliegterrein brengt, in geldswaarde uit gedrukt, weinig op; aan andere waarden echter mis schien meer. Is het volgende jaar het geheele vliegterrein ingericht en de zode wat vaster geworden, dan worden de ter reinen voor één boerderij te groot en zal men aan meer personen moeten verhuren, gelijk B. en W. indertijd aan den heer Turksma hebben toegezegd, tenminste, als de terreinen den geheelen zomer niet als vliegveld gebruikt moeten worden. Dit is echter niet waarschijn lijk, daar het groote terrein vermoedelijk alleen voor nachtvliegen zal worden gebruikt. De huizinge is inderdaad ernstig aan onderhoud toe. Ook B. en W. achten het onbillijk, bij deze verhuring voor een jaar de werkloonen, enz. op den huurder te verhalen. Zij willen de huizinge in beteren staat bren gen en dan voortaan weer voor 2 of 3 jaar verhuren. De heer Posthuma is ter vergadering gekomen. De heer Turksma zegt, dat de huur wel hooger is dan het vorige jaar, maar de heer De Bruin vergete niet, dat er groote complexen land bijgekomen zijn. In het voorstel had z.i. tot uiting moeten komen, dat reeds overleg met Tamminga had plaats gehad, dan had spr. zijn desbetreffende opmerking niet behoeven te maken. De deskundige sprak daar ook niet over en adviseert n.a.v. het verzoek van Tamminga, dat pas 27 April j.l. werd ingediend. Spr, concludeert uit het antwoord van den Voorzitter, dat B. en W. van goeden wille zijn wat het verhuren aan meer personen betreft. Spr. hoopt, dat hij deze opmerking dus niet weer behoeft te maken. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11. Met alg. stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijl. no. 70). De heer Buiël vraagt, of ook met de Rijksverzeke ringsbank gecorrespondeerd is over een renteverlaging tot 3J/2 en getracht is een langeren looptijd te ver krijgen. De heer Hellema (weth.) zegt, dat enkel de leening tegen 1 September is opgezegd. Tegen een langeren looptijd zullen van hooger hand zeker bezwaren rijzen, zoodat daaraan niet eens is gedacht. Wanneer een leening over 23 jaar loopt, kan men moeilijk over 40 jaar gaan leenen. De heer Buiël vraagt, of het niet wenschelijk is de Rijksverzekeringsbank alsnog te vragen de rente tot 3J/2 te verlagen. Men heeft nog tot 1 September den tijd, of bestond daar geen aanleiding toe, omdat B. en W. reeds indertijd in den Raad de klacht hebben geuit, dat de Rijksverzekeringsbank de rente, ondanks het dalende rentepercentage, niet wilde verlagen Dit zou eenigszins begrijpelijk zijn, maar men bedenke ook, dat de Rijksverzekeringsbank op leeningen bij bepaalde publiekrechtelijke instellingen is aangewezen, zoodat zij in haar keuze beperkt is. Hierbij komt nog, dat die instelling kapitalen belegt, welke voortkomen uit fond sen der sociale verzekeringswetten, en dat die kapitalen een goede belegging krijgen is een algemeen belang, dat ook de gemeente zooveel mogelijk moet dienen, door bij die instelling gelden op te nemen. Men bespaart ook de aanbrengpremie en behoeft geen boete te betalen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 2