76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 Juni 1937. Punt 6 (bijl. no. 76). De heer Turksma zegt, dat voor de op de teekening aangebrachte overritten nog geen vergunning is ge vraagd. Worden deze zonder vergunning aangebracht? De Voorzitter zegt, dat in het rapport van den Dir. van Gem.werken staat, dat voor het maken en hebben dezer overritten alsnog vergunning moet worden ge vraagd. Er wordt wel degelijk op gelet, dat vooraf ver gunning wordt gevraagd. De heer BuiëlWelke vergunning wordt bedoeld? Krachtens de Hinderwet of de Wegenwet? De Voorzitter: Geen van beide. De heer De Boer (weth.) zegt, dat in gewone omstan digheden B. en W. de bouwvergunning verleenen. Bij deze vergunning is echter het hebben van een kraan en het graven van een afvoerkanaal gevraagd, waarvoor de Raad vergunning moet verleenen. De Hinderwet staat hier buiten; het betreft alleen uitvoering van de Woningwet en de Bouwverordening. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 7 (bijl. no. 75). Mevr. BuismanBlok Wijbrandi vraagt, of de ver lenging van den ontruimingstermijn van deze huizen, waarvan enkele aan het Noordvliet staan, beteekent, dat met de saneering van de Weerklank voorloopig nog niet zal worden begonnen. Dat men spoedig een aanvang daarmede maakt, is toch van groot belang. De heer De Boer (weth.) zegt, dat B. en W. sneller tot saneering van de Weerklank willen komen, dan kan geschieden, wanneer zoo nu en dan een huisje wordt aangekocht. Met de thans voorgestelde verlenging van den ontruimingstermijn heeft de saneering van de Weerklank niets te maken. Het betreft hier reeds lang afgekeurde woningen, bewoond door oude menschen of de eigenaars, die men er moeilijk uit kan zetten. In overleg met den Rijksinspecteur is besloten zulks niet te doen, zoolang het niet dringend noodig is. Mevr. BuismanBlok Wijbrandi begrijpt hieruit, dat met de saneering wordt gewacht totdat die oude men schen overleden, en de tegenwoordige eigenaars geen eigenaar meer zijn. Maar zoo kan men wel jaren wachten. De heer De Boer (weth.) zegt, dat de saneering niet wacht op het ontruimen van deze woningen er moet veel meer gebeuren, voordat tot volledige saneering wordt overgegaan. Mevr. BuismanBlok Wijbrandi weet, dat het een moeilijk geval is, maar daar kan de saneering toch niet op wachten. Het ware beter den ontruimingstermijn tot wederopzegging, uiterlijk tot 29 Juni 1938, te verlengen, Dan weten de bewoners waar ze aan toe zijn, terwijl zij nu denken, dat de termijn het volgende jaar wel weer wordt verlengd. De heer De Boer (weth.) zegt, dat men gerust dit jaar kan afwachten. Hopelijk is men dan weer verder gevorderd blijkt dan, dat volledige saneering van de ontruiming van enkele woningen afhankelijk is, dan zullen de noodige maatregelen worden getroffen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 80). Den heer Praamsma verheugt het, dat de saneering van de Weerklank wordt bespoedigd en men voor ver dere maatregelen niet zal terugdeinzen als het op de ontruiming van enkele woningen zou vastzitten. Spr. meent, dat de twee, in het midden van den hoofdweg tusschen Oostersingel en de Vijverstraat geprojecteerde, strooken plantsoen voor woningbouw hadden moeten worden bestemd. De voorgevel-rooilijn had dan parallel geloopen aan de straat, zooals bij Oostersingel en Vijverstraat. Waarom zijn deze waar- devolle strooken voor plantsoen bestemd, terwijl het groote Vijverplantsoen in de nabijheid ligt, waarop de bewoners dan uitzicht krijgen De heer Molenaar meent, dat dit voorstel een aan vulling is van het besluit van 28 April 1936 en de in deeling zelf niet aan de orde is. De heer De Boer (weth.) zegt, dat het een zuiver formeele aanvulling en verduidelijking van de reeds vastgestelde en goedgekeurde bebouwingsvoorschriften betreft, om later moeilijkheden te voorkomen. De on derhavige stukjes grond zijn voor plantsoen bestemd om daardoor een behoorlijke verkaveling te krijgen. Het zou anders moeilijk zijn een goede bebouwing tot stand te brengen. Werd de bebouwing doorgetrokken, zooals de heer Praamsma bedoelt, dan kregen de be woners uitzicht over den hoofdweg heen op het Vijver- plantsoen, terwijl volgens het reeds vastgestelde plan tusschen dien hoofdweg en de bebouwing een drie hoekig grasveld komt te liggen. De Voorzitter zegt, dat het alleen een redactio- neele wijziging van art. 2 betreft. De bebouwingsvoor schriften zijn reeds vastgesteld en goedgekeurd. De heer Praamsma zegt, dat uit het feit, dat deze zaak aanvulling behoefde, blijkt, dat deze niet heel dui delijk was zoodat het geen wonder is, dat hij er over gesproken heeft. Spr. blijft het betreuren, dat deze waardevolle stuk ken grond voor plantsoen worden bestemd. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9 en 10 (bijl. nos. 82 en 79). Met alg. stem men wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11. De heer Turksma constateert bij volgno. 232, terugbetaling aan het Pensioenfonds van pensioenen, verleend aan in dienst geweest zijnde ambtenaren, een tegenvaller, zooals den laatsten tijd wel meer zijn voor gekomen. Zullen zich bij de pensioenregelingen nog meer dergelijke verrassingen voordoen De heer Terpstra maakt geen aanmerking op de posten als zoodanig, maar vraagt enkel inlichtingen. De toelichting op volgno. 214 (vertering ten behoeve van het bureau van stemopneming), vermeldende, dat deze post tot 570.moet worden opgevoerd, voldoet spr. niet. Een dergelijke toelichting kan men van ieder overschreden volgno. geven. Overigens verwondert het spr. niet, dat deze post moest worden opgevoerd. Bij de vaststelling van de begrooting heeft spr. verzuimd de opmerking te maken, dat deze post, welke volgens de laatst vastgestelde rekening 939.bedroeg, met 420.te laag ge raamd was. De bedoeling van een begrooting toch is de werkelijkheid zoo nauwkeurig mogelijk te benaderen, maar t.o.v. dezen post zijn B. en W. èn de Raad nalatig geweest. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 Juni 1937. 77 Al kon, zooals de toelichting bij volgno. 232 terecht vermeldt, bij het opzetten van de begrooting geen rekening worden gehouden met nog niet vaststaande terugbetalingen, toch was het verstandiger geweest, wetende dat er voor 1937 uitgaven voor pensionneering van enkele ambtenaren zouden komen, daarvoor een bedrag te ramen. Dan was de tegenvaller ad 24.000.— niet zoo groot geweest. Spr. zag gaarne, dat B. en W. bij volgende begrootingen met dergelijke posten reke ning houden. Volgens de toelichtingen bij volgnos. 451 en 452 (vergoedingen aan schoolbesturen) was op de primi tieve begrooting voor de vergoedingen ex art. 101, 9e en le lid, der L. O.-wet 1920 rekening gehouden met het gemiddelde kostenbedrag over 1934. Spr. heeft indertijd bij de afrekening met de bijzondere scholen, waarbij men rekening hield met de uitgaven over 1933, gevraagd, of dit niet 1934 moest zijn. De weth. van Ond. antwoordde, dat die afrekeningen op de laatst vastgestelde rekeningen gebaseerd zijn; normaal had dit 1934 moeten zijn, maar door bijzondere omstandigheden was 1933 genomen. Dit is dus met elkaar in strijd en spr. werd gaarne hieromtrent ingelicht. Dat volgno. 471, verstrekking van voeding en klee ding aan schoolgaande kinderen, welke post reeds 600.— hooger was geraamd dan het vorige jaar, in verband met de uitgaven over 1936 en het eerste half jaar van 1937 nogmaals met 600.— verhoogd moet worden, kan spr. begrijpen. Daar onder dezen post ook uitgaven van Gemeentewerken vallen, vraagt hij welk gedeelte der uitgaven verhoogd is moeten worden en hoeveel in het eerste halfjaar van 1937 op dezen post uitgegeven is. De heer Hellema (weth.) zegt, dat ook deze vijfde begrootingswijziging een gevolg is van de belofte van B. en W., om de begrootingscijfers zoo nauw mogelijk aan de feiten aan te passen. Op de wijzigingen komen dan ook posten voor, welke vroeger niet op de supple- toire begrooting voorkwamen. Toen werd bij een post als „Schoolvoeding en -kleeding" het einde van het jaar afgewacht en de uitkomst in de eindwijziging opge nomen. In normale tijden, als de mee- en tegenvallers ongeveer tegen elkaar opwegen, is dat begrijpelijk, maar B. en W. hebben thans terecht met dien gang van zaken gebroken. Had men hiervoor misschien een woord van erkentelijkheid mogen verwachten, spr. kan zich ook zeer goed begrijpen, dat de Raadsleden omtrent enkele punten nadere inlichtingen vragen. De voornaamste post is volgno. 232. Ongeveer 24 jaar geleden kwam de pensionneering der gemeente ambtenaren ten laste van het burgerlijk Pensioenfonds. Voor de toen in functie zijnde ambtenaren moest wor den beslist of het Pensioenfonds de pensionneering direct zou overnemen tegen betaling van een annuïteit, of dat de gemeente het risico zelf zou nemen. Was tot het eerste besloten, dan zou deze post 232 niet als een wisselvallige voorkomen, omdat de gemeente dan een jaarlijksche gelijkblijvende bijdrage had te betalen, maar de gemeente heeft zelf het risico genomen en nu komt men in de periode der tegenvallers, omdat meer amb tenaren pensioen krijgen dan in de vroegere jaren. Ook zijn er wel eens „meevallers" door het overlijden van een gepensionneerde, doch deze factor weegt thans nog niet zwaar. Het is vooraf moeilijk te bepalen, hoeveel moet worden betaald. Tot nu toe werd als grondslag genomen het bedrag, het vorige jaar aan het Pensioen fonds vergoed. Het verschil werd bij de eindwijziging der begrooting of de rekening vereffend. Het is altijd zoo gegaan, omdat het een post betreft, waaraan men niets kan veranderen- Betaalt men het thans voorge stelde bedrag niet vóór 1 Juli, dan krijgt'men 5 boete. Gaarne had spr. gezien, dat ook voor deze extra uit gaven een bedrag was geraamd, maar dat is niet ge beurd; men kon niet precies weten, wie pensioen krijgen; men kan, maar behoeft niet met 55 jaar met pensioen te gaan. Bovendien komen de afrekeningen van het Pensioenfonds zeer onregelmatig. Gelukkig kon „On voorzien" den tegenvaller opvangen. Wat de posten 451 en 452 betreft, wanneer de rekening 1934 was goedgekeurd, had dat jaar tot grond slag moeten worden genomen. B. en W. rekenden daarop bij de vaststelling van de begrooting in het najaar, maar toen zij nog niet was goedgekeurd, moest men bij de begrooting terugtasten op 1933. B. en W. zijn ook hierbij weer zoo spoedig mogelijk met de wij ziging gekomen; mogelijk blijft het echter door nako mende verrekeningen dat deze bedragen met de eind bedragen verschillen. Telkens kan een post veranderen. Zoo ook die voor schoolvoeding en -kleeding. Gezien de uitgaven voor 1936 en de eerste helft van 1937, is het noodig dezen post te verhoogen, wat B. en W. zeer betreuren, maar niet kunnen verhinderen, omdat geen kinderen, die voor de voeding zijn aangewezen, kunnen worden uitgesloten. B- en W. hebben thans voor het eerste halfjaar 1937 benoodigde bedrag met twee ver menigvuldigd. De kleine tegenvaller op post 214 is ontstaan, door dat het den dag der verkiezingen buitengewoon warm was, waardoor meer is verteerd en er twee stembureaux meer waren, dan waarop was gerekend. In 1935 kwam deze post op 939. omdat er twee verkiezingen waren. Het verheugt B. en W. dat deze post niet meer is overschreden. De heer Terpstra heeft opzettelijk gezegd, dat het enkel zijn bedoeling was inlichtingen te krijgen. De heer Posthuma schijnt er prijs op te stellen, dat spr. den weth. van Fin. dank betuigt, dat de begroo- tingswijzigingen zoo spoedig komen. Uit spr.'s wijze van bespreking kon echter ook blijken, dat hij dit zeer waardeerde. Spr. had het gaarne willen doen, maar het heeft nu geen zin meer. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 2