80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1937. Mevr. Buisman—Blok Wijbrandi trekt haar voorstel in, doch zij c.s. behouden volle vrijheid van stemmen. De Voorzitter vult, namens B. en W., ter vermijding van eventueele moeilijkheden in de toekomst, het voor stel aldus aan, dat de benoeming is tot wederopzegging, uiterlijk tot 31 Augustus 1938. De heeren Balk en Algera vormen het stembureau. Op Mej. Schuringa worden 11 stemmen uitgebracht, op Mej. Stibbe 7 stemmen, op Mej. Van Eelen 6 stem men, terwijl 1 biljet van onwaarde is. Geen volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan, waarbij op Mej. Schuringa 11 stemmen en op Mej. Stibbe en Mej. Van Eelen ieder 7 stemmen worden uitgebracht. Wederom geen volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt tot herstemming tusschen Mej. Schuringa en Mej. Stibbe, die bij loting tusschen Mej. Van Eelen en haar is aangewezen als degene, die op het tweetal zal worden geplaatst, overgegaan. Benoemd wordt Mej. Schuringa met 17 stemmen. Op Mej. Stibbe worden 8 stemmen uitgebracht. Punten 3, 4, 5 en 6 (bijl. nos. 92, 86 en 87). Met alg. stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijl. no. 90). De heer Feitsma vraagt, waarom B. en W. de his torische lijn verlaten en voorstellen het handelsonder wijs op te heffen, waaraan destijds getuige de op richting behoefte was. Ook bij het ingestelde onder zoek naar opheffing dezer school in 1928, heeft de Inspecteur van het M.O. zich krachtig verzet tegen opheffing van de eenige in Friesland aanwezige han delsschool, welke hij voor onze provincie beslist nood zakelijk achtte, waarmede de Raad zich vereenigde. Met de overwegingen van B. en W., dat een H.B.S. (A.meer perspectieven opent voor de leerlingen dan een handelsdagschool, meer aan algemeene ontwikkeling geeft, en het omzetten van de bestaande school in een handelsdagschool mitsdien een teruggang op onderwijs gebied beteekent, zou spr. mee kunnen gaan, ware het niet, dat hier een Rijks H.B.S. bestaat, waar het onder wijs dat van een H.B.S. (A) waarschijnlijk zoo dicht zal benaderen, dat spr. den overwegingen van B. en W. niet zooveel beteekenis toekent, als zij er aan hechten. Al schrijft de Comm. van Toezicht, dat het karakter en de sfeer het onderwijs aan de H.B.S. (A) zal stem pelen tot handelsonderwijs, de Inspecteur van het M.O. zegt, dat het algemeen vormend karakter in de drie laagste klassen geheel, en ook in de beide hoogste klassen op den voorgrond staat. Besluit de Raad echter de thans bestaande school om te zetten in een handelsdagschool met 4-jarigen cursus, dan kunnen de ouders een keuze doen, naar gelang van aanleg der leerlingen en andere overwe gingen, tusschen die school en de R.H.B.S., waaraan waarschijnlijk een A-afdeeling zal worden verbonden. Volgens den Inspecteur zal een handelsdagschool, welke gemakkelijker is, meer leerlingen krijgen dan een H.B.S. Deze school is dan ook zeer geschikt voor hen, die meer willen hebben dan Uitgebreid Lager Onder wijs, doch voor wie de H.B.S. te zwaar is. Wordt het voorstel van B. en W. aangenomen, dan is dit uitge sloten, wat voor velen een belemmering zal zijn om zich verder te ontwikkelen. Spr. meent, dat het meer in het algemeen belang is de school niet om te zetten in een H.B.S. (A), maar deze eenige speciale opleiding voor handel en industrie als handelsdagschool te behouden. Vervolgens wijst spr. op enkele tegenstrijdigheden in de toelichting. De heer Cardozo acht de H.B.S. (A) de beste school voor handel en administratie; volgens de Comm. van Toezicht zullen de beide hoogste klassen van de H.B.S. (A) geheel aan handelsonderwijs zijn gewijd, terwijl de Inspecteur schrijft, dat in het leerplan der H.B.S. (A) bij het Nederlandsch en de moderne talen het woord handelscorrespondentie niet wordt genoemd. De heer Cardozo zegt, dat de H.B.S. (A) de ge meente vrijwaart van de verplichte bijdrage aan het Rijk voor leerlingen van de Rijks-H.B.S., wat ook B. en W. waarschijnlijk achten. De Secretaris-Generaal van het Ministerie van O. K. en W. zegt echter nadruk kelijk, dat omzetting in een H.B.S. (A) de gemeente niet vrijstelt van de bijdrage. Is dit het geval, dan behoeven ook de kosten geen belemmering te zijn, de bestaande school om te zetten in een 4-jarige handels dagschool. De heer Algera zegt, dat het momenteel moeilijk is uit te maken wat financiëel voordeeliger is, een han delsdagschool of een H.B.S. (A), omdat men niet zeker weet of de H.B.S. (A) gelijkwaardig wordt geacht aan de H.B.S. (B). Al acht de Secretaris-Generaal van het Ministerie van O. K. en W. beide scholen niet gelijksoortig, de vraag is nog, of dat ook voor de laagste drie klassen geldt. In een correspondentie met het ge meentebestuur van Utrecht zegt de Minister van O. K. en W., dat als criterium van gelijksoortigheid van twee Nijverheidsscholen wordt genomen, dat aan beide scholen gelegenheid bestaat gelijkwaardig onderwijs in dezelfde vakken te genieten. T.a.v. de laagste drie klassen van de H.B.S. (A) kan men zich zeker hierop beroepen. De heer Feitsma meent, dat een H.B.S. (A) geen speciale handelsopleiding geeft, maar blijkens de Mem. van Toelichting op het wetsontwerp is een H.B.S. (A) bedoeld als de school voor algemeene vorming van hen, die zonder verdere studie aan universiteit en hooge- school een, zoo niet leidende, dan toch verantwoorde lijke, positie wenschen te verkrijgen bij een publieke administratie of in het bedrijfsleven. De H.B.S. (A) leidt dus ook voor het bedrijfsleven op. Dat men voor het woord „handelscorrespondentie" het Hollandsche woord „briefwisseling" heeft gekozen, is slechts een kwestie van naam. Ook de Inspecteur van het M.O. zegt, dat hij een oplossing als in Groningen, n.l. een R.H.B.S. (B) naast een gemeentelijke H.B.S. (A) prefereert. Volgens den Raadsbrief kan de school worden om gezet in een H.B.S. (A) of (B), terwijl in de overgangs bepaling van de wet alleen omzetting in een H.B.S. (A) voorkomt. Naar men spr. heeft verzekerd zal een handelsdag school met 4-jarigen cursus hier geen levensvatbaarheid hebben. De ontwikkeling, welke men daar krijgt, is niet toereikend voor den handel in Leeuwarden, met zijn vele buitenlandsche betrekkingen. Een H.B.S. (A) ver dient derhalve de voorkeur. Ook de Minister meent, dat de A-scholen primair zijn en de A-afdeelingen secondair. De Directeur der R.H.B.S. tracht echter thans een A-afdeeling aan die school toe te voegen, waartoe hij, volgens een ingezonden stuk in de Leeu warder Courant, machtiging heeft gekregen, nu het aantal leerlingen meer dan tien is, maar hij is daartoe niet verplicht en waar de ervaring leert, dat in het al gemeen de A-afdeeling aan een H.B.S. (B) niet floreert waarschijnlijk zijn de leeraren aan een H.B.S. (B) niet voldoende georiënteerd om onderwijs in de literair- economische vakken te geven en een A-afdeeling aan de R.H.B.S. naast een H.B.S. (A) doublures zal geven, acht spr. het wenschelijk, en misschien kunnen B. en W. het daarheen leiden, dat men niet zal over gaan tot de oprichting van een A-afdeeling aan de R.H.B.S. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1937. 81 De heer Botke (weth.) kan kort zijn, omdat de heer Algera den heer Feitsma volledig heeft bestreden. In 1916 verzocht de Raad B. en W. na te gaan de wenschelijkheid van-, eventueel voorstellen te doen tot, oprichting van een handelsdagschool en in 1922 werd de 3-jarige H.B.S. met 2-jarige H.H.S. opgericht. Steeds heeft de school goed voldaan en nimmer zijn klachten vernomen, dat er geen voldoende handelsonderwijs in Leeuwarden was. Toch kwam de school dikwijls in be spreking en in 1928 gaf de Raad B. en W. opdracht een onderzoek in te stellen naar de noodzakelijkheid van de 3-jarige H.B.S. als onderbouw voor de hoogere handelsschool. Een commissie ad hoe, waarin ook de heer Feitsma zat, kwam na een grondig onderzoek tot. de overtuiging, dat de 3-jarige onderbouw moest blijven bestaan. Tevens adviseerde die commissie tot onver wijlde omzetting in een H.B.S. AB. en W. en de Raad hebben dit voorstel, op aanraden van de com missie van toezicht op het Middelb. Onderwijs, niet gevolgd en wilden het wetsontwerp tot regeling van het middelbaar onderwijs afwachten. In 1930 kwam de zaak weer aan de orde, toen de Inspecteur ernstig voorstan der bleek van een H.B.S. (A). Om verschillende rede nen is de zaak toen gestremd en thans is de nieuwe wet er. Na voorlichting door deskundigen en na een bespre king o.a. met den Inspecteur van het M.O., den Direc teur der school en afgevaardigden van de Kamer van Koophandel, waren B. en W. unaniem voor omzetting in een H.B.S. (A). De H.B.S. (A) toch is ontstaan uit de handelsschool en ook de commissie ad hoe wees er reeds op, dat de handelsscholen o.a. in Amsterdam en Rotterdam in een H.B.S. (A) waren omgezet. Thans acht de Minister de H.B.S. (A) primair en het ligt naar spr. meent ook voor de hand dat een H.B.S. Adie als geheel op den handel is ingesteld, beter is dan een afdeeling A van een H.B.S. (B). Vooral de sfeer zal hier het onderwijs meer tot handelsonderwijs stempelen en misschien kan de lesrooster o.a. met stenografie en fabrieksboekhouden worden uitgebreid. Bovendien is in Leeuwarden wel plaats voor 2 H.B.-scholen. Wordt de gem. H.B.S. handelsdagschool, dan moet men de bijdrage voor de leerlingen van de R.H.B.S. betalen, terwijl men volgens deskundigen daarvan, althans voor de eerste drie klassen, vermoedelijk is vrijgesteld, wanneer zij een H.B.S. (A) wordt. Wat ook heel logisch zou zijn. Voorts is een nadeel, dat de leerlingen van een 4-jarige handelsschool niet verder kunnen studeeren, terwijl voor de leerlingen, die de H.B.S. (A) hebben doorloopen, het geheele handelsgebied openstaat. De leerlingen van de M.U.L.O. school kunnen altijd nog de avondhandelsschool volgen. Een H.B.S. (A) is dus tot heil van de leerlingen, van de gemeente en van de provincie. Den heer Feitsma is het onbegrijpelijk, dat B. en W. in betrekkelijk korten tijd geheel van inzicht zijn ver anderd. In 1928 werd ten sterkste aangedrongen deze speciale handelsopleiding te laten bestaan en in deze richting door te gaan. Wel adviseert de Comm. van Toezicht nu tot om zetting in een H.B.S. (A), maar in tijden van bezui niging doet men wel eens meer dingen, welke men liever niet doet. Het voorstel spreekt van een gelijksoortige school aan de bestaande, maar ouders, die hun kinderen meer ontwikkeling willen geven dan het uitgebreid lager onderwijs en voor wie de H.B.S. te zwaar is, zijn nu gehandicapt. Daarom voege men een 4-jarige han delsdagschool in. De heer Botke (weth.) meent, dat, indien het was, zooals de heer Feitsma zegt, in den loop der tijden de behoefte aan een 4-jarige handelsdagschool wel was gebleken. De door dezen bedoelde jongelui gaan naar de Middelbare Avondhandelsschool en werken over dag. De verandering in H.B.S. (A) betreft hoofd zakelijk den naam; het leerplan behoeft bijna geen wijziging. Ook volgens den Inspecteur van het M.O. benadert de H.B.S. (A) den bestaanden toestand het meest. De kernvakken blijven gelijk, maar daarnaast geeft de H.B.S. (A) meer algemeen vormend onderwijs en den leerling meer perspectieven. De heer Feitsma herhaalt, dat in het verschenen leer plan van de H.B.S. (A) het woord handelscorrespon dentie niet wordt genoemd. Kinderen, die meer alge meen vormend onderwijs willen hebben, kunnen altijd naar de R.H.B.S. gaan, maar voor de groep tusschen U.L.O. school en H.B.S., is voortgezet onderwijs nu absoluut onmogelijk. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 83). De heer Muller, zich grootendeels bij het voorstel aansluitende, betreurt toch ten zeerste, dat de tariefs verlaging niet grooter is, b.v. tot 20 cent voor het enkel tarief. Hij zal zich echter tegen de voorgestelde tarieven, die hij beschouwt als een compromis tusschen het P.E.B. en de gemeente, niet verzetten. Uit het feit, dat B. en W. de meterhuur plotseling met 7 cent per maand verhoogen de Dir. stelde zelfs een verhooging van 100 voor en de piekmeterhuur niet wordt gewijzigd, terwijl met niets wordt aange toond dat de tegenwoordige prijs ad 1.56 per jaar te laag en de nu voorgestelde 2.40 per jaar de juiste calculatie is, blijkt, dat in de nieuwe meterhuur een soort vastrecht zit, wat spr. uit den booze acht. Spr. dient geen amendement in, doch verzoekt B. en W. den Raad te willen inlichten omtrent kostprijs en gemiddelden levensduur van de meters, opdat deze kan nagaan of de meterhuur in overeenstemming is met hetgeen er voor geleverd wordt, om eventueel bij de begrooting 1938 daarop terug te komen. De heer Van der Schoot vindt, dat het met deze tariefsverlaging gaat in de goede richting minder groote winst voor de gemeente en tarieven, niet zooveel meer uitgaande boven den kostprijs. Ook spr. had gaarne een calculatie van de meter huur. Is hierin ook winst berekend Mevr. BuismanBlok Wijbrandi lijkt het wensche lijk eerst het principiëele deel het nieuwe contract in bespreking te brengen. De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar en stelt Ontwerp A aan de orde. De heer Van der Meulen zegt, dat dit voorstel voor de gemeente, ingezetenen en provincie zeer belangrijk is. Het voorstel behelst, dat de gemeente afziet van be paalde rechten uit bestaande contracten, waartegen over zij lagere stroomprijzen betaalt, maar verplicht is ook hare tarieven te verlagen. Bovendien wordt de gemeente vrijgesteld van de verplichte jaarlijksche bijdrage ad 50.000.aan de provincie. Het nieuwe contract schenkt inderdaad aan de inge zetenen vrijwel direct ingaande tariefsverlaging, maar daarvoor geeft de gemeente prijs het mogelijke recht van gedeeltelijke terugvordering op de provincie van wat zij haar krachtens diverse contracten heeft betaald. Die terugvordering is een kwestie van taxatie, waar de een grooter waarde aan toekent dan de ander. Spr. slaat die waarde niet gering aan. Volgens art. 4 van het betreffende contract van 5 September 1923, zal de provincie in 1946 de helft van het zeer groote bedrag, dat de gemeente dan heeft be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 2