92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937. Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937. 75.000. dat dit als gevolg van de concurrentie door de electriciteit is Spr. vreest, dat dit een punt van twist wordt en wil deze zinsnede schrappen. Hij wil gaarne van den wethouder der Bedrijven weten, of zijn vrees ongegrond is. Eveneens maakt spr. bezwaar tegen art. 9, dat, spe ciaal in verband met het tweede lid, een twistpunt kan zijn. Spr. constateert, dat de gemeente bij deze nieuwe overeenkomst haar rechten op de provincie verliest, terwijl deze bovendien in de artt. 3, 4 en 9 nog nieuwe rechten krijgt. Den heer Praamsma verheugt het, dat de gemeente nu niet meer dan 250.000.winst kan maken. Deze aanvaardt dus den stok achter de deur, dat het P.E.B. voortaan invloed krijgt t.a.v. de bedrijfspolitiek der gemeente bij het G.E.B. Spr. verheugt dit niet en als hij het voorstel toch aanvaardt, is het, omdat hij geen vrijmoedigheid vindt tegen de direct ingaande tariefsverlaging te stemmen. De heer Van Kollem meent, met alle respect voor de Raadsleden die hebben gesproken, dat de debatten ver wateren. Het betreft hier een belangrijke principieele zaak. Aan den eenen kant staat de gemeente, aan den anderen de provincie, ieder met haar eigen belang. Z.i. ware het voldoende geweest, dat de Raadsleden de uiteenzettingen van de wethouders, aangevuld met de overgelegde stukken en het advies der Lichtcomm., als grondslag hadden genomen. Spr. vindt het tamelijk kras gezegd door een lid dier commissie, dat de Voorzitter daarvan een zeer belang rijk punt niet heeft behandeld. De heer Turksma: Niet voldoende. De heer Van Kollem: Dat is in deze belangrijke zaak hetzelfde. Spr. wordt hieromtrent gaarne nader inge licht. Hij wil aannemen, dat de heer Turksma geen juist oordeel heeft kunnen vormen, wat hij betreurt, omdat de Raadsleden, die geen deel van de Lichtcomm. uit maken, hun meening moeten gronden op de overgelegde stukken en rapporten. Spr. heeft voorts onoverkomelijk bezwaar tegen het koppelen van de beheersverordening aan het contract. Meenen B. en W. voorts ook niet, dat deze kwestie, met zoo belangrijke consequenties, in de Fin. Comm. had moeten worden behandeld Dan was de princi pieele kwestie hier misschien alleen aan de orde geko men, vóórdat B. en W. aan de nadere uitwerking waren begonnen. Veel had dan buiten bespreking kunnen blijven, terwijl de Raad thans voor een monnikenwerk staat. De heer Algera kan met het limiteeren van de winst op zichzelf wel meegaan, maar niet met den vorm, waarin het gebeurt. Formeel zal het wel in orde zijn, maar z.i. is het eenigszins in strijd met de gemeentelijke autonomie. En hoe zal het Rijk tegenover deze bepaling staan Het komt toch practisch hierop neer, dat, wan neer er 300.000.winst wordt gemaakt en deze wordt tot 250.000.gelimiteerd, het Rijk 50.000.moet betalen, omdat Leeuwarden een halfgesaneerde ge meente is. Heeft het Rijk daartegen bezwaar, dan kan de gemeente deze bepaling niet handhaven, waardoor het oude contract 1917 van kracht wordt. De claim is echter verdwenen, zoodat daarvoor dan practisch niets is ontvangen. Velen kennen aan de claim weinig waarde toe, maar de provincie heeft reeds voor even- tueele terugbetaling een groot bedrag gereserveerd. Zij gaat zich dus wapenen, hetgeen niet noodig zou zijn, wanneer zij al voornemens was na 1946 met lage tarie ven te komen. De heer Hellema (weth.) meent, met den heer Van Kollem, dat door de discussies de belangrijke punten zijn vertroebeld. Doordat de tariefsverlaging aan het nieuwe contract is gekoppeld, is men geneigd te veel op het oogenblikkelijke voordeel te letten. Bij een juiste beoordeeling moet men echter deze verlaging zuiver scheiden van den verkoop van de rechten van de gemeente. Eerst ga men na of, wat de gemeente geeft voor den goedkoopen inkoopsprijs, de juiste koopprijs is. Daarna bepale men hoeveel aan tariefsverlaging kan worden besteed. Spr. is na herhaalde bestudeering nog van meening, dat, wat de provincie aanbiedt, in geen verhouding staat tot wat de gemeente prijsgeeft en de Raad zij er zich terdege van bewust, dat hij bezig is een recht te verkoopen, waarvan hij later groote spijt kan hebben. Enkele sprekers hebben betoogd, dat de claim en het terugvorderingsrecht van art. 8 niets waard zijn. Laat de gemeente ze dan houden en eventueel later gebruiken en nu opnieuw met de provincie gaan onder handelen, welke korting deze op de stroomprijzen wil geven, als de gemeente bij de bestaande contracten meer stroom afneemt. Ten onrechte wordt dit gekoppeld aan verkoop van de claim en het recht van art. 8 en spr. is verplicht de waarde dezer rechten nogmaals uiteen te zetten. In 1916 heeft de gemeente haar fabriek overgedaan. Het opwekken van stroom door de gemeente kan een goed bedrijf zijn, dat de gemeentelijke inkomsten sti muleert, al zal het oorspronkelijke motief tot oprichting wel zijn geweest om in de behoefte aan electrischen stroom te voorzien. Volgens het nieuwe contract zal de volgende 10 jaar 250.000.winst per jaar voor de gemeentekas kun nen worden aangewend. Wie weet echter, of er 250.000.— winst gemaakt kan worden Het verwon dert spr., dat hier gezegd is, dat dit meer dan genoeg is. Men vergete toch niet, dat de gemeentekas deze winst zeer hard noodig heeft en nog vele jaren noodig zal hebben om de groote gaten te stoppen. Hoe wil de Raad, bij gemis hiervan, aan alle aanvragen om ver hooging, o.a. van steun aan schippers, en aan andere dingen, voldoen Het geld moet ten slotte ergens van daan komen. Spr. had gaarne de 50.000. welke voor 1937 niet meer betaald behoeven te worden, gebruikt voor de armenverzorging, als de gemeente het zelf niet noodig had. De gemeente moet vrij blijven het bedrag der te besteden winst vast te stellen en is 250.000.— niet meer noodig, dan kan zij zelf dit be drag limiteeren. De werkloosheid neemt echter niet af en de kosten van armenverzorging stijgen, zoodat de winst thans een onmisbare bron van inkomsten is. Stel, dat de gemeente zich de volgende 10 jaar financieël beter kan redden en het P.E.B. in 1946 niet langer zou gedoogen, dat de gemeente winst op den stroom maakt en wil, dat het G.E.B. zuiver een distributieapparaat zal zijn, waar haalt de gemeente dan het geld vandaan? De claim, de waarborg voor de gemeente, is dan ver dwenen. In 1946 komt alles wel in orde, wordt gezegd: spr. is daar niet gerust op. Er kunnen zich allerlei om standigheden voordoen, waardoor de claim wel degelijk dienst kan doen. Zoo is de provincie in 1946 vrij recht streeks stroom in de gemeente te leveren en dan heeft de gemeente niets om daar tegenover te stellen. Houdt men de claim, waartegen de provincie zich ook wapent, dan heeft de gemeente altijd een wapen in de hand. De gemeente krijgt het geld in 1946 toch niet, aldus enkele sprekers. Dat is te hopen, want dat bewijst dan, dat de ge meente een goed en billijk contract krijgt. Het is ook in 1923 de bedoeling van de claim geweest, dat de gemeente gewaarborgd is in 1946 en dat recht mag vandaag niet worden verkocht, omdat het met de stroomlevering tot 1946 niets te maken heeft. Het ver wondert spr., dat Ged. St. een dergelijk contract goed keuren. Het betreft hier een zuiver privaatrechtelijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937. Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937. 93 contract met het P.E.B., dat de gemeente ook met een particuliere fabriek zou kunnen sluiten. Maar spr. ge looft niet, dat Ged. St. dan zouden goedkeuren, dat de gemeente een recht, dat in 1946 zal gelden, prijsgeeft voor een contract tot 1946. Bij den heer De Bruin heerscht groot misverstand omtrent art. 8 van het contract 1917. Dit houdt in, dat als het P.E.B. door de slechte jaren heen is en blijkens de cijfers zal dit over een paar jaar het geval zjjn dit aan de gemeente moet restitueeren het be taalde aan stroom boven den kostprijs 20 Dit recht, dat spr. zeer hoog aanslaat en dat de gemeente belangrijke reducties zal geven, is uitermate geschikt voor verkoop om thans lagere stroomprijzen te bedin gen. Men garandeert zich dan ook de goedkeuring van Ged. St., daar dit recht tot terugvordering, dat de jaren tot 1946 ten goede zal komen, zuiver opweegt tegen de nieuwe tarieven tot 1946. Aanneming van het voor stel van B. en W. beteekent echter dat de gemeente dit recht, waarvan zij in de volgende tien jaar veel profijt kan hebben, in de toekomst niets meer waard is. Want hoe voordeelig het P.E.B. voortaan ook zal werken, de gemeente heeft er niets meer aan, daar ze aan de thans vast te stellen inkoopsprijzen zal zijn gebonden. De heer De Bruin meent, dat de gemeente toch niet van dit recht zal kunnen profiteeren. Dit is een onzui vere stelling, waardoor het recht van art. 8 buitenge woon wordt verkleind. Spr. heeft het trouwens nooit meegemaakt, dat men zijn eigen rechten zoo weinig waarde toekent, als hier het geval is en hij kan daar niet genoeg tegen waarschuwen. Spr. heeft zich den vorigen keer in principe tegen de vaststelling van de in de gemeentekas te storten winst verklaard. Hier schuift publiek- en privaatrecht over elkaar. Formeel is het wel zoo, dat door aanneming van de beheersverordening de Raad het bedrag vaststelt, maar spr.'s bezwaar blijft, dat gedurende 10 jaar niet meer dan 250.000.— aan de gemeente ten goede mag komen. En men vergete niet, dat de provincie geen 250.000.— winst garandeert. Spr. begrijpt de tegen stelling, welke steeds wordt gemaakt, tusschen het voordeel voor de inwoners en dat voor de gemeente niet. Of de winst nu ten voordeele van de gemeentekas komt of van de bewoners is precies hetzelfde, want wat niet uit het bedrijf komt, moet op andere wijze toch door de bewoners worden opgebracht. De vraag, wat het Rijk van dezen maatregel zal zeg gen, welke ook bij spr. is opgekomen, is onmogelijk te beantwoorden. Spr. heeft echter eenige amendementen ingediend om de moeilijkheden te ondervangen, opdat de gevolgen eventueel niet zoo ruïneus zullen zijn als bij het thans ingediende voorstel. Zoodra de gemeente van een hoogere winst zou willen profiteeren door dit nieuwe contract, treden groote nadeelige gevolgen op. Spr. blijft van meening, dat de gemeente veel te veel geeft en in elk geval dient de claim buiten beschouwing te worden gelaten. Wanneer die dan niets waard is, kan zij gehandhaafd blijven, want dan heeft ook nie mand er last van en is zij wel belangrijk, dan moet zij zeker blijven bestaan. De heer Westra (weth.) zegt, dat de heer Hellema de zaak zeer zwartgallig heeft voorgesteld. Over de claim kan spr. na zijn uitvoerig betoog, moeilijk nog iets nieuws naar voren brengen. Wat de vaststelling van de winst betreft, deze hoort wel degelijk in het contract thuis, want reeds in het contract 1917 is in het eerste lid van art. 1 hetzelfde principe vastgelegd. Daarbij toch wordt de gemeente verplicht het verbruik van electriciteit zooveel mogelijk te bevorderen. Nu wordt gemeend, dat, door de winst in de gemeentekas te storten, het verbruik niet altijd zooveel mogelijk is bevorderd, en de bepaling om de winst tot 250.000.te beperken is ingevoerd om deze verplichting van de gemeente, voorzoover het nu nog mogelijk is, te kunnen nakomen. Het is dus slechts een nadere preciseering van art. 1 van het oorspronkelijke contract. Gezien de omstandigheden kan moeilijk voor taan geen winst meer in de gemeentekas worden gestorthet maximum is nu gesteld op ongeveer het gemiddelde bedrag dat de laatste jaren aan winst is gemaakt. Bovendien is deze beperking een van de essentiëele voorwaarden, waarop de stroomprijsverlaging wordt verkregen, wat reeds bleek bij de onderhandelingen in 1935. Wordt deze bepaling dus niet opgenomen, dan krijgt de gemeente geen verlaging van den inkoopsprijs en kan zij ook niet overgaan tot verlaging der tarieven. De heer Hellema zegt, dat het nieuwe voorstel geen zekerheid geeft dat de winst 250.000.blijft, maar die zekerheid mist men in elk geval als de tarieven gelijk blijven. De in- en verkoopsprijs worden verlaagd, dus blijft de kans op 250.000.— winst gelijk. Door het nieuwe contract komt alleen 100.000.be schikbaar, Het totale bedrag der tariefsverlaging be draagt per jaar 66.000.—, maar omdat de verlaging eerst 1 Juli ingaat en de nieuwe tarieven pas langzamer hand worden ingevoerd, is de verlaging dit jaar te stellen op ƒ30.000. Er kan dus ƒ70.000.— worden gereserveerd, welk bedrag allereerst bestemd is om te voegen bij de winst, wanneer die beneden 250.000. zou blijven. Zoo kan ieder jaar 30.000.— worden ge reserveerd om zoo noodig de winst op te voeren. (Mevr. Buisman—Blok Wij bran diMag dat van het Rijk?). Waarom zou de gemeente niet mogen reserveeren en een dergelijke bepaling in de beheersverordening opnemen en daarnaast ƒ250.000.— winst in de gemeentekas storten Als het Rijk er naar vroeg en de gemeente kan aantoonen dat door dezen maatregel juist wordt bereikt dat ieder jaar de volle 250.000.— aan de gemeentekas ten goede komt en dat dit een gevolg is van de lagere inkoopsprijzen van den stroom, dan zal dit zeker worden goedgekeurd. Het Rijk kan toch nooit afkeuren, dat ge probeerd wordt voordeelen voor de gemeente èn de inwoners beide te krijgen. Er is immers geen tegen stelling tusschen hetgeen de gemeente ontvangt en wat via de bewoners binnenkomt. Aanneming van het voorstel van B. en W. geeft een minimum-verlaging van de inkoopsprijzen van 100.000.voor dit jaar en van 50.000.— voor vol gende jaren, wat nu aan de gemeente of den inwoners ten goede komt en niet meer aan de verbruikers van electriciteit buiten Leeuwarden, zooals op het oogenblik. Daarom neme de Raad dit voorstel met beide handen aan. Bovendien zit er een natuurlijk accrès in deze electriciteitsafname. Hoe meer stroom wordt afgenomen, hoe meer de stroomprijs terugloopt en dus zal de ge meente op den duur nog grooter voordeel krijgen. Er is gezegd, dat het recht van art. 8 een goed ruil object zou zijn voor de lagere stroomprijzen. Nu meent men misschien dat de in art. 8 genoemde voortbrengings- kosten 20 beteekent, dat de provincie 20 winst op de stroomprijzen mag maken. Dit is niet het geval. De voortbrengingskosten zijn de kosten, welke de pro ductie aan de provincie kostde gemeente neemt den stroom op de centrale over en daarop komen geen distri- butiekosten. De afgifte van stroom buiten Leeuwarden kan slechts geschieden ten koste van belangrijke distri- butiekosten: deze afgifte heeft evenwel lagere productie kosten, ook voor den stroom te Leeuwarden, ten ge volge. Deze 20 dient dus als een vergoeding van Leeuwarden in deze distributiekosten. Spr. kan niet berekenen, of deze 20 inderdaad een billijke ver goeding voor deze kosten is. Als het P. E. B. de geaccumuleerde verliezen heeft afgeschreven, treedt art. 8 in werking en dan zal telkens voor één jaar het bedrag der restitutie worden vast gesteld naar de gemiddelde productiekosten over de voorafgaande 5 jaren. Ook de heer Hellema heeft er reeds op gewezen, dat die reductie eventueel slechts

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 3