96 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937.
Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937.
Art. 2.
Hierbij is aan de orde een amendement-Hellema,
luidende
„Ondergeteekende stelt voor aan art. 2 van Ont
werp A toe te voegen ,,Dit artikel treedt alleen dan
in werking indien de verordening op het beheer
wordt gewijzigd en aangevuld op de wijze als be
doeld in art. 3."
welk amendement B. en W. overnemen.
Art. 2, aldus aangevuld, wordt met alg. stemmen
vastgesteld.
Art. 3.
Hierbij is aan de orde een amendement-Hellema,
luidende
„Ondergeteekende stelt voor in art. 3 van Ontwerp
A het bedrag ad 250.000.te wijzigen in
254.634.62 wat betreft 1937.".
De heer Hellema (weth.) zegt, dat de gemeente, nu
het contract wel zal worden aangegaan, moet oppassen
zich niet in moeilijkheden te steken. Het is daarom beter
de op de begrooting 1937 aangebrachte 254.634.62,
winst uit het G.E.B., te handhaven en niet terug te
brengen tot 250.000. Voor dit jaar moet men een
uitzondering maken. Het is spr. ook goed, dat Ged. St.
wordt medegedeeld dat het voorbehoud wordt gemaakt,
dat voor dit jaar 254.634.62 in de gemeentekas mag
worden gestort.
De heer Westra (weth.) meent, dat B. en W. dit
amendement kunnen overnemen.
De heer Van Koliem heeft onoverkomelijk bezwaar
tegen het fixeeren van de te besteden winst op een
bepaald bedrag.
Hij stelt daarom voor
„Ondergeteekende stelt voor achter het woord
artikelen, 12e regel van boven, een punt te plaatsen,
en de rest van het artikel te laten vervallen.".
De heer Westra (weth.) zegt, dat als de bepaling
t.a.v. de winst vervalt, het geheele contract vervalt.
B. en W. zullen in dat geval hetzelfde standpunt
moeten innemen als t.a.v. art. 1.
De heer Buiël acht het volgens het voorgestelde
contract niet mogelijk om van de winst boven
250.000.een reserve te vormen tot aanvulling van
winst, welke in latere jaren beneden het volgens het
voorgestelde contract geoorloofde bedrag blijft. Is dit
wel mogelijk, dan zou het voorgestelde contract toch
geen verlaging der tarieven bevorderen, want dan zou
de meerdere winst bijv. gedurende 10 jaren kunnen
worden gereserveerd en bij de beëindiging van het con
tract in de gemeentekas kunnen worden overgeheveld.
Er is in het contract ook alleen sprake van reserve voor
uitbreiding en verbetering van het bedrijf en voor
tariefsverlaging en niet van een winstreserve.
Den heer Westra (weth.) lijkt art. 3 buitengewoon
eenvoudig. Als aan het einde van een jaar de winst van
het G.E.B. wordt vastgesteld, wordt 250.000.winst
aan de gemeente uitgekeerd en de rest gereserveerd.
Deze reserve zal, indien, om welke reden dan ook of
op aandrang van den Raad, een verdere tariefsverla
ging noodig zou zijn, daarvoor aangesproken kunnen
worden en ook zal, wanneer de winst in een bepaald
jaar beneden 250.000.blijft, deze uit de reserve
kunnen worden aangevuld, zoodat aan de gemeente
toch 250.000.ten goede komt.
De heer Buiël betoogt, dat als over enkele jaren de
winst niet tot 250.000.aangevuld zou behoeven
te worden, de eerste vraag zal zijn hoe staat het met
de bouwreserve. De beheersverordening voorziet
slechts in een bouw- en bedrijfsreserve en niet in een
winstreserve en geeft aan dat die reserves niet boven
een bepaald bedrag mogen komen. Die reserveposten
zouden dus niet gebruikt kunnen worden om de winst
boven 250.000.voor die posten aan te wenden en
de meerdere winst moet dan dus voor tariefsverlaging
aangewend worden, hetgeen de bedoeling van het
contract is.
De wethouder zegt welwij potten het overschot
van de winst op en gebruiken dit voor aanvulling van
de winst of voor tariefsverlaging, maar dit is in het
voorgestelde contract niet te lezen.
De heer Westra (weth.): In Ontwerp C, de beheers
verordening betreffende, is dit omschreven.
De Voorzitter wil het voorstel-Van Koliem in stem
ming brengen.
Den heer Van Koliem is het niet duidelijk, waarom,
als dit voorstel wordt aangenomen, het geheele con
tract door B. en W. moet worden ingetrokken. Hun
voorstel blijft verder intact.
De heer Westra (weth.) betoogt nogmaals, dat bij
de onderhandelingen steeds stroomprijsverlaging heeft
voorgezeten. De Provincie geeft deze echter niet om
de gemeentekas te stijven, maar voor tariefsverlaging.
Dit artikel dient, om dat te regelen. Neemt men dit
essentiëele punt weg, dan vervalt de grondslag van het
contract, waarop met Ged. St. overeenstemming is be
reikt. B. en W. kunnen hun voorstel dan niet meer
handhaven en er zullen geheel nieuwe onderhandelin
gen moeten worden begonnen.
De heer Van Koliem: B. en W. kunnen hun voorstel
toch handhaven. Dan blijkt eventueel vanzelf, of Ged.
St. het niet aannemen.
Het voorstel-Van Koliem wordt met 16 tegen 6
stemmen, die van de heeren Van der Meulen, Van
Koliem, Turksma, Hellema, Muller en Mevr. Buisman-
Blok Wijbrandi, verworpen.
Art. 3 wordt met alg. stemmen onveranderd vast
gesteld, met dien verstande, dat het voorbehoud wordt
gemaakt, dat voor 1937 254.634.64 in de gemeentekas
wordt gestort.
Art. 4.
Hierbij is aan de orde een amendement-Hellema,
luidende als volgt
„Ondergeteekende stelt voor in art. 4 van Ont
werp A het volgende te schrappen
„als gevolg van de concurrentie door de electri-
citeit."
De heer Hellema (weth.) wil art. 4 zoo duidelijk
mogelijk redigeeren en daarin geen moeilijk uit te voe
ren bepalingen opnemen. Het is eenvoudig niet na te
gaan, of de mindere winst van de Gasfabriek een ge
volg zal zijn van de concurrentie door de electriciteit.
De gemeente moet in ieder geval over het max. be
drag, dus 325.000.van beide bedrijven, kunnen
beschikken.
De heer Westra (weth.) antwoordt, dat B. en W.
dit punt het langst hebben volgehouden. Nadat omtrent
andere punten reeds lang overeenstemming heerschte,
eerst tusschen de Directeuren van de beide bedrijven.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937. 97
Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937.
later tusschen Ged. St. en B. en W„ hebben B. en W.
deze kwestie volgehouden. Desondanks hebben Ged.
St. dit absoluut afgewezen. Wordt dit artikel dus ge
wijzigd overeenkomstig het voorstel-Hellema, dan
kunnen Ged. St. dit niet accepteeren, omdat dan de
situatie voor de gemeente gunstiger wordt. Wil men
de heele overeenkomst niet in gevaar brengen, dan
verandere men dergelijke essentiëele punten niet.
De heer Posthuma vindt het moeilijk met dit artikel
mee te gaan, èn om de meerdere inmenging van Ged.
St. èn omdat dit een twistpunt kan worden.
Laat de Raad het maar eens probeeren en het voor
stel-Hellema aannemen. Dan is er in ieder geval één
twistpunt minder en men kan afwachten, wat Ged. St.
zeggen.
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi wenscht niet aan
alle kanten gedwongen te worden tot dingen, welke
men niet wil. De Raad geeft zoovele essentiëele punten
toe en nu moet de Provincie, die al zoo groote voor
deden van de gemeente krijgt, het goedvinden als de
Raad een dergelijke kleinigheid veranderd wenscht.
De heer Westra (weth.) zegt, dat deze clausule is
opgenomen in verband met de concurrentie-mogelijk-
heid. B. en W. hebben deze kwestie het langst vol
gehouden.
Deze clausule is opgenomen om aan enkele bezwaren
van B. en W. tegemoet te komen en is in het belang
van de gemeente: Ged. St. wilden haar graag missen.
Als gevolg van de lagere gastarieven en de stijgende
kolenprijzen zal de winst van de Gasfabriek reeds ver
minderen en het is te verwachten dat deze juist door
de lagere electriciteitstarieven nog meer zal terug-
loopen daarom moet men haar in dit verband laten of
het geheele artikel laten vervallen.
Spr. ontraadt ten sterkste dit amendement.
Het amendement-Hellema wordt met 13 tegen 9
stemmen, die van de heeren Van der Geest, Turksma,
Posthuma, De Vries, Hellema, Muller, Mevr. Buisman-
Blok Wijbrandi en de heeren Van der Meulen en Van
Koliem, verworpen.
Art. 4 wordt met alg. stemmen onveranderd vast
gesteld.
Artt. 5 9 worden met alg. stemmen onveranderd
vastgesteld.
Art. 10.
Hierbij zijn aan de orde de amendementen-Hellema,
luidende
„Ondergeteekende stelt voor in art. 10 van Ont
werp A te laten vervallen,: „Met uitzondering
werkt."
en
„Ondergeteekende stelt voor art. 10, lid 2, aan
te vullen als volgt
„Hetgeen de gemeente Leeuwarden dan minder
mocht hebben betaald, dan volgens de overeenkomst
van 1917, wordt in mindering gebracht van de even-
tueele reducties volgens art. 8, lid 1, dier overeen
komst."
De heer Hellema (weth.) wijst er op, dat, wanneer
men de bedrijfsverordening na deze wijziging weer zou
willen wijzigen, bijv. om meer dan 250.000.in de
gemeentekas te storten, om welke reden dan ook, ook
die wijziging door Ged. St. moet worden goedgekeurd.
Hierdoor wordt de drang om af te wijken van de be
paling tot beperking der winst, ten einde eerst van het
nieuwe contract en daarna van de gunstige bepaling
van art. 8 van het contract 1917 te profiteeren, abso
luut geremd.
Wordt dit amendement aangenomen, dan dient de
bepaling te worden opgenomen, dat, wat de gemeente
reeds extra heeft genoten op grond van het nieuwe
contract moet worden verrekend met hetgeen zij even
tueel zal ontvangen volgens art. 8, lid 1, van het con
tract 1917.
De Voorzitter vraagt, of de heer Hellema de twee
amendementen als één geheel beschouwt.
De heer Hellema (weth.): Ja. Nu de goedkeuring
van Ged. St. vereischt is, zal men alleen in zeer moei
lijke omstandigheden tot afwijking van de bestaande
verordening overgaanzijn die omstandigheden er
echter, dan moet er gelegenheid tot afwijking bestaan.
Als bovendien het genoten voordeel van de eventueele
reductie afgaat, kan, naar spr. meent, niemand iets
tegen deze oplossing hebben en zij zal beide partijen
bevredigen.
De heer Westra (weth.) zegt, dat de voordeden van
art. 8 als koopprijs zijn genomen voor het nieuwe
contract. Bleef nu overeenkomstig het amendement-
Hellema genoemde zinsnede van art. 8 bestaan, dan zou
de gemeente, na eerst van het nieuwe contract te heb
ben geprofiteerd, nog van art. 8 kunnen profiteeren,
door b.v. meer dan 250.000.— in de gemeentekas te
storten. De heer Hellema stelt hiervoor verrekening
in de plaats en het kan best mogelijk zijn, dat Ged. St.
dit zullen accepteeren, maar spr. betreurt het zeer, dat
de heer Hellema dit voorstel niet in de vergadering van
B. en W. heeft besproken. Spr. neemt hem dit niet
kwalijk men kan later een oplossing vinden (morgen
echter misschien weer een andere) maar het is toch
niet juist dat iemand, die in de gelegenheid is geweest
om invloed op het contract uit te oefenen, nu weer met
een andere opvatting in den Raad komt.
Spr. kan er momenteel weinig van zeggen, doch het
komt hem voor, dat, als de gemeente inderdaad om
dringende redenen genoodzaakt zou zijn de bedrijfs
verordening te wijzigen, art. 9 gelegenheid biedt met
Ged. St. overleg te plegen. Bovendien moet heden de
beslissing vallen, omdat het bedrijf reeds rekening met
de tariefsverlaging moet houden, zal deze met ingang
van 1 Juli ingaan. Door deze wijziging zal de tariefs
verlaging misschien weer een paar maanden moeten
worden uitgesteld. Acht de Raad de door den heer
Hellema voorgestelde wijziging belangrijk, hij neme
haar aan, maar spr. meent, dat de Raad het voorstel
van B. en W., dat in den breede is besproken, gerust
kan accepteeren.
De heer Buiël: Schept dit geen tegenstrijdigheid met
art. 1, waarin staat, dat geen verdere verrekening tus
schen partijen zal plaats vinden
De heer Hellema (weth.): Art. 1 betreft de overeen
komst van 1923; het gaat hier over het contract 1917.
Spr. heeft groot bezwaar tegen de regeling in art.
10, 2e lid. Als de gemeente dan toch haar rechten prijs
geeft, wil spr. vastleggen, dat als Leeuwarden in om
standigheden komt, dat de nieuwe overeenkomst moet
eindigen, de billijkheid wordt betracht. Volgens het
nieuwe contract treedt dan de oude overeenkomst 1917
weer in werking, behalve de voordeelen daarvan.
De amendementen-Hellema worden met 14 tegen 8
stemmen, die van de heeren Hellema, Muller, Mevr.
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Meulen,
Van Koliem, Algera, Turksma en Posthuma. ver
worpen.